Een gesprek met bandoneonist Carel Kraayenhof levert het gevoel op dat je naar een film zit te kijken waarin historische momenten elkaar iets te dicht opvolgen. Er is flink geknipt in de tijdsbalk omwille van de volledigheid. Deze oer-Hollandse jongen van 52 jaar, die pas op zijn 26e het instrument tegenkwam waarmee hij naam zou maken, heeft het voorrecht gehad om een persoonlijke band op te bouwen, als muzikant en vriend, met Astor Piazzolla en Osvaldo Pugliese, twee monumenten van de tango. De een overleed in 1992, de ander drie jaar later. Met een mengeling van trots, dankbaarheid en bescheidenheid ziet Kraayenhof terug op een periode die aan de basis staat van zijn internationale succes.
Het klinkt te mooi om waar te zijn. Het huwelijk van Willem-Alexander en Maxima, op 2 februari 2002, betekende jouw internationale doorbraak. Wat je in de jaren daarvoor had bereikt, was niet minder indrukwekkend, maar het optreden in de Nieuwe Kerk gaf je net dat ene allesbepalende zetje. Had je dat zelf ooit kunnen bedenken?
Nee, totaal niet. Het is typisch zo’n geval van op de juiste plaats op het juiste moment. Maar van tevoren keek ik er anders tegenaan. Maxima had persoonlijk te kennen gegeven dat zij op het huwelijk Adiós Nonino, een beroemd stuk van Piazzolla, wilde horen. Dirigent Ed Spanjaard, die de muzikale invullingen voor koninklijke evenementen verzorgt, benaderde daarop mij. Hoewel ik vereerd was met het verzoek om voor het bruidspaar te spelen, had ik aanvankelijk ook mijn bedenkingen. Ik wist toen niet beter dan dat Maxima de dochter van Zorreguieta was, een pion in het schaakspel van de foute Videla. Het wrange was dat degene die mij ooit op het spoor had gebracht van de bandoneon, een politiek vluchteling was. Ik associeerde het instrument vooral met hem en zijn lotgenoten, niet met het regime van Videla of alles wat daarmee te maken had. Het verzoek om te spelen in de Nieuwe Kerk leverde dus een dilemma op.
Wat heeft jou uiteindelijk van mening doen veranderen?
Twee dingen. Allereerst de volstrekte openheid en oprechtheid van Maxima zelf. In de media heeft zij in die dagen onomwonden laten blijken hoe zij tegen de situatie aankeek. Als dochter houdt zij van haar vader, maar als democraat in hart en nieren neemt ze afstand van zijn politieke verleden. Ook heeft zij mij toen thuis bezocht en dat bezoek bevestigde het positieve beeld dat ik inmiddels van haar had. In de tweede plaats heb ik destijds veel contact gehad met Argentijnse vrienden. Ik wilde weten hoe zij het vonden wanneer ik voor Maxima zou spelen. Ze vonden unaniem dat ik het moest doen: dit was immers een grote kans om de Argentijnse cultuur, de tango op de wereldkaart te zetten. Zij zeiden ook dat Argentinië naar de toekomst moet leren kijken. Argentinië is immers meer dan Videla. Voor diegenen die familieleden of vrienden hebben verloren onder dat regime zal iedere herinnering daaraan altijd pijnlijk blijven, maar de jongere generaties willen bouwen aan een land waar ze trots op kunnen zijn. De tango symboliseert die trots bij uitstek. Het bindt de Argentijnen, het is hun identiteit.
Piazolla en Pugliese
Maar met Astor Piazzolla, de man die voor ons de Argentijnse tango belichaamt zoals Amália Rodrigues dat doet voor de fado, liepen toch niet alle Argentijnen weg, en dat is nog mild uitgedrukt?
Dat is helemaal waar. Hij had zelfs de bijnaam ‘asesino del tango’, moordenaar van de tango. Piazzolla was eigenlijk een buitenbeentje. Een deel van zijn jeugd is hij in New York opgegroeid, waar hij met zijn ouders al op zeer jonge leeftijd naartoe was geëmigreerd. Daar raakte hij in de ban van de jazz, een vernieuwend genre dat zichzelf telkens opnieuw uitvond. Dat heeft een stempel op zijn ontwikkeling als tangomuzikant gedrukt.
Maar wat de Argentijnen hem het meest kwalijk namen, was dat hij van de tango concertante muziek wilde maken, muziek waar niet op gedanst werd. Men vond dat hij de tango van hen ontvreemdde. Piazzolla was een vernieuwer van de tango, maar voor zijn landgenoten stond vernieuwing zowat gelijk aan landverraad! Je moet weten, Argentinië was een smeltkroes van immigrantenstromen uit Zuid-Europa. Armoede heeft die drommels naar Zuid-Amerika gedreven, waar hen meestal een niet veel beter lot beschoren was. Ze hadden heimwee en verlangden ernaar hun achtergebleven familieleden terug te zien. Al die nostalgie en melancholie, en het verdriet om de droom die niet uitkwam, konden ze kwijt via de tango. Daarin voelde men zich verbonden. Tango was voor hen daarom meer dan muziek, dans en zang, het had soms meer weg van een religie.
Toen Piazzolla het dus bestond om de muziek, in hun ogen althans, te transformeren naar een kunstvorm, waren ze des duivels. Later is dat wel weer bijgetrokken. Piazzolla’s modernisering van de tango heeft het genre verder gebracht, geëvolueerd. Niet voor niets is hij de allergrootste componist van de tangogeschiedenis, met meer dan 300 composities op zijn naam. Hij heeft er bovendien voor gezorgd dat de bandoneon een blijvende plaats in het klassieke circuit heeft veroverd. Maar al wordt hij dan niet meer door iedereen beschouwd als de moordenaar van de tango, hij heeft wel het stempel van ‘musicians musician’ opgedrukt gekregen.
Jij hebt Piazzolla in 1987 ontmoet. Hij vroeg je om naar New York te komen, om daar in zijn broadwayshow Tango Apasionado te werken. Dat heb je gedaan, en hebt toen drie maanden voor Piazzolla gewerkt. Dat moet een hele eer zijn geweest, want er liepen in Argentinië toch genoeg veelbelovende bandoneonisten rond waaruit de maestro had kunnen kiezen?
Ik heb inderdaad ongelooflijk veel geluk gehad. Misschien omdat Piazzolla toen gebrouilleerd was met zijn landgenoten, met zijn collega’s, wat ik zojuist heb uitgelegd, was het niet zo vreemd dat hij zijn oog op mij liet vallen. Buiten Argentinië waren er toen nog niet zoveel getalenteerde bandoneonisten. Daar kwam bij dat ik, net als hij, een rekkelijke opvatting had over de tango en als muzikant al de nodige ervaring had opgedaan met andere genres, waaronder klassiek, folk en pop. Dat kan er allemaal toe hebben bijgedragen dat Piazzolla mij wel zag zitten.
En hoe ging dat bij Osvaldo Pugliese? Hoe heb je hem ontmoet? In tegenstelling tot Piazzolla was Pugliese toch onomstreden, een rasechte Argentijn onder de Argentijnen, die door iedereen werd aanbeden?
Nou en of! Met Piazzolla is hij de grootste vernieuwer geweest van de tango. In iedere wijk in Buenos Aires staat wel een monument ter ere van de grote componist. Hij was overtuigd communist en zijn ongezouten kritiek op de militaire junta heeft hem meerdere keren in de gevangenis doen belanden. Dat heeft de mythevorming rondom zijn persoon versterkt. Wanneer hij niet samen met zijn orkest kon optreden omdat hij weer eens vastzat, legden de orkestleden een rode anjer op zijn piano, als teken van respect en solidariteit. Dat vond ik zoiets moois, dat ik daar in 1989 een tango voor heb geschreven. Die compositie heb ik Clavel rojo genoemd, ‘Rode anjer’, en opgedragen aan Pugliese. Van de stijl en arrangementen van Pugliese was ik al heel lang een groot bewonderaar, en Clavel rojo heb ik daarom geheel in zijn stijl, die ietwat ruig en ongepolijst is, gecomponeerd. Toen hij deze tango hoorde, was hij daar zo enthousiast over dat hij mij uitnodigde om naar Buenos Aires te komen. Daar heb ik heel veel van de man kunnen leren, en heb ik mijn eigen technieken op de bandoneon verder verfijnd. Ik besef dat ik met zulke leermeesters een bevoorrecht musicus en mens ben.
Sinds 2002 ben je in één klap een bekende Nederlander geworden en is de tango, in muziek en dans, weer helemaal en vogue. Je kreeg een mooi contract bij het Universal-label en een hele stoet artiesten van naam, van Trijntje Oosterhuis en Bløf tot Dulce Pontes en Sting, wilde graag met jou het podium op. Het kon allemaal niet op. Heeft het succes jou veranderd?
Niet wezenlijk. Toen ik met Universal in zee ging, besefte ik terdege dat tango in hun zienswijze een niche was, zoals ook de fado en de flamenco dat zijn, en dat er grenzen waren aan de muzikale concessies die ik wilde en, contractueel, moest doen aan de mainstream-muziekvisie. Ook ben ik mij er altijd van bewust geweest dat er uiteindelijk een moment zal komen waarop het nieuwtje eraf is voor het grote publiek. Dan word je weer teruggeworpen op jezelf. Roem is betrekkelijk. Het momentum heb ik echter geprobeerd te pakken en dat is me volgens mij aardig gelukt. De Argentijnse tango leeft weer in Nederland, en niet alleen als subcultuur. Inmiddels werk ik weer op mijn eigen label en moeten mijn medemuzikanten en ik heel hard werken om ervoor te zorgen dat we kunnen blijven meedraaien in het circuit.
Dat klinkt zuinig. Je trekt toch veel publiek met shows zoals Compassion. Wat had je dan nog meer willen bereiken?
Je zult mij niet horen klagen, laat dat duidelijk zijn, maar de kosten van de theatershows overstijgen de recette-inkomsten ruimschoots, en de zalen zitten lang niet altijd vol. Dat geldt overigens niet alleen voor artiesten als ik, de hele Nederlandse muzieksector heeft het zwaar. De investeringen voor een nieuw project plus concerttour zijn gigantisch en je moet financieel overal zelf voor opdraaien, van techniek, geluid en tourmanagement tot vervoer en catering. Een show is wel goed voor de verkoop van cd’s en dvd’s. En verder komen we daardoor in contact met andere artiesten of impresario’s die het wel zien zitten om iets te ondernemen met Carel Kraayenhof en zijn Sexteto Canyengue. Daar moet ik het vooral van hebben.
Stilistisch ben ik een purist
Waar ligt jouw grootste verdienste voor de tango? Hoe wil je vooral herinnerd worden, als musicus of componist?
Over dat laatste durf ik mij niet uit te laten, daar mogen anderen over oordelen. Wat verdienste betreft, in 2005 heb ik van de Argentijnse regering een hoge culturele onderscheiding gekregen vanwege mijn inzet voor de tango gedurende vele jaren. Dat geeft volgens mij precies mijn waarde aan. Mijn belangrijkste bijdrage aan de tango bestaat er dus uit dat ik een bruggenbouwer ben.
Stilistisch vind ik mezelf een purist, werkend en denkend in de geest van Pugliese en Piazzolla. Een tango moet degelijk zijn en compositorisch kloppen, een tangolucht ademen. Daarom sta ik bijvoorbeeld sceptisch tegenover recente ontwikkelingen in de tango nuevo, waar componeren steeds meer wegheeft van sampelen, stukjes muziek overal vandaan plukken en vervolgens aan elkaar plakken. Voor mij is dat dus geen componeren. Waar het gaat om het leggen van dwarsverbanden tussen genres neem ik daarentegen een veel soepeler, pragmatischer houding aan. Die houding stelt mij in staat om samen te werken met artiesten uit andere genres, om bruggen te slaan vanuit de tango naar klassiek, pop, folk, noem maar op. In dat opzicht zit ik op de lijn van Piazzolla, hoewel hij natuurlijk veel dichter op klassiek en jazz bleef en niet veel van doen had met pop.
Wat zijn de plannen voor de nabije toekomst?
Er staat van alles op stapel. We gaan aan de slag met het Absolute Ensemble uit New York, dat onder leiding staat van de Estlandse dirigent Kristjan Järvi. Met hen doen we een spannend project dit jaar, in het Concertgebouw, onder de titel Absolute Tango. In 2009 heb ik met dit ensemble geëxperimenteerd in Bremen, en dat is wederzijds goed bevallen. Voor Absolute Tango heb ik een aantal nieuwe muziekstukken gecomponeerd. Daarnaast heb ik afspraken lopen met de celliste Quirine Viersen, met wie ik een serie optredens zal doen met het nieuwe Kraayenhof Tango Ensemble: bandoneon, piano, contrabas en strijkkwartet. Dat belooft wat.
En verder ga ik nog wat interessante dingen doen, als duo en in kwintet, met Juan Pablo Dobal, de Argentijnse pianist die al heel lang Fernando Lameirinhas begeleidt. Twintig jaar geleden hebben Juan Pablo en ik al eens samen in een band gezeten, Viento del Sur. En dat is nog maar een kleine greep uit de plannen. Als ik eraan toekom, zou ik ook weer eens wat Keltisch willen doen, dat heb ik vroeger veel gespeeld. Ik ben een groot liefhebber van folk en heb nog niet zo lang geleden het project Celtic Night gedaan met Stargazer en Niamh Parsons. Zoiets smaakt naar meer. Ik heb het trouwens nog niet over onze buitenlandse optredens gehad. Ach, mijn agenda loopt nu al over.
Selectieve discografie
Tango Maxima (2000) – uitgebracht in eigen beheer
Tango royal (2002) – Universal
Street tango (2003) – Universal
Guardians of the clouds (2006) – Universal
Tango heroes cd/dvd (2006) – Universal
Memorias de Cuba (2008) – Universal
Compassion (2009) – uitgebracht in eigen beheer