Bert Hadders (1952) grossiert in baantjes. Naast drummer, programmeur, manager, dj, geluidstechnicus, platenbaas, dienstweigeraar, zanger, festivalorganisator, Songclubinitiator en liedjespresentator bij RTV-Noord, staat er ook putjesschepper op zijn cv. “Dat heb ik twee dagen gedaan, maar dat vond ik zo mooi. Nou ja, ik vond het niet mooi, maar dat is wel mooi om er even bij te zetten.” Ondanks die twaalf ‘ambachten’ staat het leven van Bert Hadders volledig in het teken van de muziek. Hij ontdekte dat het schrijven van liedjes in zijn moedertaal niet alleen veel gemakkelijker, maar ook erg effectief is.
Hadders groeide op in zijn geboorteplaats, Tweede Exloërmond. Al vroeg kwam hij in aanraking met muziek. “Ik was al heel vroeg verkocht.” Vooral in Café de Kienstobbe. “Daar was een jonge vent en die had dat café gepacht. Dat was een oud danscafé en die maakte er een muziekcafé van. Elke week was er live muziek. Goeie acts, landelijke toppers, blues met Cuby, Herman Brood en af en toe een Engelse band. Magna Carta en The Police hebben we daar ook gehad, helemaal in het begin. Ik was veertien en mocht niet overal naar toe, maar daar heb ik heel veel gezien. Alle mafkezen uit de streek kwamen daar bij elkaar en dat was net iets anders dan in de andere cafés. Ik dacht ‘daar wil ik bij horen’.”
Na de HAVO in Emmen waren zijn ogen op Groningen gericht. “Als ik in de stad Groningen ben dan kan ik de muziek in. De studie was een beetje bijzaak.” Naast de baantjes wisselden ook de bandjes elkaar af: ‘Sticky fingers’, ‘Circus’, ‘Katzenjammer Kids’,’ Hungry Hearts’, ‘Blue Heart’ en ‘Dead Flowers’. Met ‘Detour’ kwam hij zelfs in Hilversum terecht. “We hadden twee singletjes die voor Hilversum 3 zijn gedraaid. Dat was toen de enige popradio. Nog net geen commerciële zenders. Dat was een zeer bescheiden succes.” Met de band ‘Ouwerkerk’ legde hij het fundament voor zijn Groningstalig repertoire. “De piepen liggen plat, dat is het eerste wat ik gedaan heb. Daarna heb ik een hele tijd niets in het Gronings gedaan.”
De muzikale veelvraat speelt rock, blues, new wave, blue grass, cajun, folk, country en als het kan nog meer. “Ik heb een brede smaak. De laatste tien jaar ben ik ook discjockey geweest en daar draai ik ook altijd van alles door elkaar.”
De onderwerpen voor zijn liedjes liggen dicht bij huis. Dat was de reden om definitief in het Gronings te gaan schrijven. “Na De piepen liggen plat was het eerste nummer in het Gronings Volluk!. Dat ging over mezelf en over mijn sores. Daar zat ook wat humor in. Een zin als “Giroblaauw is bie mie rood, dat blift ook zo tot aan mien dood” had ik natuurlijk nooit in het Engels kunnen bedenken. Gewoon omdat om echt iets met humor te schrijven een struikelpunt is als je dat in een andere taal moet doen. Dat was wel een eyeopener voor mij, om maar eens een Engels woord te gebruiken. Ik dacht: ‘dit niveau dat haal ik nooit in het Engels’. Automatisch kwamen de onderwerpen dichterbij huis.
Ik hoefde niks meer te vertalen. Ik geef altijd het voorbeeld: ‘I was driving in my car from Memphis to New Orleans’, terwijl je dat nog nooit hebt gedaan. Je zit in de auto en je bent in beweging. Dat is de boodschap. Dat wil je in je liedje kwijt maar je kunt geen Nederlandse namen gebruiken als je in het Engels zingt. De situatie moet je vertalen en dan ben je letterlijk al weer verder van huis en figuurlijk ook. Als je zingt: ‘Ik zit hier op de bank en mijn vrouw leest de krant’, kan ik letterlijk zeggen wat er aan de hand is. ‘Een kopje koffie in de hand’.
Het kost geen enkele moeite om te beschrijven wat er om me heen aan de hand is. Dat vind ik ook het leuke aan een liedje. Je hebt drie minuten. Je hebt drie coupletten van een regel of vier en daar moet je wat in beschrijven. Ik vind het erg belangrijk om zo snel mogelijk sfeer te scheppen. Dat je je kunt voorstellen waar het zich afspeelt. Dat je wat uiterlijke kenmerken van mensen hebt of dat hij een uitspraak doet. Dat je meteen door hebt wat voor soort mensen het zijn. In de loop der jaren ben ik daar heel bedreven in geworden, vind ik zelf. Dat kun je dus niet doen in het Engels of tenminste dat kan ik niet. Dan moet je al die bijvoeglijke naamwoorden zo uit de mouw kunnen schudden of met het woordenboek erbij.
Het gekke is, des te langer ik bezig ben met schrijven, des te meer schiet me te binnen over vroeger. Er zit nog een hele lade met woorden die ik nooit meer gebruikt heb in mijn hoofd. Waar komt dat vandaan? Dan kun je zien hoe belangrijk die eerste zes, zeven jaren in je taalontwikkeling is. Wat je daar allemaal meekrijgt als je met taal omgaat. Wat er nog allemaal in je hoofd zit. Dat is echt fascinerend.”
Engels is voor Hadders dus een gepasseerd station. “Als je relevante tekst wilt maken die ergens over gaat, waarom moet dat in het Engels? Wat heeft dat voor zin? Ik zeg ook altijd tegen mijn vrienden die in het Engels zingen: ‘Ben je bang? Ben je je aan het verstoppen?’ Het is versluierd als je dat in het Engels wilt doen. Je mist heel veel mooie details, gewoon omdat je die taal niet beheerst. Dus ik ben helemaal om. Ik ga nooit meer in het Engels schrijven.
De andere kant is natuurlijk: het publiek is kleiner maar wel fanatieker. Ik verkoop liever een paar duizend cd’s in Groningen dan driehonderd in Nederland of de hele wereld. En het heeft ook zin. Als wij spelen, heb je mensen in de zaal die mee kunnen zingen. Mensen kunnen er om lachen. Mensen hebben er echt wat aan. Mensen draaien het op begrafenissen. Het is relevant en ik heb er een beter gevoel bij.”