De ‘wind uit het noorden’ had in 2023 heel wat te vieren, en doet dit in maart 2024 in onze contreien nog eens dunnetjes over met een concerttournee. Ze tellen ondertussen twintig lentes, en pakten hiervoor uit met een jubileumalbum Le voix du Vent, waarvoor ze zelf a capella gingen (met podoritmiek door Olivier Demers) onder begeleiding van de strijkers van Le Quatuor Trad en Philippe Prud’Homme op piano (zie hiervoor ook de recensie van collega Marius Roeting). In 2022 was er een aanloop met 20 Printemps. Een bijkomende erkenning kwam uit de hoek van de UK 2023 Songlines Award waar ze, als eerste Franstalige groep ooit, als winnaar uit de bus kwamen in de ‘Americas category’. Daarnaast blijkt ook in Canada de pandemie aanleiding te hebben gegeven om in te zetten op deelprojecten. Onlangs recenseerde Marius het gerelateerde project Art populair van Nicolas Boulerice, Olivier Demers & Robert Deveaux. Daarnaast verschenen nog twee andere nevenprojecten, die hier de aandacht krijgen die ze verdienen.
Le Vent Du Nord
20 Printemps
(Compagnie du Nord, cie012)
Met dit album blazen Simon Beaudry (zang, bouzouki en gitaar), Nicolas Boulerice (zang, draailier, piano en klokken), André (violen, voeten en zang) en Réjean Brunet (bas, diatonisch accordeon, piano, bombarde en zang), en Olivier Demers (viool, voeten, mandoline, gitaar, slagtrom, grosse caisse en zang) feestelijk 20 kaarsen uit met een feestelijk album en tegelijk een eerbetoon aan hun in 2020 overleden medeoprichter, zanger en gitarist Bernard Simard (ook gekend van La Bottine Souriante). In die periode deden ze meer dan twintig landen aan en staan er een 2000-tal concerten op de teller.
Andermaal staan ze pal achter hun devies om de verwantschap van hun muziek uit Quebec met diverse Keltische en Scandinavische tradities luister bij te zetten. Vanuit een blijmoedige en dynamische insteek verleggen ze zo de grenzen van de traditie in verrassende ‘globale’ richtingen en geven kleur aan een hedendaagse verklanking van de traditie. Voor het gros van de het dozijn nummers graaiden ze ook nu weer in de traditie.
Geopend wordt met een instrumentale suite, vooral getrokken door viool en piano, dat naast uit de traditionele melodie Toto, onderdak biedt aan Olivier’s Reel Scandinave en zijn samen met André geschreven Reel ABC. Ze realiseerden zich plots dat ze in heel hun geschiedenis nog nooit een ode uitbrachten aan hun culinaire exportproduct bij uitstek, de esdoornsiroop, onlosmakelijk in zijn ontstaan verbonden met de ‘premières nations du Québec’. Dans l’au-de-vie de l’arbre stroopte Nicolas mouwen op om hierrond aan de slag te gaan, waarbij hij Reel du caribou, ontleend aan Jean Carignan, verweeft in zijn eigen schrijfsels. Dans l’eau-de-vie de l’arbre, hier staat het vuur, mee onder impuls van de podoritmie, de voor- en koorzang, en de accordeonintermezzo’s, vol in de pan. Met Ma Louise vergasten ze ons op een liefdeslied, tegelijk intriest en tegelijk vrij luchthartig. Vertederend is Nicolas’ Amériquois, dat, in de typische voor- en koorzang, hun gezamenlijke avonturen verhaalt, in goede en kwade dagen.
De avonturen van de ontrouwe Marianne vormt een van de absolute hoogtepunten op dit album. Hoewel, L’auberge, een door Simon Beaudry opgesnord a capella gezongen ode aan de vriendschap (bij een glas bier), dat tot het repertoire van de onlangs overleden Serge Thériault behoorde. Ook in Turlute du may gaan ze jodelend zuiver op de vocalen (en podoritmie) door om er vervolgens een instrumentale medley tegenover te plaatsen. In het visserslied Le navire de Bayonne ontwikkelt zich potig vioolspel, ondersteund door de groovende bas van Réjean. Feestelijk gaat het eraan toe in een andere traditional, Si vous voulez. Afsluitend bieden ze Demers de kans zijn reeks kleine dromen verder te realiseren, hier met Petit Rêve IV.
Al dit moois zal ongetwijfeld deel uitmaken van de concerttournee die hen in maart naar diverse locaties in België voert. Het moment om er eventueel ook de hiernavolgende cd’s te pakken te krijgen!
Data :
Donderdag 14 maart 2024 – CC De Spil, Roeselare (BE)
Dinsdag 19 maart 2024 CC Sint Niklaas, Sint-Niklaas (BE)
Woensdag 20 maart 2024 – 30CC/Schouwburg, Leuven (BE)
Donderdag 21 maart 2024 – De Warande, Turnhout (BE)
Zaterdag 23 maart 2024 – Dendermonde viert, Dendermonde (BE)
Simon Proulx & Olivier Demers
Il fera beau demain
(Compagnie du Nord, cie013)
Simon Proulx (hier op gitaren, lap steal, mandoline, dobro, piano, bassen, harmonica, percussie) is vooral gekend als begeleidingsgitarist en arrangeur in een handvol groepen (Mes aïeux, Benoit Archambault, Gilles Vigneault). Hij slaat zelf ook regelmatig aan het componeren en heeft niet minder dan zeven solo-albums op zijn naam staan. Dit album met violist Olivier Demers (ook gitaren, mandoline en percussie), stichtend lid van Le Vent Du Nord, vormt de neerslag van een eerste project samen. Olivier stapte als violist en gitarist de muziekwereld binnen via de kamermuziek en lonkte vervolgens in de richting van de jazz. Die veelzijdigheid leidde ondertussen tot engagementen in heel diverse projecten. La Bottine Souriante, Cirque du Soleil, Les Ours en Ovo zijn er enkele van. Tussenin componeerde hij onder andere ook al voor de NFB (National Film Board of Canada). Desalniettemin landt hij de laatste tien jaar vooral binnen de traditionele muziek.
Hun verzameling instrumentale folkduetten is er eentje om ‘u’ tegen te zeggen. In de voorbije jaren werkten ze reeds vaker samen binnen projecten van anderen. Hieruit rees het idee om over te stappen op een meer persoonlijke en gestructureerde samenwerking als duo, omwille van het plezier dat ze steeds hebben wanneer ze samenspelen, en vooral ook omwille van het gemak waarmee ze hun verschillende muzikale roots en invloeden weten te verbinden aan elkaar.
Het resultaat is een helder, heel sereen album dat vernieuwing en verlichting uitstraalt na de tunnel waar we de twee jaar ervoor doorheen strompelden. Het hoopvolle element wordt trouwens weerspiegelt in de titel van hun debuutalbum. Ze brengen licht en luchtigheid aan, en bevredigen hun eigen behoefte aan akoestische klanken. Ze wilden hier echt terugkeren naar de basis, om de snaren zuiver te voelen vibreren in het lichaam, ook al weerklinkt af en toe een poppy sound, mee ingegeven door de vocalen die bijvoorbeeld binnensluipen in de opener Le grand vertige. Dan verrassen ze ons in hun mijmeringen plots met een een snuifje blues, zoals in Grasse matinée, of wat psychedelica, in L’effet miroir onder meer, mee ingekleurd door de lapsteel.
Demers draagt ook een nummer op aan twee van zijn absolute idolen, die hem al vaker zowel melodische als harmonisch wisten te inspireren, Johann Sebastian Bach en Egberto Gismonti, terwijl hij in 30655 jours de heerlijke dagen met zijn vader verpakt in een muzikale samenvatting. Het titelnummer en Première neige zijn op hun beurt fijnbesnaarde pastelletjes van Proulx. Le fleuve van Demers vormt een eerbetoon aan de Saint-Laurent, de levensader die door Quebec stroomt. Zijn En attendant le printemps stak de vlam in de pan om tijdens de pandemie een duurzaam project uit te werken, elk in zijn hok, maar niettemin intens geconnecteerd. Proulx breit met I’m a poor lonesome guitar player (ongetwijfeld met Lucky Luke in gedachten) een speels coda aan dit verhaal.
Nicolas Boulerice
Maison de pierres – Confiné aux voyages
(Compagnie du Nord, cie004)
Boulerice viel als kind reeds in de ketel van de Quebec-cultuur, waarbij hij ondergedompeld werd in de traditionele liederen van zijn grootmoeder en de poëtische schrijfsels van zijn vader. Als adolescent zet hij zich aan de piano en debuteert met de progressieve rockgroep Ovo, die later evolueert naar een jazz-septet. Het referendum van 1995, wat had kunnen leiden tot een onafhankelijk Quebec binnen het grote Canada, maakt ook in hem het slapend hondje van de eigen culturele identiteit wakker. Dat draagt er ook toe bij dat hij zich aangetrokken gaat voelen tot de draailier, en uiteindelijk ook zelf aan het bouwen slaat. In 1997 stapt hij de folkwereld binnen via Ad Vielle Que Pourra avec. In 2001 vormt zich een tandem met Demers, en vrij snel volgde hieruit de opstart van Le Vent du Nord.
Vijf jaar na zijn Maison de bois slaagde Nicolas Boulerice er ook nog eens in zijn tweede deel van zijn solo trilogie op de markt te gooien, Maison de pierres – Confiné aux voyages. Hierop legt hij zijn draailier opzij en laat ook de klavieren ongemoeid, maar beperkt zich ertoe om zijn krachtige stem te laten aanleunen tegen de contrabas van Frédéric Samson in een set van dertien traditionele klaagzangen, tegen de achtergrond van evenveel veldopnames in Saint-Antoine-sur Richelieu.
Het zijn liederen, bekendere en minder bekende, die door tijd en ruimte reisden naar de straten van zijn stad in de voorbije lente. Zo kan de luisteraar deelachtig worden van dat grillige seizoen zoals hij het ervaarde in de regen, in de velden of aan de oevers van de Richelieu River. Deze ontmoeting, tussen een regio en een repertoire, en bij uitbreiding tussen een stem en een contrabas, ontplooit zich onder het thematiek van het reizen. Hij recupereerde hiervoor liederen die zijn grootmoeder en zijn geliefde hem aanboden, andere die hij terugvond in zijn archieven, bij Jean-Paul Lanoie en bij Jean-Paul Guimond, een verwoed verzamelaar en bewaarder van liederen.
Niemand anders als Frédéric Samson leek hierbij voor de hand liggend om leven aan deze muzikale reis te bieden. De contrabasbegeleiding is – in het leggen van muzikale accenten en het strak houden van de langzame ritmiek in de liederen. Olivier Demers verschijnt hier op L’empêchement en Le roi Renaud toe als gast op zijn viool en dacht ook mee na over de arrangementen. Verschillende buren droegen bij aan de atmosfeer voor veldopnames, gebruik makend van belletjes, paarden en vaten. Bij andere wordt de sfeer subtiel versterkt door natuur- en omgevingsgeluiden. De zang van Geneviève Nadeau komt hem vervoegen op het afsluitende Lettre d’un voyageur. Het werd een heel intiem, uitermate boeiend familieverhaal uit de lockdowntijden. Melancholie en warmte gaan hierin hand in hand. Later wordt het drieluik afgerond met Maison de paille (Strohuis).