Ambrozijn: Wij maken geen museummuziek!

Tom Theuns heeft iets met taal en teksten. Zijn creativiteit uitte hij in schriften. Wim Claeys kreeg ooit zo’n schrift onder ogen en raakte gefascineerd door een tekst die een soort heksenfeest beschreef. Daarin kwam het woord Ambrozijn voor, dat door Claeys als eventuele groepsnaam werd aangedragen. Ambrozijn groeide uit tot één van de toonaangevende groepen uit de nieuwe lichting folkmuzikanten in Vlaanderen.

© Foto: Wino Evertz

Communicatie en democratie zijn belangrijke elementen voor de groep. ‘Niemand is de baas’, zegt Claeys. Vandaar dat de vier muzikanten allemaal worden gehoord.
Modernistische Vlaamse folk, of Vlaams/ Frans/islamitische cross-over? Nee, wie de muziek van Ambrozijn in een hokje probeert te plaatsen, heeft een probleem!
Claeys: ‘Nee, ik kan de muziek van Ambrozijn niet omschrijven. De hamvraag is: wat is Vlaams traditionele muziek? Volgens mij is die veel minder uitgesproken dan in andere gebieden van Europa. Je mag de muziek van Ambrozijn traditioneel noemen, of Middeleeuwse kunstmuziek, het maakt mij allemaal niet uit hoe iemand het wil noemen. Mooie muziek is mooie muziek! De instrumentatie van Ambrozijn is er op gericht om het onderste uit de instrumenten te halen. We spelen wat we graag willen spelen, zonder een traditionele lijn te volgen. Het gebruik van de Nederlandse en Franse taal is de enige bewuste keuze. We zingen ook liederen in een niet bestaande geïmproviseerde taal, een taal die we zelf uitgevonden hebben.’

Gabriel Yacoub
Grootmeester van de Franse folk Gabriel Yacoub was op tournee in Vlaanderen toen Theuns hem een democassette overhandigde. De volgende dag liep Theuns Yacoub weer tegen het lijf. Yacoub vond de muziek goed, en op de vraag of hij een gepaste producer voor de debuut-cd van Ambrozijn wist, gaf hij als antwoord: ‘Moi!’ ‘Het is een rustgevend persoon die zich niet opdringt, maar wel boordevol ideeën zit’, vertelt Claeys. ‘Zijn ideeën zijn vaak zo goed, dat je er eigenlijk niet meer over hoeft te discussiëren. Een cd opnemen gaat niet als een mes door een stuk boter, maar als een mes door een stuk hout. Yacoub heeft, zonder opdringerig te zijn, ons er doorheen geleid. De inbreng van Yacoub als arrangeur is kleiner dan zijn inbreng op het gebied van klank. Die man is heel erg met balans en kleine effecten bezig. ‘Laten we dit eens proberen’, is de uitspraak die mij het meest bijgebleven is. Vier Weverkens is het enige nummer van onze eerste cd waarin Yacoub een grote rol heeft gespeeld. Het nummer was nog niet af, en wij dachten het geluid van een echt weefgetouw te gebruiken. Hij heeft ons geleerd om het weefgetouw te reproduceren met onze eigen instrumenten.’

Van Deau: ‘Lang voordat ik Gabriel ontmoette was ik al helemaal onder de indruk van diens stem, maar ik had nooit gedacht dat onze stemmen zo op elkaar leken. Wanneer je zelf zingt hoor je je stem anders dan de toehoorder. Ons contact klikte vanaf het eerste moment. We zingen nog regelmatig samen, Gabriel, zijn vriendin en ik. Gabriel weet als geen ander emotie in zijn zang te leggen, hij is geen charme-zanger. Daaruit blijkt dat de Franse manier van zingen heel goed bij het Vlaamse lied past. Men kan het Vlaamse lied ook op een Angelsaksische manier vertolken, maar daar houdt Ambrozijn afstand van. Ik heb mijn eigen manier van zingen, het staat me vaak niet aan hoe die oude Vlaamse liederen gebracht worden door anderen. Ik wil daarmee niet zeggen dat ze het verkeerd doen, maar het is niet mijn stijl. Ambrozijn en Olla Vogala bieden mij die ruimte om mijn eigen aandeel in het lied te steken.’

Theuns: ‘Ik luisterde in mijn jeugd hoofdzakelijk naar The Incredible String Band en Malicorne. Daar ligt mijn muzikale basis. De sfeer van het Franse lied is ook in de benadering van de liederen van Ambrozijn terug te horen. De openheid van het Angelsaksische lied is een ander uitgangspunt. Yacoub was de evidente keuze als producer van onze eersteling.’

Het begin
In een embryonale fase heeft Ambrozijn zangeressen gehad. Theuns, Claeys en Wouter Vandenabeele zijn in de begindagen gaan stoeien met ideeën. In de repetitieruimte en op de podia werd duidelijk dat de drie muzikanten tezamen wel een toekomst als muzikant in het verschiet lag. De twee zangeressen zagen Ambrozijn, vanwege studies en andere interesses als een vrijetijdsbesteding. De heren dachten daar anders over en vonden in Ludo van Deau een geschikte kompaan om fulltime met muziek bezig te zijn.
Van Deau: ‘Via het uitgaansleven ontmoette ik de jongens van Ambrozijn. Ik werkte toen in het theater aan een productie waarin Franse folk (van onder andere Gabriel Yacoub) en chanson voorkwam. Via die ontmoeting ontstond een kleine bezetting van Olla Vogala, en daar is ook Ambrozijn uit voortgevloeid. Ik voelde me meteen thuis tussen die modernisten. Ik was wel bekend met de Vlaamse traditionele muziek, maar ik sta open voor een vernieuwende aanpak. De Vlaamse bourrées en andere instrumentalen waren voor mij wel nieuw. Ik heb het Franse lied bij Ambrozijn geïmporteerd.’

De opnamen van de tweede cd van Ambrozijn zijn al geruime tijd achter de rug. het mixwerk werd dit voorjaar voltooid. Tijdens de 26e editie van het Dranouter Folkfestival zal de nieuwe cd het daglicht zien. Wordt na het beluisteren van het resultaat duidelijk dat er sprake is van een groeiproces?
Claeys: ‘Dat is moeilijk, ik kan nog geen afstand nemen van de opnamen die we gemaakt hebben. Van de zeventien nummers zullen er zo’n dertien op de nieuwe cd verschijnen. We hebben heel hard eraan gewerkt, omdat we geen gebruik van een producer hebben gemaakt. We hebben getracht om vanuit dezelfde filosofie te vertrekken als op de eerste cd: als vertrekpunt is het Vlaamse lied en dansmuziek genomen. We zijn inmiddels een jaar verder en natuurlijk is de aanpak veranderd, al hebben we de lijn van de vorige cd verder getrokken. Het publiek bepaalt wel of we daarin geslaagd zijn.’

Van Deau: ‘Ik voel wel dat de muziek van Ambrozijn aan veranderingen onderhevig is. Wanneer je zelf deelneemt aan het groeiproces voel je die veranderingen maar heel minimaal. Maar het gebruik van bijvoorbeeld enkele computergeluidjes op de nieuwe cd, het gebruik van stemmen in instrumentale stukje, geeft toch aan dat Ambrozijn groeit, ondanks dat we blijven putten uit oude bronnen. Als we op onze plaats zouden blijven staan, maken we museummuziek. Vooral bij het zingen probeer ik een wereld van echtheid te creëren, want er is al genoeg fake. Ik kan moeilijk over een droge haring zingen, want daar voel ik niets bij. In de oude Vlaamse liederen zitten woorden met zeggingskracht die we nu niet meer kennen. Die liederen klinken donker en gaan over de pijn van het leven of de onmogelijke liefde. De kracht uit die liederen zijn in moderne liedjes nauwelijks terug te vinden. Wij zijn geen liedanalisten, wij doen alles vanuit het gevoel.’

Vandenabeele: ‘Over het algemeen is de nieuwe cd in de lijn van de vorige. In tegenstelling tot toen hebben we minder gebruik gemaakt van gastmuzikanten. We hebben alles zelf gedaan, met hier en daar een overdub. Maar het is allemaal akoestisch gebleven. Een aantal nummers is traditioneel, maar wel doorgearrangeerd. Een groot deel van de overige nummers komen van Tom.’

Theuns: ‘Nooit meer niets meer is één van mijn nummers op de vorige cd. Een paar van dat soort werkjes staan ook op de nieuwe. Ik heb ook een lied geschreven in een soort mantrataal, met onbestemde klanken. Ik heb altijd graag met taal gewerkt. Vroeger schreef ik veel gedichten, maar tegenwoordig probeer ik mijn teksten meteen in muziek te verwerken.’
Van Deau: Ik schrijf ook wel liederen, maar niet voor Ambrozijn. Ik vind het heel moeilijk om met de Vlaamse taal tot een zinvolle tekst te komen. Er zijn mensen die daar wel iets mee kunnen, maar ik verval al heel snel in een banaal Vlaams taaltje.’

Goed paar oren
Ambrozijn produceerde de cd zelfstandig, maar wel met medewerking van geluidstechnicus Jo Vrancken.
Claeys: ‘We hebben één van de beste mixers onder de arm genomen die al diverse prijzen won en een aantal belangrijke projecten achter de rug heeft.’
Theuns: ‘Jo Vrancken heeft veel werk gedaan in de Vlaamse rockscene. Zita Swoon is één van de namen waarmee hij werkt. Ook werkte hij met groepen uit Antwerpen waar ik vroeger veel naar luisterde. Die sfeer komt nu duidelijk weer naar boven.’
Claeys: ‘Jo is vertrouwd met alle snufjes in de studio. Hij heeft een goed paar oren in de kop zitten waarmee hij, zonder muzikaal technisch te worden, kan vaststellen of iets zit of niet.’

De hele tijd spreken we over de nieuwe cd van Ambrozijn, die uitkomt op het Virgin-label, zonder het beestje een naam te geven.
Vandenabeele: ‘Onze nieuwe cd heet Naradi, vernoemd naar een nummer van Tom. Het is net als bij Olla Vogala’s Gnanomo imaginair taalgebruik, een woordspeling met een woord dat niet echt bestaat.’
Claeys: ‘Virgin biedt ons de mogelijkheid om in de industrie te stappen. We zijn niet langer underground. Met een beetje schrik van ‘hoe gaat dit uitpakken’ zijn we met de deal akkoord gegaan. We willen onze vrijheid niet verliezen, en dat is ook achteraf niet gebeurd. We hebben het laatste woord in alles gekregen. Virgin verwacht geen spectaculaire verkoopcijfers, daar hebben ze de Spice Girls, en in België Axelle Red voor.’

Ludo van Deau groeide op met Franse chanson en klassieke muziek. Hij komt uit een muzikaal gezin waarbij zingen een van de belangrijkste activiteiten was. Van Deau maakte in zijn jonge jaren deel uit van diverse koren. Niet lang daarna ging hij ook solo zingen waarbij hij zichzelf begeleidde op gitaar. Dit leverde hem geen concerten op, maar was wel goed voor zijn stemontwikkeling. Om aan de ademtechniek te werken volgde hij les bij onder andere Wannes van der Velde. Van Deau leerde daar voornamelijk de nasale manier van zingen ontwikkelen. Via omwegen in de meer populaire muziek keerde hij weer terug richting de folk. Naast Ambrozijn en Olla Vogala werkt hij aan een andere groep waarin het Franse en Spaanse lied een belangrijke rol speelt.

© Foto: Wino Evertz

Ludo van Deau groeide op met Franse chanson en klassieke muziek. Hij komt uit een muzikaal gezin waarbij zingen een van de belangrijkste activiteiten was. Van Deau maakte in zijn jonge jaren deel uit van diverse koren. Niet lang daarna ging hij ook solo zingen waarbij hij zichzelf begeleidde op gitaar. Dit leverde hem geen concerten op, maar was wel goed voor zijn stemontwikkeling. Om aan de ademtechniek te werken volgde hij les bij onder andere Wannes van der Velde. Van Deau leerde daar voornamelijk de nasale manier van zingen ontwikkelen. Via omwegen in de meer populaire muziek keerde hij weer terug richting de folk. Naast Ambrozijn en Olla Vogala werkt hij aan een andere groep waarin het Franse en Spaanse lied een belangrijke rol speelt.

Tom Theuns was al vroeg reizende door de hele wereld. Zo bezocht hij diverse Islamitische landen en de Keltische streken. In Ierland en Bretagne ontdekte hij de open gitaarstemming. Deze DADGAD-stemming spreekt hem enorm aan vanwege het voller gitaargeluid. Hij ging dan ook zo’n vier keer per jaar naar Bretagne om daar les te volgen. De voorliefde voor de Indische sitar bracht hem al diverse malen in India om daar eveneens les te volgen op dit uitheemse instrument. Theuns vertelt dat zijn gitaarspel deels gebaseerd is op de techniek die bij de sitar gebruikt wordt. Daarnaast speelt hij tal van andere instrumenten waarmee hij tot de meest creatieve composities komt. Theuns maakte tot voor kort eveneens deel uit van Olla Vogala, maar vanwege andere muzikale activiteiten is hij uit het orkest gestapt. Onlangs werkte hij mee aan de nieuwste cd van Vera Coomans.

In 1993 nam Wim Claeys de diatonische accordeon in handen en gaf daarvoor zelfs andere hobby’s op. Hij voelde zich meteen verbonden met het instrument en speelde in enkele jaren tijd de hoeveelheid muziek door waarvoor normaal iemand tien jaar nodig zou hebben. Hij kreeg de mogelijkheid om een jaar te studeren in Zweden aan een muziekopleiding. Deze kans greep hij met twee handen beet. Claeys speelt naast Ambrozijn een rol in de muziek van Olla Vogala en Ialma. Samen met Didier Laloy vormt hij een diatonische accordeon-duo. Hij is ook betrokken bij Flanders Ethno, een na Zweeds model georganiseerde cursusweek voor jonge volksmuzikanten uit diverse landen. Deze cursusweek wordt afgerond met een concert tijdens het Dranouter Folkfestival.

Wouter Vandenabeele voelde zich als kind aangetrokken tot de viool. Na een aantal jaren klassiek gespeeld te hebben, sloeg de interesse om naar de Ierse muziek. Liefst vier jaar lang was hij intensief bezig met de deunen van het groene eiland. Zijn interesses reikten verder, en zo besloot Vandenabeele een studie in de jazzrichting te volgen aan het conservatorium van Gent. Vandenabeele is naast Ambrozijn bij diverse andere muzikale uitspattingen betrokken. Olla Vogala is zijn geesteskind, waarvoor hij hele orkestpartituren bedenkt en uitschrijft.

Discografie
Ambrozijn:
Ambrozijn (Wild Boar Music) 1998
Naradi (Virgin) 2000

Ambrozijn in samenspel met Fluxus, De Cauter en Laïs:
Bouquet Garni (Wild Boar/Map Records) 1999

Olla Vogala:
Live (Map Records) 1998
Gnanomo (Zoku-EMI) 1999

* © Dit artikel verscheen in New Folk Sounds 70, augustus/september 2000 en wordt nu gepubliceerd in het kader van de folkcanon

Scroll naar boven