Fungus: Het geluk van een tweede leven

Fungus. Laat die naam vallen in de nabijheid van een wat oudere folkliefhebber en dikke kans dat je vastgebakken zit aan lyrische verhalen en sentimenten. Maar ook jongeren zijn zich Fungus bewust. Want Fungus: dat was toch waar het allemaal mee begon in Nederland? De vier – en later vijf – ‘mannen met baarden’ die de Nederlandse volksmuziek een gezicht, een identiteit gaven? Die een hit hadden met Kaap’ren varen en heel Nederland er van doordrong dat er zoiets bestond als Nederlandse volksmuziek?


Ze waren een voorbeeld voor veel – toen – jonge muzikanten, een katalysator in een proces. Met de uitgave van The Fungus Collection, de eerste vier lp’s van de groep gedigitaliseerd en binnenkort een aantal concerten van Fungus ‘nieuwe stijl’ wordt het tijd om het fenomeen Fungus eens te ontrafelen aan de hand van gesprekken met Fred Piek, Koos Pakvis, Kees Maat, Sido Martens en Louis Debij.

Geschiedenis, ontstaan en ontwikkeling
Vlaardingen was de thuishaven van Fungus. Als trio hadden Fred Piek, Kees Maat en Bob Dekenga in 1973 al een single Farewell to Tarwathie opgenomen. Dekenga verliet daarna de groep – om later weer terug te keren – en werd vervangen door een bassist (Koos Pakvis) en een volharde Fries (Sido Martens). In die samenstelling werd de titelloze debuut-lp opgenomen, een standaardwerk voor de Nederlandse folk. Later voegde studiomuzikant Louis Debij zich bij het viertal. Maar hoe begon het nu precies? Wat waren de plannen, idealen en vooral: hoe herinneren de muzikanten zich Fungus?

Koos Pakvis: ‘Fungus was een vriendengroep die steeds verder groeide. Op een bepaald moment zijn we professioneel geworden. Dat wil zeggen, we waren fulltime bezig met muziek en met niets anders, maar eigenlijk waren we gewoon amateurtjes. De verdiensten werden in een grote pot gedaan en verdeeld. We hadden eerder droog brood dan luxe, maar daar maalde je toen niet om’.
Fred Piek: ‘De allereerste Fungus bezetting was met een Amerikaanse zangeres. Dat hebben we precies één maand volgehouden. Na deze maand ontstond het trio waar ook de eerste singel mee werd opgenomen. Vanaf het begin hebben wij niet op de traditionele folkpodia gestaan maar in popzalen gespeeld. Onze bekendheid is gekomen door een demo die we eigenlijk voor de lol opnamen op een soort demonstratie beurs voor geluidsapparatuur. Deze tape hebben we naar Negram gestuurd. Die waren direct enthousiast ‘
Kees Maat: ‘De groep ontstond tijdens de middelbare schoolperiode. We hadden een ideaal: ooit op het podium in Paradiso spelen, maar folkrock werd toen nauwelijks serieus genomen. Perfectie speelde een belangrijke rol. Enige vorm van marketing was ons vreemd. We waren gewoon een groep monomaan gerichte muzikanten.
Sido Martens: ‘Ik kwam er bij toen Bob (Dekenga) de groep verliet. Ze bestonden al twee jaar. Hun manager had ooit een cassette van mij gehoord en zei: “Die vent moet je hebben.” Ik reisde voor elke repetitie, twee keer in de week van Leeuwarden naar Vlaardingen, sliep op een paar kussens in de woonkamer bij iemand thuis. In het succesvolste jaar maakte ik 40.000 kilometer met het spoor.’
Louis Debij: ‘Als studiomuzikant deed ik zowat al het drumwerk voor Roy Beltman, die producer was voor Negram. Hij produceerde ook de Fungusalbums en suggereerde de groep om met een drummer te werken. In het begin had ik scepsis. Ik had nog nooit dat soort muziek gehoord, maar was er erg van onder de indruk. Met het toenemen van de optredens vroegen ze mij om live mee te spelen. Het resultaat was een vaste samenwerking die meer dan vijf jaar heeft geduurd’.

Fungus tijdens de eerste LP: (v.l.n.r.) Sido Marens, Koos Pakvis, Fred Piek, Kees Maat

Belang
Ineens was er succes. Kaap’ren varen werd een hit. De groep toerde door Engeland, stond geprogrammeerd in Cambridge en op Pinkpop. Fungus werd voor fans een begrip. Maar hoe kijken de heren er zelf tegenaan. Was Fungus wel zo belangrijk?
Koos Pakvis: ‘Fungus was een product van de tijdgeest. De teksten die we zongen contrasteerden overduidelijk met het gebruikelijke in de popmuziek. Dat bestond hoofdzakelijk uit persoonlijke kwellingen, terwijl wij over moorden zongen en zo. Ongetwijfeld zijn er talrijke andere groepen geweest die iets dergelijks deden, maar Fungus is op een op andere manier boven het maaiveld gekomen. De combinatie van akoestische met versterkte instrumenten was betrekkelijk nieuw. We waren zeker geen supergroep. Als ik terug denk aan de soms muzikale onkunde, het constante gevecht met je instrument…. Maar ook de hardnekkigheid om iets te bereiken’.
Fred Piek: ‘Ik denk dat we in enig opzicht zeker belangrijk waren. We waren de eerste die de elektronische folk in Nederland speelde. Ook was het in die tijd absoluut niet gewoon om in de pop-rock muziek de Nederlandse taal te laten horen. Dat we dit zijn gaan doen ontstond trouwens in Engeland. We speelde daar wel eens en dan vooral Engels traditioneel materiaal. Dat vonden ze wel leuk maar ze bleven maar vragen waarom we niets uit onze eigen cultuur speelde, of we ons daar soms voor schaamden. Dat zette ons aan het denken en zo zijn we gaan zoeken naar materiaal. Vooral de NOS-archieven hebben we veelvuldig geraadpleegd. Hoewel, nu ik er over na denk. Onze grootste hit, Kaap’ren varen, speelde ik zelf al in de jaren zestig.’
Kees Maat: ‘Maar het belang van Fungus strekt zich verder uit dan louter de folkscene. Ik hoor vaak nu nog van anderen dat we een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan de ontwikkeling van het Nederlandstalige lied binnen de rockmuziek. De teksten waren van origine wel traditioneel, maar de aanpak niet’.
Sido Martens: ‘Ik ben nog steeds onder de indruk van die lp’s. We hebben daar toch iets unieks neergezet. Het is de beste band waar ik ooit in gespeeld heb. Met name het geluid, de eigen sound die we creëerden is ongeëvenaard’
Louis Debij: ‘Ik speel veel in oude jazz ensembles en andere formaties. In het land wordt me nog steeds gevraagd “maar jij was toch die drummer in Fungus?” Het heeft dus behoorlijk wat uitstraling gehad en nog’.

Lief ende Leid en ‘Vlaring’periode: Fred Piek Koos Pakvis, Bob Dekenga, Rens van der Zalm, Louis Debij

Werkwijze
Kenmerkend voor Fungus waren de (lange) balladen, aanvankelijk op Angelsaksische leest gestoeld, maar al snel werd overgeschakeld naar het Nederlandstalige. Daar werden twee- en een halve lp mee gevuld (een halve debuut, Lief ende Leid en Van de Kiel naar de Vlaring). Met Mushrooms keerde Fungus weer terug naar een Engelstalig repertoire. De afscheids-lp De kaarten zijn geschud werd gemaakt door Piek, Pakvis en Van der zalm en bestond uit een mix, net als de eerste lp. Behalve om de muziek was Fungus berucht om hun uitgebreide aankondigingen. Bloedige moordpartijen, geschaakte maagden, gedwongen en onbeantwoorde liefdes, ontberingen etc. werden met een grenzenloze humor tot een tastbare werkelijkheid gebracht. De altijd aanwezige instrumentals dwongen toehoorders tot lichamelijke inspanning. Hoe verliep de repertoirekeuze, de samenwerking? Was er spraken van een bewuste rolverdeling? En wanneer werd het punt bereikt dat men zelf nummers gingen schrijven en waarom?

Koos Pakvis: ‘Humor was een handelsmerk van Fungus. Het was vooral relatieverend. Fred lulde alles aan elkaar. dat ging geheel spontaan en intuïtief. De verhalen werden steeds vetter en sappiger. Het vertellen van verhalen over de liederen was ook folk-eigen. Dat onderscheidde ons van de rest.’
Fred Piek: ‘Het is niet makkelijk om in Nederland aan goed materiaal te komen. Gelukkig hadden we toegang tot het NOS-archief, maar de echte geschikte liederen waren moeilijk te vinden. We kregen van Negram de ruimte om te doen wat we wilden en ik denk dat onze tweede plaat, die geheel Nederlandstalig is, goed is gelukt. Daarna probeerde we het nog een keer maar eigenlijk waren het al liederen die ons minder aanspraken. We bleven zoeken naar het succes van de eerste lp en vonden dat gewoon niet meer.’
Kees Maat: ‘Wat dat betreft waren we geen doorsnee bandje. We vertelden waar die liederen vandaan kwamen. Dat was een hele geschiedenisles. Er ontstonden complete anekdotes. Ik herinner me nog dat Fred een keer een snaar had gebroken en een verhaal begon te vertellen terwijl hij die snaar verwisselde. Daar ging ie zo in op, dat hij de snaar te strak opdraaide. Met als gevolg dat die ook knapte. Kon ‘ie overnieuw beginnen.’
Koos Pakvis: ‘De instrumentals lagen voor een groot deel vast. Die muziek bestond gewoon. Het was alleen een kwestie van instrumentatie. Andere liederen moesten van kop en staart voorzien worden, of we voegden er tussenstukjes aan toe zodat het een geheel werd. Later zijn we zelf liederen en muziek gaan schrijven. De stoffige archieven hadden we zogezegd al uitgestoft.’
Kees Maat: ‘Fred zong en hij was voor zeventig procent verantwoordelijk voor de repertoirekeuze op het gebied van de ballades. De instrumentalen kwamen van Bob (Dekenga), Sido en later van mij. Ik heb wat dat betreft enorm veel geleerd van de Angelsaksische en Keltische groepen waarmee we toerden. Die sliepen zelfs met hun instrument’.
Sido Martens: ‘We inspireerden elkaar. Fred kwam meestal met het ruwe materiaal. Maar de arrangementen werden spontaan uitgewerkt. We ontwikkelden ons eigen geluid. De een kwam uit de pop, de ander uit de jazz, uit de folk en ieder bracht zijn wereldje mee. En dat klikte. Toen ik er bij kwam schreef ik zelf al materiaal. Bij Fungus had ik dat graag gewild, maar het kwam er niet van om die op te nemen. We waren als het ware gevangen in ons eigen succes. Ik was creatief, maar op een gegeven moment ook fysiek uitgeput. Al dat reizen ging me niet in de koude kleren zitten. Tijdens de opnamen van Lief ende Leid ben ik er mee gestopt. Het traditionele Nederlandstalige materiaal is niet zo omvangrijk. Je hebt gewoon geen tweede Kaap’ren varen of de Ruiter. Garrenkwak wel ja, van die hoempapa heb je er honderden. Ik wilde mooie liedjes spelen, vooral die balladen.’

Bob Dekenga, Sido Martens, Koos Pakvis, Fred Piek, Kees Maat

Naweeën (Fungusleden nu)
Aan al het moois kwam in 1979 definitief een eind. Fungus was al gereduceerd tot een trio Piek, Pakvis en Van der Zalm. Ieder zocht zijn eigen weg. Sommigen bleven muzikaal actief (ex-Funguslid Rens van der Zalm komt in een later editie uitgebreid in de schijnwerpers), anderen hingen de instrumenten definitief in de wilgen. Wat hebben ze aan Fungus ‘overgehouden’. En wat bracht het -muzikale- leven na de ‘dood’.

Koos Pakvis: ‘Financieel rijk ben ik absoluut niet van geworden. Ik hield gewoon van muziek en dat was de drijfveer om door te gaan. Na Fungus ben ik nog een periode actief geweest met de Amazing Stroopwafels en met wat mensen die ik zag zitten, later zelfs wat amusementsbandjes, maar dat is een bloedeloze zaak. Ik heb in de keukens en badkamersector gewerkt. Ik ben zijdelings nog met muziek bezig. Zo heb ik aan alle opnamen van de Stroopwafels meegewerkt. Maar ik heb geen zin meer om op het podium te staan. Optreden is voor mij passé. Een reünie doet mij niet zoveel. Dat moet ook niet. Ik kan me voorstellen dat Fred, Louis en Sido daar wel zin in hebben, maar aan mij gaat het voorbij’.
Fred Piek: ‘Na Fungus heb ik nog veel in de muziek ondernomen. Bekend is natuurlijk het oprichten van de Amazing stroopwafels maar ik heb ook solo werk gemaakt. Onder andere in 1981 een plaat met teksten van Lennaert Nijgh. Met Joost Belinfante maakte ik nog een mini-lp en ook met de dichter/schrijver Levi Weemoedt heb ik nog een project gedaan waarmee we langs de Nederlandse theaters tourden. Ik ben zo rond 1990 wel een tijdje gestopt met de muziek, maar het bleef toch teveel kriebelen. Dus volgde er nieuw solo-werk. Dus je wilt weten wat ik er aan heb overgehouden? Mijn muzikale basis en veel muzikale rijkdom!’
Kees Maat: ‘Ik ben er tijdens de opnamen van de tweede lp uitgestapt. Er waren totaal verschillende inzichten over hoe we nu verder moesten. Eigenlijk ben ik er uit gezet. Dat is later allemaal goed gekomen. Bij Fungus’ laatste lp heb ik weer meegespeeld. Ik heb veel dingen geleerd met en door Fungus. In de eerste plaats levenswijsheid. Nadat ik uit Fungus stapte kwam ik in een zwart gat terecht. De groep was voor mij driehonderd procent leven. Dat viel ineens weg. Die periode heeft me veel verduidelijkt. Ik heb ook een cynische kijk op muziek maken overgehouden. Ik herinner me nog het optreden waar Roy Beltman (de later producer van de Fungus-lp’s) zou komen kijken of wij iets waren voor een opname. Dat was in een jongerencentrum en de eerste reactie van het publiek was “waar is jullie drummer”. Ze vonden er geen kloot aan en begonnen met bierflesjes te gooien. Op het eind van het optreden stonden ze wel mooi op hun kop. Maar op een bepaald moment was er spraken van een zekere vorm van adoratie. We hebben hele slechte concerten gegeven, maar het publiek ging uit z’n dak. Dat was blind meelopen. Dan leer je relatieveren. Na Fungus heb ik in diverse bands gespeeld, onder andere met Emiel en Jan Piet den Text en John Schuursma. En bij Woody and the sidesmen. Ik hoorde onlangs dat Flaco Jimenez die lp of cd heeft gehoord en een nummer gaat opnemen, geïnspireerd door de accordeon die ik daarin bespeel. Ik ben verder gegaan als studiomuzikant: voor Harry Sacksioni tot BZN. Heel gevarieerd dus. Ik ben afgestudeerd als Neerlandicus en heb gewerkt aan de universiteit in Amsterdam en Twente en nu run ik een communicatie-adviesbureau’.
Sido Martens: ‘Wat ik er aan heb overgehouden? Geheel financiële onafhankelijkheid! (buldert…). Nee, heel veel contacten die me als solo-artiest te pas kwamen. Na Fungus heb ik dus wel die eigen liedjes kunnen opnemen. Roy zag dat wel zitten. Van ‘76 tot ‘83 heb ik vier solo albums geproduceerd. En vooral de herinneringen aan optredens, festivals, tv en radio-opnamen. Het is een hele bijzondere periode geweest, maar dat besef je later. Met Fungus leek alles vanzelf te gaan. Publiciteit, optredens, aandacht van pers etc. Daar liep ik als soloartiest op stuk, want dat gaat echt niet automatisch. Uit pure frustratie ben ik ook uit die muziekscène gestapt. Ik was teleurgesteld, ook in mezelf. Ik legde al mijn passie, mijn zaligheid en kunde in die albums en ik verwachte alles terug. Maar dat mag je niet, dat moet je afdwingen.’
Louis Debij: ‘Ik was al professioneel muzikant. Het was een uitdaging om me te storten op een compleet vreemde muzieksoort. Ik heb heel veel bijgeleerd. Het ontdekken van nieuwe klanken, andere toepassing van instrumenten en een grotere keuze in instrumentarium. Als studiomuzikant is het alleen maar goed om zoveel mogelijk je horizon te verbreden. Tot in de jaren tachtig heb ik gewerkt in studio’s, maar werd verdreven door de computer. Dat is erg triest, maar belangrijker is dat je het contact verliest met andere musici. Daardoor raakte ik een groot deel van mijn werk kwijt. Gelukkig deed ik er live werk bij. Ik heb in diverse formaties gespeeld, onder meer met Fay Lovsky en later nog met Fred in een theatertournee’.

Nostalgie?
We zijn inmiddels zo’n vijfentwintig jaar* verder. De drang om terug te kijken naar die goede oude tijd ontluikt. Heeft dat zin. Moeten we stilstaan bij het verleden of het nieuw leven inblazen? En hoezo Fungus revisited? Is Fungus niet een vorm van kwellende nostalgie?

Koos Pakvis: ‘Ik geloof niet in die kreten van “het publiek schreeuwt er om”. Voor mijn gevoel wordt die markt en die vraag gecreëerd. De mensen uit die muziekbusiness moeten er iets mee doen. Het zijn commerciële belangen, gepaard met een hoop kretologie. Misschien dat een ander er positiever over denkt. Ik niet. Als je gaat spelen zal er wel weer belangstelling komen’.
Fred Piek: ‘Kwellende nostalgie? Voor mij zeker niet. We hebben er gewoon zin in om te spelen. We pakken het wel heel anders aan dan in de jaren zeventig. Hebben nieuwe arrangementen, gebruiken ook materiaal uit solo-programma’s. We doen dit voor ons zelf! Misschien dat dit voor het publiek wel anders ligt. Er zal zeker een groep zijn die puur naar ons komt luisteren uit nostalgische gevoelens, omdat ze die tijd zo mooi vonden. Ik hoop dat ze niet bedrogen uit komen want we spelen de nummers veel meer met een akoestisch geluid. Daarom heb ik ooit in een interview gezegd dat het geen reunie is, maar het tweede leven. Bij een reunie denk ik echt aan bands die de nummers precies zo spelen als in hun succes dagen. Ik geniet echt van de aandacht die Fungus nu weer heeft. Het laat zien dat we toch echt wel wat teweeg hebben gebracht. Ik kan hierdoor ook weer eens lekker in het verleden duiken en ontdek soms dingen over Fungus en mijzelf die ik allang vergeten was. …Ach, misschien speelt er toch wel een beetje nostalgie mee, maar dat overheerst zeker niet!!’
Kees Maat: ‘Kwellende of knellende nostalgie! Muzikaal sta ik er nog steeds achter. Tijdens de cd-presentatie hebben we zonder repetitie een aantal nummers gespeeld. Dat klikte meteen. De breaks zaten er onmiddellijk weer in. Het zegt ook wat over de arrangementen en de improvisatievrijheid. Die lagen gewoon vast. Maar ieder is bezig met zijn zaken van deze eeuw. Muziek heeft zijn waarde. Zo’n optredentje is leuk, maar in een herstart zie ik niet zo veel. Je kan best een aantal dingen doen onder die naam, maar je moet niet de Fungus van dertig jaar terug neerzetten’.
Louis Debij: ‘Toen Fred mij vroeg mee te werken aan Vroeger is terug (een cd van Fred Piek uit 1998 met oud Fungusmateriaal in een nieuw, akoestisch jasje) hoefde dat aanvankelijk niet zo voor mij. Ik had bedenkingen. Ik wilde geen herhaling, een terug in de tijd. Maar toen hij een tape stuurde met de aanpak van dat materiaal ging ik overstag. Ik kon wat experimenteren, bedacht nieuwe dingen, een andere speelwijze voor mezelf en zag daar een uitdaging in. Die vernieuwde aanpak sprak mij aan. Op die basis werken we verder met Fungus. Wat er uiteindelijk van komt weet ik niet. Het zal geen fulltime bezigheid zijn. En door de diverse muzikanten en hun andere bezigheden spelen we niet altijd in een vaste formatie. Het blijft incidenteel’.
Sido Martens: ‘Voor ons is het geen reünie. Dat hebben we een keer gedaan in ‘82 en dat was een complete ramp. Nu is dat anders. We beginnen nieuw. Je relativeert meer en we moeten niet zo nodig. We hebben geen enkele ambitie. Het is louter zin en plezier. Het is ooit begonnen met Fred die Vroeger is terug opnam. We pakken die oude nummers nieuw aan. Er zijn ook nieuwe liedjes, nummers van Fred en mij. Het is een proces met creativiteit. Arrangementen zijn aangepast al zijn de veranderingen voor de toehoorders wellicht alleen subtiel te onderscheiden. We willen misschien een nieuwe cd maken, maar gaan niets uitmelken. Niet weer een andere versie van Kaap’ren varen. Nieuwe dingen. Geef ons daarvoor de ruimte alsjeblieft!’

* © Dit artikel verscheen in New Folk Sounds 71, oktober/november 2000, geschreven door Eelco Schilder en Marius Roeting, wordt nu gepubliceerd in het kader van de folkcanon

Scroll naar boven