La fille du verseau
(Éditions du Dragon, Outhere Music, ENP011)
Het is op de ‘staart van de draak’, symbool voor de ‘grande vendée’ dat het idee rees bij Laurent Tixier (dubbele contrabasfluit, renaissancefluit en tar) en Cécile Corbel (harp, zang, …) om een gezamenlijk spektakel op het getouw te zetten dat onder ‘La fille du Verseau’ zijn vorm kreeg. Laurent schreef de liederen en componeerde de muziek, terwijl Cecile instond voor de arrangementen en uiteraard centraal plaatsneemt binnen dit groots opgezet project, waarin tal van muzikanten hun bijdrage in leveren, zoals Simon Caby (die ook mee instond voor de realisatie en klavieren, gitaar, bas, percussie en koor). Ook de strijkers zijn prominent aanwezig met Rodolphe Liskowitch (cello), Pierre Hamel (violen), Mathieu Rolland (altviool) en Benoît Volant (Ierse viool). Er zijn vervolgens Cyrille Bonneau (fluiten, bombarde en duduk), terwijl oriëntaalse klanken voorts ingebracht worden door Alban Tixier op luit en theorbe en Gaëdic Chambrier (oud). Drums en percussie zijn in de veilige handen van Christophe Piot.
Beiden verblijvend op een hoogte, Cecile in Saint-Michel de Braspart (Bretagne) en Laurent in Saint-Michel-Mont-Mercure (Vendée), van elkaar gescheiden door de grootse Loire, met de prehistorische naam ‘Yprésis’, gaan een alliantie aan om in een eigentijdse sage, te dromen van een ‘Nouvelle Armorique’, door hun culturele verwantschap van kop tot staart van de draak (de Loire) in de kijker te stellen. Samen gaan ze op zoek naar een deel van hun collectief geheugen in nummers als Dorso Draco en Mémoria, soms verdedigd (Coeur de Breizh), vaak echter verboden (Fidelium).
De gevolgen hiervan spelen reeds eeuwenlang in de regio, waarin erkenning en verdrukking elkaar afwisselden (Vanikoro) en uiteindelijk enkel een identiteit versterkt hebben die alles in het werk stelt om zijn cultuur te beschermen (La Dame Blanche, Le Louvetier of Le Lycanthrope). En wanneer een nieuw paradigma zijn plaats krijgt in nummers als La Fille du Verseau of Je n’attendrai pas, blijft het duidelijk dat ze gehecht blijven aan hun patrimonium in al zijn vormen, en klaar zijn om de toekomst tegemoet te treden als verlichte Armoricanen, getuige Soupirs, La Poudrière en Extinction. Waarmee de nummers hun plaats gekregen hebben binnen de achterliggende visie. Zo schiepen ze een actuele verhalenbundel waarin de actoren in hun fabels nog steeds ingevuld worden door heksen, feeën, verslagen strijders en triomfantelijke geliefden.
Deze worden in eerste instantie gedragen door de feeërieke stem, die ook een zekere kinderlijkheid wist te behouden, van Cécile zichzelf begeleidend op de harp. Deze incarneren als het ware de liederen vanuit de spontane vibraties, die voortvloeien uit haar geaard zijn in haar geboortegrond. Deze vermengen zich met een hele batterij aan, vooral oude instrumenten met naast de keltische harp, de renaissanceluit, de barokke theorbe, oud, bombarde, veuze. Deze weerklinken bij momenten uitermate orkestrale muzikaliteit, om zich vervolgens terug te plooien in een intieme begeleiding van verhalende liederen. Zo nodigen ze ons uit om te ervaren hoe het verleden het heden voedt, en de liederen die op die historische, soms spirituele leest gecreëerd werden, zich ook engageren naar de actualiteit toe. Levende (neo)traditie staat hierbij dus centraal vanuit de optiek dat we kinderen zijn van een toekomst die we reeds uitgetekend hebben in onze gedachten. De alchemie die ze bedrijven nodigt alvast uit om steeds opnieuw op zoek te gaan naar verbinding.
De gedachtengang achter deze productie wordt uitvoerig beschreven in het bijgevoegde booklet, dat ons eveneens de mogelijkheid biedt de liedteksten dieper te laten doordringen.
Website: www.cecile-corbel.com