De Grote Oorlog in liedjes – deel 1

In 2014 is het honderd jaar geleden dat de Eerste Wereldoorlog – of de Grote Oorlog, zoals ie door velen ook wordt genoemd – uitbrak. Dit feit zal niet ongemerkt voorbij gaan. Nederland was neutraal tijdens die wereldoorlog, maar had er evengoed mee te maken, en ging er ook onder gebukt. Maar dat is natuurlijk niet te vergelijkingen met de verschrikkingen die in België en Frankrijk plaatsvonden. Nog altijd wordt gewezen op de zinloosheid van de loopgravenoorlog, op het onvoorstelbare leed en het astronomische aantal gesneuvelden.

Dit is deel 1, zie ook deel 2 en deel 3 van De grote Oorlog in liedjes.

Er zijn al allerhande nieuwe initiatieven genomen om de herdenking van de Grote Oorlog ook in muziek te vatten. Zo organiseerde concertorganisatie GUO op afgelopen Paaszaterdag in Oisterwijk een muzikaal programma onder de titel D’n Grooten Oorlog, van Westhoek tot Oisterwijk, met onder andere Willem Vermandere, die de afgelopen al heel wat liedjes wijdde aan het onderwerp. In Vlaanderen hebben groepen als Folgazan, Folky Towers en Les Voix Perdues programma’s klaar of in voorbereiding. In Nederland staat Diederik van Vleuten momenteel in het theater met een soloprogramma dat de titel Buiten schot draagt en waarin de absurde waanzin van WO I wordt beschreven.

Het monster van de oorlog

Er is ook ten tijde van de Grote Oorlog veel gezongen over wat er gebeurde, en over wat men zelf meemaakte. In zowel Nederland als België zijn veel straatliedjes gemaakt, die beschrijven hoe de gewone burger al deze ellende ervoer. Die liedjes zijn ook gebundeld. In Nederland verscheen in 1940 het boekje Distributiegijn en pijn, het straatlied van 1914-1918 van D. Wouters en meer recent Het monster van de oorlog, een verzameling van Nederlandse liedjes en gedichten over de Eerste Wereldoorlog, samengesteld door Rob Kammelar, Jacques Sicking en Menno Wielinga.

In België zijn recentelijk twee verzamelingen verschenen: De Groote Oorlog in Brusselse straatliedjes van de hand van Guy Janssens en Marktliederen over de ‘Grooten Oorlog’, samengesteld door Roger Hessel. Daarnaast waren er in Nederland verschillende cabaretzangers en vertolkers van het Nederlandse lied die in de periode van 1914 tot 1920 plaatopnames maakten met liederen die WO 1 als onderwerp hadden. In dit artikel wil ik graag aandacht besteden aan juist deze vorm van verslaglegging.

Neutraliteit en angst

Vanwege de oorlogsdreiging die voorafging aan de Eerste Wereldoorlog, vaardigde Minister van Oorlog Colijn op 7 maart 1913 een nieuwe legerwet uit en richtte de Landstorm op, die bestond uit vrijwilligers tot 40 jaar en uit ex-leden van de Landweer en Landmilitie. Maar in tegenstelling tot hun 19e-eeuwse voorgangers, waren deze eenheden volledig geüniformeerd en bewapend, zoals het reguliere leger. Deze reserve-eenheden zijn net als het leger niet in actie gekomen, omdat Nederland neutraal was in deze oorlog. Wel bleef eenieder gemobiliseerd gedurende de gehele oorlogsperiode. In een lied uit 1915 bezingt Albert Bol de jongens van de Landstorm.

Albert Bol – Landstorm marschlied (1915)

Straatzanger Willem Kila bezong in hetzelfde jaar de weerstand tegen de wereldoorlog en  oorlog in zijn algemeenheid in het lied Gevloekt zij de oorlog (of De strijd tusschen Duitschland en België).

Willem Kila - Gevloekt zij de oorlog

Een felle strijd is weer bereid,
Tusschen Europeesche staten,
In ieder land vindt het een schand,
Oorlog ja zal men steeds haten.
Volkeren gaan elkaar vermoorden,
Onschuldig bloed roept in accoorden:

Refrein: Waarom is er geen vrede,
Moet er steeds oorlog zijn.
Daar wordt zooveel geleden
Op het slagveld ziet men bitter lîjn.
Vaders van huisgezinnen
Trekken ten strijde heen.
Vrouwen en kinderen treuren thuis.
O oorlog, o schrikwekkend kruis.

Daar in de schuur, bij ’t knappend vuur,
Zitten twee grijsaards te droomen,
Hun eenigst kind, door hen bemind,
Moest onder de wapens komen.
Op zekeren dag hun leed was groot,
Hun eenigst kind, hun zoon was dood.

Albert Bol – Landstorm marschlied (1915)

Belgische vluchtelingen

Belgische vluchtelingen op weg naar Nederland

Op 4 augustus 1914 viel Duitsland België binnen, zonder formele oorlogsverklaring. Al meteen na de inval kwam de vluchtelingenstroom richting Nederland op gang. De eerste dag al kwamen 52 Belgische soldaten naar Nederland. Toen op 10 oktober 1914 Antwerpen viel, vluchtten naar schatting 40.000 soldaten en 1 miljoen Belgische burgers naar Nederland.

Aanvankelijk liet de regering de opvang van de burgervluchtelingen zo veel mogelijk aan particulieren over, maar uit angst voor anti-Duitse rellen en betogingen onder de vluchtelingen, werd besloten tot het oprichten van bewaakte opvangkampen. Het eerste kamp dat verrees was Vluchtoord Nunspeet. Daarna volgden kampen bij onder andere Amersfoort, Bergen op Zoom, Roosendaal, Scheveningen en Amsterdam. De kampen bestonden uit ofwel tenten, of barakken met woon- en slaapvertrekken.

Vanaf november 1914 konden de meeste burgers echter alweer huiswaarts keren. In mei 1915 waren er nog 105.000 burgervluchtelingen in Nederland; een aantal dat de rest van de oorlog ongeveer constant bleef.

Willem Kila bezong in Mimi d’amour (1915) het lot van de Belgische vluchtelingen.

Willem Kila – Mimi d’amour (lied voor de Belgische vluchtelingen) (1915)

Aardappelnood en Oorlogsbrood

Aardappelnood2


Weliswaar woedde de Eerste Wereldoorlog buiten Nederland, maar bracht desondanks schaarste aan primaire levensbehoeften. Deze deden zich niet in alle gemeenten in gelijke mate voor. In de eerste maanden van de oorlog waren het in het bijzonder gemeenten in de zuidelijke provincies die te maken kregen met de grote vluchtelingenstroom uit België. En in de grotere steden was de voedsel problematiek in het algemeen groter dan op het platteland. Om te voorzien in de behoefte werd van Staatswege het initiatief genomen om etenswaren te verstrekken. Dat resulteerde onder andere in eenheidsworst (dat is waar de uitdrukking vandaan komt) en oorlogsbrood. Natuurlijk niet het meest verfijnde eten.

De nood werd op een bepaald moment zo hoog, dat huisvrouwen in Amsterdam het recht in eigen hand namen. Op 28 juni1917, toen er geen aardappel meer te krijgen was, werd bekend in de volkswijken van Amsterdam, dat er in de Prinsengracht een schip met aardappelen lag, bestemd voor het leger. De arbeidersvrouwen van de Oostelijke Eilanden en de Czaar Peterbuurt plunderden het schip, om hun gezinnen te kunnen voeden.

Maupie Staal – O, dat oorlogsbrood (1917)

En natuurlijk ging uiteindelijk alles op de bon. Daarop werd de navolgende tekst gemaakt:

Een bon voor thee, een bon voor koffie,
Een bon voor karnemelkse pap,
Een bon voor vet, een bon voor grutten,
Een bonnetje bij elke hap,
Een bon ook voor een lief klein kindje,
Wat de ooievaar ons biedt,
Maar als je hem geen bon kunt geven,
Krijg je het kindje lekker niet.

Een bon voor zeep, een bon uien,
Aardappelen en verse vis,
Steenkolen en bruine bonen,
Voor zover……voorradig is.
Spoedig krijg je ook nog bonnen
Voor sigaretten en voor bier.
En je moet een bon meebrengen
Bij de meisjes van plezier

Albert Bol bezong ook de voedselschaarste, en het verlangen naar het einde van de oorlog in het lied Laat maar gaan, een Nederlandse interpretatie van het Amerikaanse patriottische lied Over there, uitgevoerd door onder meer Al Jolson en Enrico Caruso.

Albert Bol – Laat maar gaan

Laat maar gaan, laat maar gaan,
want het einde dat kondigt zich al aan.
En iedereen zingt lang, zolang we leven.
Het is eindelijk met de oorlogen gedaan.

OW-ers

OWer

Schaarste zorgt er ook altijd voor dat handelaren zonder al te veel scrupules profiteren van de nood. Zulke mensen werden OW-ers genoemd: oorlogswinstmakers. Ook dergelijke lieden werden bezongen. Helaas heb ik er geen geluidsopname van, maar wel de bladmuziek van het lied De O.W.er uit het repertoire van Henri Wallig, waarvan ik hier de voorkant afbeeld. De tekst gaat als volgt (eerste en laatste couplet):

De O.W.er is een type, die men vroeger hier niet had.
Hij is nu een illustratie van het leven onzer stad.
Vroeger was hij varkensslager, groenteboer of kruidenier
Nu bewoont hij ’n chique villa in het museum- of parkkwartier.

De O.W.er is van d’oorlog wel het walgelijkst product.
Daar de ruwheid er de stempel der cultuur op heeft gedrukt.
Want met zijde, goud, juwelen, hangt-ie wel de branie uit.
Maar ’t effect is nooit iets anders dan een vlag op een modderschuit.

Belgische claim op Limburg en Zeeuws-Vlaanderen

Na afloop van de oorlog legde België claims op Limburg en Zeeuws-Vlaanderen, die zij wilden inlijven als Belgisch grondgebied. Men vond dat het door Nederland verleende politiek asiel aan de Duitse Keizer Wilhelm II en de toegestane doorreismogelijkheid door Zuid-Limburg voor de terugtrekkende Duitse troepen, reden genoeg was om dit te eisen. De annexatie werd op de Conferentie van Versailles, waar de geallieerden de nadere vredesvoorwaarden die aan Duitsland opgelegd zouden worden onderling bespraken, overigens geweigerd. Emile van Bosch zong in 1919 het lied Wij willen Limburg houden.

Emiel van Bosch – Wij willen Limburg houden (1919)

Oorlogsinvaliden

Na afloop van de oorlog werden de wonden gelikt, en werd de afschuw van het zinvolle geweld en de manier waarop met teruggekeerde soldaten werd omgegaan, een regelmatig terugkerend onderwerp om te bezingen.

De oorlogsinvaliden kregen weinig mogelijkheden om zich staande te houden in de maatschappij. Wat bij verschillende zangers kritische strofen deed opwellen.
De afschuw tegen de oorlog kon weer de overhand nemen.

Luister naar drie liedjes uit 1919:
Maurice Dumas (Heldenloon), Willy Derby (Blindgeschoten) en Albert Bol & Seane Floreten (Slachtoffers van den oorlog).

1. Heldenloon (Pro patria)

Maurice Dumas – Heldenloon (Pro patria) (1919)
Oorlogsinvalide


Maurice Dumas

Hij had een prachtpositie en verdiende heel veel geld.
Hij onderhield zijn ouders, dat werd overal verteld.
Toen werd hij opgeroepen, want ons land was in gevaar,
de moeder weende bitter en zijn vader vond het naar.
Hij kreeg een sabel en een patroontas,
een uniform en van allerhand.
En zo marcheerde hij door de straten
voor het heil van het lieve vaderland.

Hij was één van de eersten die gestuurd werd naar het front.
Het buld’ ren der kanonnen daaraan wende hij terstond.
Zijn hele leven had hij nooit een vliegje kwaad gedaan,
nu moest die brave jongen vreemde mensen slachten gaan.
Hij had een sabel en een patroontas,
een uniform en van allerhand.
Stond in een loopgracht die vol met slijk was
voor het heil van het lieve vaderland.

Zijn naam werd spoedig overal met eer en roem vermeld,
het “bloedstrepen” voor moed en trouw werd op zijn borst gespeld.
Hij redd’ een officier het leven en streed dapper voort,
hij werd een held genoemd omdat hij mensen had vermoord.
Hij had een sabel en een patroontas,
een uniform en van allerhand.
“Gij zult niet doden” was hij vergeten,
voor het heil van het lieve vaderland.

De vrede werd getekend en de oorlog was gedaan.
Verminkt, voor alles ongeschikt, kon hij naar huis toe gaan.
Geen mens vroeg wat van d’arme invalide worden zou,
voldoende was het eermetaal voor moed, beleid en trouw.
Hij had geen sabel en geen patroontas,
geen uniform en geen allerhand,
maar een paar krukken en houten benen,
voor het heil van het lieve vaderland.

2. Blindgeschoten

Willy Derby – Blindgeschoten (1919)

Het is gedaan, ik mag weer huiswaarts keren
’t Gevaar is weg, mijn vaderland is vrij
Ons roemrijk vaan kan schitterend triomfeeren
Het land viert feest en denkt niet meer aan mij
Wie zou er immers aan zo’n mindere denken
Wat geeft het wat het noodlot deed
Zo’n mensenleven telt immers niet mee
Worsteld’ het vaderland soms om privé

Ik deed mijn plicht, ik heb als een leeuw gevochten
Tot aan het laatste uur der laatste dag
Het moordend lood en staal mijn ogen zochten
Ik sindsdien steeds nacht wat ik om me henen zag
‘k Ben ongelukkig nu voor heel mijn leven
Als blindgeschoten jonge vent
Mijn leven is een marteling en ellend’
In donkere nacht tot aan het bitt’re end

Ik zie nooit meer de glans van mijn moeders ogen
Terwijl mijn blik vergeefs de hare zoekt
Mijn zalige liefdesdromen zijn vervlogen
O God waarom ben ik toch zo vervloekt
Nooit zal ik meer die blijde zon zien schijnen
En leef ik in die eeuwige nacht
Terwijl ik naar mijn stervenssponde smacht
Lief vaderland, ik heb mijn plicht volbracht
‘k Uit als een laatste klacht… vaarwel

Willy Derby


3. Slachtoffers van den oorlog

Albert Bol & Seane Floreten – Slachtoffers van den oorlog (1919)

Aanvulling 4 juni 2013:

In eerste instantie leek het me niet heel erg nodig om het bekendste lied over de Eerste Wereldoorlog, Het wijnglas, geschreven door Dirk Witte en uitgevoerd door Jean-Louis Pisuisse, in dit artikel op te nemen. Maar omdat het door anderen als een gemis werd ervaren, alsnog de toevoeging van deze felle aanklacht tegen de oorlogsmachine.

De Zaandamse tekstschrijver en componist Dirk Witte werd bij het uitbreken van de oorlog gemobiliseerd in Eindhoven als soldaat-ziekendrager. Door zijn relatie met Pisuisse, kreeg Dirk Witte van de legerleiding tijd en ruimte om een eigen groepje te vormen, waarmee hij kon optreden. In deze tijd schreef hij liedjes als Aspirine, Soldatenliedje en De peren. Liedjes die het soldatenleven licht ironisch bezingen. Heel anders van toon in ieder geval dan het van wat latere datum stammende lied Het wijnglas, waarin hij de verantwoordelijken voor al deze ellende bitter aanklaagt.

’s Avonds lezen we in de kranten
Hoe het ging die dag aan ’t front
Zoveel honderd weer gevallen
Zoveel duizend weer gewond
Zoveel kinderen zonder vader
Zoveel moeders zonder kind
En we vragen wanneer eens toch
Dat gemoord een einde vindt

Maar des morgens – welk een vreugde –
Lezen we in het ochtendblad
Dat er een banket geweest is
In de een of andere stad
Waar Lloyd George weer heeft gedronken
Op het welzijn van z’n land
Waar de oorlog werd gewonnen
Met het wijnglas in de hand

’s Avonds lezen we in de kranten
Weer een boot getorpedeerd
Zoveel mensen uitgevaren
Zoveel maar teruggekeerd
Zoveel tonnen graan verloren
Zoveel mensen zonder brood
Zoveel vrouwen, zoveel kinderen
Dichter bij de hongerdood

Maar des morgens – welk een vreugde –
Lezen we in het ochtendblad
Van een rijk en deftig feestmaal
In de een of andere stad
Waar de “Kaiser” heeft gedronken
Op z’n uitgehongerd land
En “den Alten Gott” geprezen
Met het wijnglas in de hand

Elke dag brengt nieuwe ellende
Nieuwe armoe, nieuwe rouw
Elke dag krijgt ons vertrouwen
In de mensen weer een knauw
Angstig vragen we hoe lang nog
Deze oorlogswaanzin duurt

Welke afgezant des duivels
Deze wereld toch bestuurt
Ernstig gaan de diplomaten
Naar hun feestmaal en banket
Satan heeft aan ’t hoofd der tafel
Zich als schenker neergezet

En hij vult daar met een grijnslach
Telkenmale tot de rand
Met het rode bloed der volkeren
’t Willig wijnglas in hun hand…

Dirk Witte (467x640)

In deel twee van De Groote Oorlog in liedjes wordt aandacht besteed aan liederen die in latere instantie over WO I werden geschreven.

Scroll naar boven