Wolverlei – Wind tegen

Met ingang van dit nummer* starten we een nieuwe serie Het Meesterwerk. We nemen daarin telkens één specifiek album onder de loep. We analyseren het, verklaren het succes, vertellen wat meer over de totstandkoming ervan of tekenen de situatie van toen, beschouwen de hedendaagse waarde etc. Die specifieke geluiddrager – en dus niet het (complete) oeuvre van de uitvoerende artiest- is volgens ons een karakteristiek album voor dat land of dat specifieke genre.

Het is hét album dat je zonder meer in je collectie zou moeten hebben. Het is bovendien een album dat niet alleen muzikaal -nog steeds- garant staat voor klasse, maar dat tevens een ontwikkeling in dat land of in dat genre ten gevolge had. Of het is juist het meest uitgekristalliseerde hoogtepunt, het summum van dat genre. Zo proberen we een overzicht te geven van die albums die cruciaal zijn voor de ontwikkeling van de volksmuziek uit dat land of van dat bepaalde genre. Zie het maar als een soort staalkaart, een kalender van niet te missen albums. We beginnen in eigen land met een Nederlandstalige lp, die helaas tot op de dag van vandaag niet is gedigitaliseerd…

De groep Wolverlei heeft bestaan van 1976 tot eind 1981. De basis van de groep werd gevormd door Kees van der Poel (zang, gitaar, draailier, eenhandsfluit, trekharmonica) en Frans Smulders (zang, gitaar, cister, draailier, mandoline). In het begin worden ze bijgestaan door Jurek Willig, met wie Kees had samengespeeld in de groep Wargaren. Als duo doet Wolverlei diverse optredens. Twee live-opnames in deze samenstelling zijn te vinden op de lp Volksmuziektheater De Dansende Beer, volksmuziek van de lage landen 2 (PAN 0204). In 1978 maakt Wolverlei haar eerste – titelloze – lp, met muzikale ondersteuning van Rens van der Zalm (viool, mandoline, tin whistle, harmonium), Wim Schaftenaar (cello op één nummer) en Theo de Jong (basgitaar).

Wolverlei © foto: Huub Trautwein

De plaat wordt enthousiast ontvangen en bezorgt de groep faam. Rens van der Zalm (eerder actief in Fungus) besluit vast groepslid te worden. Daarnaast treedt Marten Scheffer (portatief harmonium, gitaar, viool) toe. In die bezetting gaat Wolverlei in februari en maart 1980 de Fendal Sound studio in Loenen aan de Vecht in om te werken aan een tweede lp. Opnieuw is Theo de Jong van de (bas)partij. Hans Koppes speelt tuba in één track. Het resultaat van de opnamesessies, de lp Wind tegen, wordt door menigeen gezien als het meest verfijnde product van de Nederlandse folkbeweging. Daarmee durfde Nederland wel de concurrentie aan met gerenommeerde folklanden als Ierland en België, waar voorheen slechts diep respect en uiterste bescheidenheid een passende houding was.

De lp telt twaalf nummers en kent een speelduur van ruim 35 minuten. Het overgrote deel is traditionele Nederlandse volksmuziek, wat wordt aangevuld met eigen melodieën. Vreemde eenden in de bijt zijn twee dertiende eeuwse Franse melodietjes en de vertaling van Eric Bogle’s No man’s land in 14-18. De lp kent relatief veel instrumentaaltjes: wel vijf. Deze komen uit gerenommeerde boeken als Oude En Nieuwe Hollantse Boerenlieties En Contredansen en Nieuwe Hollandsche Schouwburg. Van de liederen werd er één in 1970 opgetekend in Friesland door Ate Doornbosch, bekend van het radioprogramma Onder De Groene Linde. Smulders en van der Poel bewerkten ook zelf een aantal teksten om handzaam materiaal te verkrijgen.

De muzikale aanpak van Wolverlei is erg subtiel. Er zijn inventieve arrangementen, die gedijen door een zorgvuldige opbouw van de nummers. Je hoort humoristische intermezzo’s, die zelfs nu nog leuk zijn. Maar bovenal is er een uitstekende instrumentbeheersing, die er voor zorgt dat je gekluisterd blijft luisteren. De zangstem van Frans Smulders, die op Wind tegen vocaal wordt ondersteund door Rens van der Zalm, is helder, gevoelig, sympathiek en duidelijk. Daarbij komt dat het geluid van de lp bijzonder goed is. Het geluid is open, alle instrumenten zijn uitstekend van elkaar te onderscheiden. Nergens wordt het een brij, terwijl er toch veel gebeurt. Enige puntje is dat zang van het lied Drie zusters wat te zacht is ingemixt.

De lp kent twee lang uitgesponnen liederen van ruim 6 minuten, het reeds eerder genoemde 14-18 en Een ruiter langs de straat. Dit laatstgenoemde lied is ook bekend geweest in Scandinavië, Duitsland en België en handelt over een koningsdochter die zwanger is van een ruiter. Ze wordt door haar moeder uitgescholden en de ruiter, die dit gehoord heeft, vraagt haar mee te gaan naar zijn ouders. Onderweg wordt ze overvallen door weeën. Ze stuurt de ruiter weg om in haar eentje te baren. Helaas overlijden zowel de twee kindertjes als de koningsdochter. Een drama, dat gemakkelijk kan verworden tot een pompeus gedrocht. Bij Wolverlei echter wordt het verstild menselijk leed.

Ook de vormgeving van de lp is prima verzorgd. De klaphoes is sober, stemmig en smaakvol vormgegeven. Bij elk nummer wordt een korte toelichting gegeven en uitgelegd wie welk instrument hanteert.

Met Wind tegen bevestigt Wolverlei de naam van topgroep. De groep merkt echter dat de muzikale mogelijkheden nu wel zo’n beetje onderzocht zijn. Wolverlei besluit dan ook te stoppen. Op het Winterfolk Festival van 1981, op 12 december in Dordrecht en op 13 december in Arnhem, vinden de laatste optredens plaats. Het bloed kruipt echter waar het niet gaan kan, want enige tijd later beginnen Frans Smulders, Rens van der Zalm en Marten Scheffer een nieuwe groep, waarin ook Marc Scheffer participeert en opnieuw Theo de Jong een gastrol op bas vervult: Overstekend Wild. Deze groep maakt twee lp’s/cd’s met vooral zelf geschreven Nederlandse liederen, die zeer de moeite waard zijn. Echter, ze halen niet meer het niveau dat Wolverlei bereikte met Wind tegen.

© Dit artikel verscheen eerder in New Folk Sounds 85, februari/maart 2003 en is online gepubliceerd in het kader van de folkcanon

Scroll naar boven