In 2000 lanceerde Jazzgitarist Jan Kuiper zijn FIve Great Guitars, een projectmatig concept waarbij vijf topgitaristen de uitdaging aangaan om samen langs de Nederlandse theaters te gaan voor het neerzetten van een reeks concerten die de gitaarliefhebber niet mag missen.
Kuiper is steeds weer in staat om grote namen vanuit uiteenlopende disciplines voor bepaalde tijd aan zijn Five Great Guitars toe te voegen. Grootheden als Jan Akkerman en Larry Carlton mochten als gastmuzikanten al aansluiten bij een min of meer vaste kern van muzikanten. Sinds de oprichting is er in de line-up een verschuiving van nationale naar internationale gitaristen. Zo liet de Jazzgitarist vorig jaar nog de Afrikaanse zanger/ gitarist Habib Koite naar Nederland komen om mee te draaien in de African Blues Tour voor het geven van maar liefst vijfendertig concerten in een periode van zes weken.
In 1999 won de funky spelende Digmon Roovers met het trio Jamesz de solistenprijs van het Nederlands Jazzconcours. Met dezelfde groep won hij in het jaar 2000 ook nog de Dutch Jazz Competiton in de categorie Beste Groep. Sinds 2003 is de ritmische Groninger een vaste factor binnen Five Great Guitars. Hij is de man die op een zessnarige akoestische gitaar de swingende baslijnen en het funky slagwerk voor zijn rekening neemt. Tijd voor een aantal vragen.
Met welke muziek ben je van huis uit in aanraking gekomen?
Ik heb twee broers die beide tien jaar ouder zijn. Via hen kwam ik in aanraking met de Stones en David Bowie, maar ook met The Meters (New Orleans Funk) , Bob Marley en Steel Pulse (reggae). Vooral de funk en de reggae-muziek trok mij enorm. Dat swingde de pan uit. Ik ben altijd in die hoek gebleven; soul, funk, reggae. De melodie was minder belangrijk dan de Groove.
Wat heeft ertoe geleid dat je bent begonnen met gitaarspelen?
Toen mijn moeder jong was speelde ze gitaar en trad af en toe op. Ze heeft haar gitaar altijd bewaard. Zo’n hele oude akoestische met stalen snaren. Mijn broer nam gitaarlessen. Dat wilde ik ook en op m’n achtste ben ik begonnen met gitaarspelen…. Op diezelfde oude gitaar.
Zie je jezelf meer als bassist, of meer als gitarist?
Van huis uit ben ik een gitarist met een enorme liefde voor baspartijen en vooral ritmiek. Ik zeg wel eens: Ik ben meer een drummer op gitaar die baslijnen speelt. Als ik speel hoor ik altijd een drumpatroon in mijn hoofd. Mijn constante rechterhand is de hi-hat, de bassnaren de bass-drum en de akkoorden de snaredrum. Het gekke is, ik let tijdens een gitaarsolo (of een ander instrument) altijd op de begeleiders; hoe wordt de solist ondersteund.
De baspartijen speel jij niet op een basgitaar maar op een gewone zessnarige Takamine akoestische gitaar. Wat heb je aan de gitaar veranderd?
Ik speel op een hele gewone Takamine Jumbo, gebruik geen andere stemming en speel op de meest goedkope snaren die er zijn. Ik maak gebruik van een EBS oktaver. Deze is polyfone, dus ik kan akkoorden en bas tegelijk spelen. Deze oktaver zorgt ervoor dat alleen de bassnaren een oktaaf verlaagd worden. De G-, B-, en de hoge E snaar laat hij vrijwel ongemoeid. Verder speel ik op een AER – en een Polytone 15 inch gitaarversterker. De AER zorgt voor de “hoge tik” in het geluid en de Polytone voor de diepe bassen.
Het gebruik van een gewone akoestische gitaar als basgitaar is volgens mij redelijk uniek. Hoe ben je hiertoe gekomen?
Heb je voorbeelden van gitaristen/ bassisten die ook op die manier baspartijen spelen? Tijdens mijn conservatoriumtijd ben ik gaan spelen met Gerrit de Boer op gitaar en Sebastiaan Kaptein op djembé onder de naam James’ Trio (later Jamesz). Onze eerste cd verscheen en werd goed ontvangen. “Het enige dat niet goed gelukt was waren de baspartijen van Digmon Roovers”, volgens een recensie. Ik speelde helemaal geen baslijnen en dat was de bedoeling ook niet, maar het zette me wel tot nadenken. Ik kocht een oktaver en begon te experimenteren. Sebastiaan, eigenlijk drummer, voegde een hi-hat en een bassdrum toe en al gauw klonken we als een echte band. Het bas spelen op een akoestische gitaar was geboren.
Bij Five Great Guitars werken jullie vaak met één of meer gastmuzikanten voor een theatertour met een bepaald thema. Dat brengt steeds weer een proces van afstemming met zich mee. Op welke manier vindt bij Five Great Guitars de voorbereiding van een nieuwe tour plaats muzikaal gezien? En wat is jouw rol als bassist hierin?
Als we op tour zijn rijd ik altijd samen met Jan Kuiper. Tijdens onze gezamenlijke reizen bedenken we dan de meest fantastische combinaties. Hier beginnen eigenlijk de voorbereidingen al. Wanneer duidelijk is met wie we gaan spelen begin ik met het beluisteren van muziek van die persoon. Zo’n twee a drie dagen voor de eerste try-out komt onze gast aan in Groningen, waar we beginnen met repeteren. We weten dan ongeveer hoe het programma eruit moet gaan zien en we hebben een aantal nummers in ons hoofd. Maar alles staat nog open. Er staat ook bijna niets op papier. Voordoen, luisteren en nadoen. Jamsessie, arrangementen uitwerken, wie doet wat en ruimte laten voor improvisatie. Hier zijn we dan zo’n twee dagen mee bezig. De laatste dag doen we alleen de doorloop van het programma en moet het staan. Tijdens de repetities neem ik veel op met mijn voicerecorder. ’s Avonds neem ik dan alles nog eens door. De laatste nacht voor de eerste try-out slaap ik dan ook bijna niet omdat ik constant het programma in mijn hoofd afdraai. Ik oefen dan zonder gitaar. Het finetunen van het programma blijft gedurende de hele tour bestaan. Waar kunnen we verbeteren? Waar kan het anders?
Onder andere voor het album City heb je gespeeld met Harry Sacksioni, die in zijn manier van spelen zelf ook de baspartijen nadrukkelijk meespeelt. Is dit een extra moeilijkheid of uitdaging voor jou om hier als gitaarbassist bij aan te sluiten? Hoe voorkom je dat je elkaar muzikaal in de weg zit?
Het is zeker een uitdaging om met Harry te spelen. De timing is hierbij erg belangrijk. Op een of andere manier kunnen Harry en ik erg fijn samenspelen. We liggen qua timing en ritmiek zeer dicht bij elkaar. Het spelen ging van begin af aan eigenlijk vanzelf. We hebben wel eens gezegd omdat het muzikaal zo goed klikte: “Wanneer gaan we trouwen!” Het is ook de kunst van het weglaten, je moet niet teveel willen doen anders ga je elkaar zeker in de weg zitten. Ik vind het vaak belangrijker wat je niet speelt dan wat je wel speelt.
Heeft de samenwerking met gitaristen en andere muzikanten uit verschillende culturen en met zeer verschillende stijlen invloed gehad op je eigen ontwikkeling als muzikant, je muzikale interesse of anderszins?
Spelen met muzikanten uit verschillende culturen vraagt een groot aanpassingsvermogen. Ik prijs mezelf dan ook erg gelukkig dat ik met heel veel verschillende culturen heb mogen spelen. Afrika, Zuid-Amerika, Noord-Amerika, India, Europa… Hierdoor is mijn muzikale bagage behoorlijk vergroot. Elke cultuur heeft zijn eigen opvatting en daarbinnen heeft elke muzikant ook nog zijn eigen opvatting over de muziek. De bindende factor voor mij binnen deze culturen is altijd ritmiek. Ik heb wel eens tussen een Afrikaanse percussionist en een Indiase tablaspeler gezeten. Bijzonder leerzaam. Allebei zeer verschillende opvatting en om dan als een soort lijm te fungeren is fantastisch! Nu ben ik opgeleid door Jan Kuiper, een improvisator pur sang. Ik heb van hem geleerd om vooral mijn eigen ding te doen. Je moet op niemand willen lijken, want die persoon is er al. Zijn insteek was en is altijd: “Speel het nu eens anders”. Dat maakt dat ik gewend ben om mij aan te aanpassen aan mijn omgeving. En het maakt niet uit hoe die omgeving eruit ziet.
Wat zijn voor jou de hoogtepunten of meest bijzondere ervaringen uit je muzikale carrière tot nu toe?
Aangenomen worden bij één van de meest fantastische reggaebands van Nederland begin jaren ’90; Johnny Baby & the Liberators. Het winnen van de solistenprijs met Jamesz. Dit was vooral bijzonder omdat we als band de prijs wonnen vanwege het collectief improviseren. Het winnen van de Dutch Jazz Competition met diezelfde Jamesz. Spelen op festivals in Tunesië, Oman, Costa Rica, North Sea. Voor Five Great Guitars gevraagd worden. Naast het spelen op fantastische plekken met geweldige muzikanten is het werkelijke hoogtepunt elke keer dat spelen wat je werkelijk wilt spelen. Wanneer ik aan het improviseren ben en het lukt, zonder dat ik verzeild raak in herhaling, oude trucs en toonladders, dan ben ik het meest gelukkig en zie ik dat elke keer als een hoogtepunt. Hoe blijf je geïnspireerd? Door steeds met nieuwe combinaties te spelen bij Five Great Guitars blijf ik geïnspireerd. Nieuwe culturen, nieuwe stijlen. Dat wat ik op het podium meemaak en leer breng ik mee naar mijn lespraktijk. Mijn leerlingen gaan bijvoorbeeld op zoek naar nieuwe muzikanten binnen een stijl. De kids komen met de laatste muziek die ze leuk vinden. Op die manier blijf ik op de hoogte van de nieuwste ontwikkelingen en voeden we elkaar.
Wat heb je nodig om tijdens een concert het beste uit jezelf te kunnen halen?
Dat begint al bij het opstaan. Een warme douche, een goed ontbijt, beetje gitaarspelen… Daarna rustig naar het theater rijden. Bij aankomst kopje koffie, alles klaar zetten, soundcheck… En dan een fijn restaurant zoeken voor een heerlijke maaltijd. Dan terug naar het theater, nog even gitaarspelen, omkleden, beetje dollen in de kleedkamer en gaan!! Op deze manier haal ik het beste uit mezelf. Ik heb geen bepaalde rituelen of geluksschoenen of iets dergelijks nodig.
Waar ligt je muzikale focus op dit moment en wat zou je in de toekomst graag nog willen doen?
Five Great Guitars is op dit moment het meest belangrijk. We hebben een aantal plannen liggen. Het nieuwe programma gaat hoogstwaarschijnlijk African Samba heten. Afrika met Zuid-Amerika combineren. Verder ben ik bezig met het opzetten van schoolprojecten. Ik leer bijvoorbeeld de leerkrachten van het basisonderwijs hoe ze liedjes op gitaar voor de klas moeten begeleiden. Er wordt zo weinig aan muziek gedaan op de basisscholen en daar wil ik wat aan doen. Eigenlijk moet in iedere school en in elke klas een gitaar hangen. Ik ben bezig met het schrijven van mijn visie op improviseren. Tijdens workshops komt steeds weer dezelfde vraag naar voren: Wat speel je op een A mineur akkoord? “Denk aan een mooie zonsondergang, of zie de kleur blauw”, of zoiets, daar heeft men weinig aan. Men wil een heel duidelijk stappenplan. En voor de rest zie ik wel wat de toekomst brengt. Een planning maken is goed zolang er maar veel ruimte voor improvisatie over blijft, zowel op gitaar als in het dagelijks leven. “Doe het nu eens anders.”
Pingback: Interview Digmon Roovers | Five Great Guitars