Camin d’Estèlas
(Coriandre, Autre Distribution, COR6CAM)
Coriandre vormt sinds meer dan twintig jaar het uithangbord van de gelijknamige associatie die, residerend in de Franse streek van de Gard, geen kans ongelegen laat om de traditionele Occitaanse muziek en dansen te promoten door ze afgestoft te verspreiden via allerlei activiteiten, zoals het organiseren van festivals en stages. Meteen willen ze de aandacht scherp houden voor de Occitaanse taal, die net als het Gascon en het Bretoens in hun officiële bestaan steeds weer bedreigd worden.
De groep, ooit een duo, transformeerde zich al snel tot een kwartet en later een kwintet door er een experimentele ritmesectie (met gitaar, bas en drums) aan toe te voegen. Denis Galvier (fluiten, saxofonen, hautbois languedocien, schalmei en zang), Phil Puygrenier (draailier, doedelzakken en zang) Emmanuel de Gouvello (bassen, zang), Yves Masson (gitaren, ukelele, zang, koorzang) en Vivian Péres (drums, percussie, koorzang) zijn ondertussen aan hun zesde album toe.
Op deze cd treffen we onder de veertien nummers één traditioneel aan. Vooral Galvier en Puygrenier voerden het materiaal aan, naast inbreng door Masson en de Gouvello (onder meer met de speelse scottish Vire à l’enver). Echte Trad’actuelle Occitane dus, die ons uitnodigt om dansend hun aan Middellandse zee grenzende regio te verkennen. Ze kiezen er tenslotte voor om zich ook uitdrukkelijk naar het balfolk-publiek te richten.
Alles zit verpakt in een fris aanvoelende folkrockjas, zich evenwel nergens schamend om de rijke klanken van de bourdon- en andere traditionele instrumenten prijs te geven. Steeds met een eclatante energieke boost, zelfs in de meest intieme nummers, binnen een uitsluitend gezongen (dans)repertoire leveren al deze ingrediënten een buitengewone coloratuur aan het publiek. Net geen uur lang verblijden ze ons hier met dolle dans- en luisterpret. Na een elektrische boventoon nemen draailier en hobo het vrij snel over in de intro van de bourree in drie tijden L’Estèla lo jorn, die meteen het verkennen van hobbelige liefdespaden onder de luisteraar brengt, en maken we kennis met het indringende, geschuurde stemgeluid van Denis.
In fel contrast hiermee staat het polyfoon gezongen traditionele De Bon Matin, ons met typische voor- en koorzang, bewegend in een magische ronde du Quercy, of de daarop volgende, door schalmei gedragen Gavotte de l’Aven ‘Uélh d’estèla waarin Denis een blijde gebeurtenis bezingt die hem meer dan twintig jaar terug in de schoot geworpen werd. Schalmei en hobo voeren ook de toon in de an dro La camba tòrta (‘Het gekwetste been’), waar de ongelukkige welgevallig de zorgen van de verpleegster ondergaat. Ook aan knipoogjes ontbreekt het hen niet, het hoeft niet altijd zó ernstig zijn, ook al ontbreekt het hen niet aan strijdvaardigheid. Hiervan getuigd onder meer het cynische 49.3, een cynische cicrle circassien, waarbij ook de percussie niet aan de aandacht ontsnapt, of de potige bourree in twee tijden La nassa (‘De val’).
Origineel is ook de aanpak van La ballade de Sanpacè, een ronde provençale, waar naast vraag- en antwoordzang door Denis en Phil, Joe Coulon (slam) en het koor zich in de debatten komt mengen. Finesses, ondermeer op fluit, zijn overigens troef in Galviers’ intimistische Mazurcaline en zijn Schotse wals Benlèu (poëtische beschouwingen rond het begrip ‘Misschien’). Dacht je dat ze de verleiding uit het oog verloren? Neen hoor, met de scottish Aj Marijska! komen we (mee door de saxofoon) volop in een balkangekleurde flirtscene terecht. Een toppertje van formaat is de rondeau Al mercat, waar Galvier zich ontpopt tot dè promotor van de regionale lekkernijen. Na een bewerking van een gedicht van Charles Baudelaire wordt afgesloten met een deinende mazurka, waarbij ‘Adieu’ in het Occitaans zowel ‘goedendag’, ’tot ziens’ of ‘vaarwel’ kan betekenen.
Ook al blijft de traditie bij hen heel sterk doorklinken, en respecteren ze de regels van de oude muziekpraktijk, doen ze er alles aan om enig gevoel van verjaard zijn van hun muziek en dansen geen enkele kans te bieden. Dit siert trouwens veel van de groepen die in de Auvergne en randgebieden aan het werk zijn. Dit bruist van vitaliteit, ook al vormt dit album ‘maar’ een afgietsel van waartoe ze op het podium in staat zijn. Hier zijn geen folkloristen aan het werk, maar een stel keigoeie neo-traditionele lied- en tekstschrijvers, muzikanten en arrangeurs die de balans tussen nieuw en oud perfect in balans weten te houden. Ze voeren het Occitaans aan als hun hoofdtaal bij het zingen en zorgen hierbij in het booklet ook voor de Franse vertalingen.