(CMCD217)
Waar ze politiek elkaar in de haren vliegen, ons verboden wordt om maar een grassprietje uit China te importeren, communicatiemiddelen uit dat land in de ban worden gedaan, daar doorbreekt muziek alle verboden en grenzen. Dat is wat Cathy Fink, Marcy Marxer en Chao Tian doen. Genieten van elkaars cultuur en grenzen slechten in plaats van optuigen. En wat krijg je als twee gerenommeerde banjospelers uit de USA gaan samenwerken met een even befaamde yangqin (Chinese hammered dulcimer) speler uit China? In ieder geval aansprekende en verrassende muziek.
‘De vraag is niet wat de Appalachan muziek gemeen heeft met de Chinese, maar eerder wat niet’ is een vraag in het tekstboekje. Die stelling gaat mij wat te ver, maar op From China to Appalachia klinkt het allemaal redelijk harmonieus. Neem alleen al openingstrack August flower, een traditional uit het Dabie gebergte in Anhui. De introductie met de yangqin klinkt – door de vele kort herhaalde noten – nog redelijk Chinees in de oren. Maar zodra het ritme op gang komt en de banjo’s de melodie en begeleiding gaan spelen waan je je in de Amerikaanse bergen bij een puur bluegrass feest.
Toegegeven, niet alle songs zijn zo geïntegreerd. Sommigen, zoals High on a mountain of Little Betty Ann, een hybride van Shady Grove, linken qua ritme, uitvoering en instrumentatie meer naar de Appalachan dan naar het Chinese, maar evengoed omgekeerd (zoals The white snake song of Nan ni wan). Het bijt elkaar niet. Integendeel: de klanken smelten wonderwel ongecompliceerd ineen. Mooiste voorbeeld is wellicht Pig anke rag, met een heerlijke swingende solo op de yangqin.
Naast de diverse banjo’s worden ook gitaar, mandoline, ukelele, percussie en sibao (een uit vier bamboostroken bestaand instrument) bespeeld. En er wordt door alle drie gezongen, dus deels in het Engels en deels in het Chinees. De politiek kan hier nog heel veel van leren, en als folkliefhebber kan je er alleen maar van genieten.