Nova era
(Satélite K SATKCD 280, Xango Music Distribution)
Drie jaar is het geleden dat we nog nieuw materiaal van dit bonte gezelschap vermochten te genieten. Ondertussen verliet hun flamboyante zangeres Sandra Sangiao hen in 2019, na er zeven jaar een cruciale plaats ingenomen te hebben. Tijd voor een nieuw hoofdstuk, getuige Nova era, een titel ontleend aan het Esperanto, met een nieuwe diva, de Siciliaanse Margherita Abita die met hernieuwde energie komt aanleveren binnen dit grens overstijgende project.
De ingelaste ‘pauze’ stelde hen in staat om voluit te gaan experimenteren met een nieuw creatief proces, dat qua kracht mogelijk nog uitstijgt boven de vorige etappes. Meer dan ooit profileren ze zich als een eclectische band die hen verbindt met het verleden van de zigeunermuziek, en tegelijkertijd naar de toekomst projecteert. Hun devies bestaat erin de individuele keuzes die de muzikanten maken te combineren met de huidige wereldsituatie.
Momenteel bestaat dit internationale gezelschap, dat opereert vanuit Barcelona, uit de Italiaanse accordeon Mattia Schirrosa, de Franse gitarist Julien Chanal, de Servische contrabassist Ivan Kovačević, de het Griekse ritmebeest Stelios Togias op darbuka, bendir, cajón, davul, riq en tzouras, de Catalanen Daniel Carbonell, die met zijn klarinetten de typische klezmerklank aanlevert, en Pere Nolasc Turu, die samen met de Oekraïner Oleksandr Sora de violen bezet.
Hun liefde voor de muziek uit de Balkan is mee ingegeven door het feit dat dit materiaal het resultaat is van talloze vermengingen van tradities en een multi-ethnische cultuur die op hun beurt inspiratie leverden tot ver over de geografische grenzen heen.
Dertien nummers resulteren in een klein uurtje genieten van heel wat moois, en meteen kunnen we de klezmer proeven in de instrumentale opener Dancing with the Rabbi, meegesleept door een schreeuwerige klarinet, swingend accordeonspel en stevige gitaarritmiek. De melancholie maakt snel plaats voor ongeziene uitbundigheid in het zigeunerlied Ciganine, sviraj, sviraj en het feest gaat door met het verraderlijk traag inzettende Roemeense lied Constantine, Constantine dat versneld naar een hels Sirba-dansritme. In het daarop volgende instrumentale nummer Sedi donka-Joic Mare verweven ze een Bulgaarse met een Roemeense dans.
Ook verder op dit album verspreid maken nog enkele instrumentale dansen, meer bepaald Bulgaarse Horos, hun opwachting. Welk contrast levert het innig mooie dromerige Kosovaarse lied Marijo, deli bela kumruo dan wel niet op. Ze voert ons ook mee naar Noord-Macedonië met de rumba Kalejaca jaca die eerder bekendheid verwierf via de enigmatische Esma Redžepova, waarna ze ons verblijden met Nane Tsokha, ontegensprekelijk een lied van de Russische zigeuners, ingebed in een set met de Hongaarse dans Fuli Tschai, dat mee vanuit de gitaarritmes een hoog Tsigane-swing gehalte in zich draagt.
Aan Boban Markovic ontleenden ze de oude, ingetogen instrumentale klezmermelodie Magia die ze perfect naar hun eigen hand wisten te zetten, mee door het zachte vocalisaties van Margherita. Een zacht politiek statement ligt aan de basis van Jana i Alexandris, waarin ze vertrekken vanuit een thema uit Noord-Macedonië een brug bouwen naar een Grieks lied. En waarom niet meteen de lijn doortrekken naar Turkije met het populaire, in zijn ritmische wisselingen op schitterende wijze vertolkte lied Dere geliyor dere, waarin ook de heren korte koorzangfragmenten aanbrengen.
Het kan en mag allemaal zonder tot enige stijlbreuk aanleiding te geven. Aan authenticiteit hebben ze zeker niet ingeboet!