Glasgow 17 januari – 4 februari
Er zijn zo’n 300 activiteiten, gemiddeld 15 per dag. De snelle rekenaar zal inmiddels hebben begrepen dat dit neerkomt op drie weken. Drie weken waarin het festival Celtic Connections elke dag een eruptie aan folkmuziek genereert.
Groot, groter, groots zo lijkt het. Een festival van meer dan een week in de buitenlucht is eerder uitzondering dan regel. Laat staan dat je het hele gebeuren binnen moet zien te initiren. Wonderwel lukt dit zonder het idee te hebben dat je overlopen wordt door horden fans. Er zijn een twintig tal locaties waar workshops, lezingen, tentoonstellingen, radio-uitzendingen, maar dus vooral concerten worden georganiseerd. Die locaties variren van grote concerthallen tot kleinere zalen in complexen met meerdere ruimten, omgebouwde kerken, kelders van hotels, cafs, tentoonstellingsruimten etc. Ze liggen niet allen direct om de hoek, maar de werkwaardige bouw van het centrum van Glasgow, een bijna wiskundig metrisch rasterwerk, maakt het dat je binnen een twintig tal minuten van het ene uiterste naar het andere loopt. Als je de weg inmiddels weet natuurlijk. En anders neem je het uitstekende openbaar vervoer. Keuze genoeg en goedkoop, zelfs de taxi’s midden in de nacht zonder nachttoeslag!
Natuurlijk is uit de naam af te leiden waar de meeste aandacht naar uit gaat: Keltische folkmuziek in allerlei varianten en uit verschillende streken (Scotland, Ierland, Galicie, Bretagne, Wales), aangevuld met Britse en Amerikaanse- en Transatlantische folk. Maar dat niet alleen. Ook wereldmuziek, een special over Real World, Scandinavische muziek (Ranarim, Fribo) Klezmer, de betere pop ((Lloyd Cole, Beth Nielsen Chapman, John Cale, Cowboy Junkies) en een beperkt bluesaanbod maken het programma compleet. De concerten staan soms op zich, maar men werkt ook met thema’s. Bijvoorbeeld dubbelconcerten van twee of meer individuen die een solodeel en een gecombineerde set brengen. Enkele mooie en vooral onverwachte combinaties (Ewan MacPherson & Solas’ Seamus Egan, John Doyle & Anna Massie, Kris Drever met John Williams en Dean McGrow etc) maken deze serie interessant. Je hebt een dansavond met een heuse festnoz, er wordt thematisch met concerten rond instrumenten gewerkt (pipes, fluit, banjo) en er zijn speciale projecten, zoals die rond Robert Tanahill. De nevenactiviteiten zijn mager. De enige festival cdshop is duur en deelt de main hall met een handvol instrumentverkopers, festivalpromotors etc Het overaanbod dwingt je om vooraf keuzes te maken, ook financieel. Er bestaat geen pass-partout of weekendticket. Je zult voor alle voorstellingen losse kaarten zonder kortingsmogelijkheid aan moeten schaffen. De goedkoopste concerten kosten ongerekend een 15 Euro, de duurste komen uit op rond de vijftig Euro. In de eerste week zag ik onder meer het renieconcert van Clannad in de Concert hall. Eerlijk gezegd waren mijn verwachtingen niet hoog, maar Clannad was minder esoterisch als op de laatste albums. Met 12 muzikanten op het podium was het geluid zo nu en dan zelfs stevig. Helaas speelde de gastmuzikanten, gevormd door de backingband van Maire Brennan, elke finesse uit de muziek en werd het uiteindelijk toch n brei. Solas de avond daarna, ook een reunie met vrijwel alle voorgaande leden, was zeer sterk, maar naar mijn smaak veel te kort. Tijdens de festnoz avond werd enthousiast gedanst en werden we getrakteerd op echte crepes en kir. Dick Gaughan voerde zijn Handful of earth album integraal uit, al had hij voor de zekerheid toch maar wat aanvullend werk ingestudeerd. Gaughan was overtuigend, gedreven. Afbreuk aan het concert deden de twee ‘all together now’ nummers met the Poozies, Brian McNeill en Donald Shaw als gasten. Both sides the tweed en the World turned upside down kwamen zo totaal niet uit de verf. Als verstokte fan van de Poozies was ik blij Sally Barker terug te zien. Het was het enige lichtpuntje. Nooit een concert van de Poozies bijgewoond zonder slecht geluid en dat was nu geen uitzondering. Bovendien hoop ik dat de dames weer speelse katten worden in plaats van vroegtijdig ingedutte oma’s. Misschien wel het meest onder de indruk was ik van het prokect The island tapes. Oude priv zwart wit films uit de jaren dertig tot vijftig uit de vorige eeuw van de diverse Schotse eilanden worden op een groot doek vertoont, waarbij live muziek wordt gemaakt. David Allison was een voor mij onbekende gitaar wizzard, maar de man maakt met behulp van elektronische hulpmiddelen, live geproduceerde loops en een uitstekende technische beheersing alles uit zijn instrument. Hij wordt bijgestaan door klassiek gitarist Allen Neave, Ian Melrose (gitaar, low whistle) en zangeres Alyth McCormack. Een werkelijk schitterend geheel, waarbij de beelden spreken door de muziek en omgekeerd evenzo. Wie niet genoeg kan krijgen van een dag muziek kan altijd de kleine uurtjes vullen met een bezoek aan de Festival Club. Hier spelen muzikanten van het festival en niet geprogrammeerde muzikanten als verrassing een set van een half uur in een ongedwongen sfeer. Dat je daarbij hoogstandjes te zien krijgt als een nog even gedreven Ritchie Havens of een 25 personen tellend Celtic Connections Youth Orchesta is geen uitzondering. Daarvoor neem je een aantal uren slaaptekort op de koop toe.