Een mandje vol Bretonse vocalen

Dat de Bretonse poëtische zangtraditie, vaak ook uitnodigend tot deze of gene rijdans, er eentje is dat leeft moge blijken uit deze selectie van recent verschenen albums, waarin we de neerslag terugvinden van het muziektheaterstuk ‘War Hent Youenn Gwernig’, Élodie Jaffré ons, in gezelschap van harp en contrabas, uitnodigt op een nachtelijke vistocht, we kennis maken met het beloftevolle debuut van Ivarh, om te eindigen met de nieuwste van één van de ‘oude’ meesters, Denez Prigent, die ons onderdompeld in een bad van akoestisch benaderde ‘gwerz’.   

WAR HENT YOUENN GWERNIG
(Paker Prod, Xango music, PakerProd 032)

Vanuit de teksten van Youenn Gwernig zelf (1925-2006) en getuigenissen van mensen uit zijn omgeving (waaronder zijn dochter Annaïg) schreef Goulc’han Kervella een muziektheaterstuk dat het leven evoceert van deze dichter en romancier. De theatercompagnie Ar Vro Bagan was er als de kippen bij om de schouders mee onder dit project ‘Sur la route de Youenn Gwernig’ te zetten, in een eerbetoon aan een veelzijdig kunstenaar wiens leven gekenmerkt werd door een Bretonse identiteit met een open geest, met werk dat universele menselijke weerspiegelt in al zijn aspecten.

Gwernig groeide op in een bad van Bretonse cultuur, speelde al vroeg zelf bombarde en later biniou-kozh en biniou-brass. Professioneel legt hij zich toe op houtbewerking en sculptuur. De politieke ontwikkelingen in de jaren ’50 zetten hem ertoe aan met zijn gezin naar New York te emigreren, waar ze vaak de verschillende migrantenmilieus frequenteren en zijn ontmoeting met Jack Kerouac ‘On the road…’ zijn schrijverschap zal meebepalen. In ’69 keren ze terug naar Bretagne, en vanaf ’71 betreedt hij zelf als gitarist de muziekscene, vaak samen met vrouw en dochters. Zijn werk, waarin hij zich zowel uitdrukte in het Bretons, het Frans als in het Engels, vormt een voortdurend protest tegen de verdrukking van de Bretonse taal en cultuur.  

De sleutelscenes van zijn levensverhaal worden muzikaal geïnterpreteerd door de zangers Typhaine Corre, Tangi Merien en Erwan Billant, instrumentaal omkadert door Tangi Le Gall-Carré (accordeon), Erwan Moal (gitaar) en Julien Stévenin (cello). Gwez zet zijn poëtisch zijn liefde voor houtbewerking in de kijker. We trekken met hem de oceaan over in Gwerz an Harluad, waar hij in contact komen met diverse migrantengemeenschappen (‘Identity’) en in El Barrio geconfronteerd wordt met de moeilijke levensomstandigheden van de Portoricanen.

Er ontstaat een vriendschap met Jack Kerouac in Emvod, en we beleven de terugkeer naar Bretagne in Tuchenn Mikêl, waar hij samen met de Bretonse gemeenschap sterk geraakt wordt door de dood van Yann-Kel Kernalegenn, Bretoens militant die in 1976 gedood werd door een bom die hij wou deponeren bij een militaire site, tragisch bezongen in Gwerz Ti-Voujeret. We maken ook kennis zijn intiemste poëzie in nummers als Me ‘garfe en N’am eus netra.

Ook op cd meer dan het beluisteren waard.


ÉLODIE JAFFRÉ, AWENA LUCAS & YANN LE BOZEC
Kanour Noz
(COOP BREIZH, CD SEL02/DB12).

Met dit project, waarin zangeres Élodie Jaffré centraal staat, instrumentaal omringd door harpiste Awena Lucas en contrabassist Yann Le Bozec (Spontus, Calum Stewart Trio) trekken we de Bretonse nacht in. De titel van het album staat voor ‘zanger van de nacht’, de bijnaam die de bewoners van Kerroc’h, een kleine haven bij Plœmeur, gaven aan een visser die de gewoonte nam tijdens zijn nachtelijke visvangsten voortdurend te zingen.

Élodie ontdekte dat deze man, Louis Le HIrez (1907-1983) haar achtergrootoom was. Gebruik makend van teksten die in 1974 en 1976 verzameld en herschreven werden door Jean-Yves Monnat naar Hirez realiseerde ze een droom een concert uit te werken rond deze persoon, zijn leven en de manier waarop hij hier uitdrukking aan gaf. Op een eigentijdse manier evoceert ze een imaginaire atmosfeer die die nachtelijke eenzame visserstochten mogelijks beleefd werden. Ze schept een universum rond hem, zingend, alleen op zijn boot, midden de oceaan. Van poullenn (visplaats) naar poullenn op de getijden van het geheugen van haar achtergrootoom.

Die trip wordt doorlopen in dertien traditionele liederen, soms in een door Jaffré aangepaste versie, uiteraard in het Bretons gezongen. Het booklet biedt gelukkig ook de Franse vertalingen, zodat we het verhaal iets nauwgezetter kunnen volgen. Hieruit krijgen we een beeld van de gedachten die door het hoofd van de visser moeten gedeind hebben tijdens zijn nachtelijke escapades. Die konden een religieuze toets hebben zoals in Intran Varia en Arvor, waarin de Notre Dame de Larmor, een kerkje aan de kust, de matrozen gaan bidden voor een goede vaart. Op een traditionele melodie A-ziar Kanour noz (‘Met betrekking tot de nachtelijke zanger’) schreef Élodie een eigen tekst die de mogelijke gedachtenketting zou kunnen geweest zijn.

Dromen gleden ook naar andere plaatsen, zoals in En tu-rèl de Baris (‘Aan de andere kant van Parijs’), of (bezorgde) mijmeringen over kennissen zoals in Jean-Pier Gallow a Gergañskoed of Zior podér houzin ha gowé ket (‘Over mijn vier nichten’) en andere thema’s die zich op het vasteland afspelen, zoals de Tunesische oorlog. Tevredenheid met het eigen bestaan weerklinkt uit Goahañ mechér (‘Het slechtste beroep’), waarin hij de tristesse van de landbouwer plaatst tegenover het vissersbestaan, ondanks het gegeven dat er ook ontij kan zijn, getuige Glow hog awel e hro (‘Het regent en waait’).

Samenvattend biedt dit project een uur lang genieten van ingetogen, heel naturel gezongen Bretonse traditionele liederen in hun verwevenheid met de vingers. Hoewel de zang ontegensprekelijk voorop staat, en harp en contrabas nergens de overhand nemen, vormen deze twee instrumenten een ideaal duo om de liederen mee te omkaderen, en blijken onmisbaar om het geheel nog hoger op te tillen. Niet toevallig dat dit album in de eerste prijs haalde in de categorie Bretoense zang op Priziou 2023.       


IVARH
Huñvre
(Paker Productions, Xango Music Distribution, PakerProd 038)

Dit kersverse kwintet, opgericht in 2021, pakt meteen uit met een indrukwekkend debuutalbum, wat ons niet hoeft te verwonderen wanneer we vaststellen dat de initiatiefnemers, met name zanger Elouan Le Sauze en elektro-akoestisch gitarist Pablo Molard (die zich ook buigt over de arrangementen en effecten) zich allebei kweten van een uitmuntende score op hun D.N.S.P.M. (Diplôme National Supérieur Professionnel de Musicien) dat ze behaalden in Rennes. Ze trokken Ewen Couriaut (saxofoons) en de broers Benjamin (elektrische gitaar en analoge syntheziser) en Thomas Bessé (drums en percussie) aan en schrijven sindsdien een nieuw hoofdstuk in het grote boek van gezongen Bretonse (neo)traditie, klaar om de wereld te veroveren met zwevende ‘Breizh-folk-rock’. Alan Stivell en Denez Prigent achterna, of eerder Jann Fañch Kemener?

De groepsnaam Ivarh staat voor een pad dat zich laat afbakenen door heggen, dat uitnodigt om elkaar te ontmoeten en contact te leggen om vervolgens weer zijn eigen weg te gaan, terwijl de titel ‘de droom’ verwachtingen schept naar lichte, zweverige, dromerige sferen uit de Basse-Bretagne. Deze worden deels ingelost, gezien de vocale benadering van Elouan veel verwantschap vertoont met die van Denez, terwijl de functie van de instrumenten zich anderzijds helemaal niet beperkt tot wat klankenbehang.

Geopend wordt met een door Elouan geschreven ode aan Ar Roue Stevan (Koning Stevan) uit de Haute Vannetais van de 17de eeuw die een hoog profetisch gehalte bleek te hebben waar het ecologisch, sociaal en maatschappelijk denken betreft. Hiervoor sloeg Molard aan het componeren.  Ook het dromige titelnummer, een magische tocht doorheen de ruimte tussen aarde en hel, en Lårit din, een ingetogen, trieste conversatie met een vogel die getuigt over het onheil dat hij over de door hem bevlogen wereld waarnam, zijn van hun hand. In dit laatste verwelkomen we eenmalig de uit de jazzwereld afkomstige gastcontrabasiste Hélène Labarrière.

Met Diskan An Ivarh blazen ze een lied van, de al te vroeg overleden, Yannig Audran nieuw leven in, waarna ze teruggrijpen naar eigen interpretatie van een traditioneel tumultueus liefdeslied in Ar Vugulez. In het een kwartier durende Kreiz dalen we vervolgens, gedragen door helse Centraal-Bretonse ritmes, amoureus in de hel, in een aan de mythe van Orphée en Eurydice verwant traditioneel lied, waarin Griekse bouzoukigeluiden mee echoën. Vertrekkend vanuit een eenvoudig duet van zang en gitaar bouwt het zich uit in een heus, brutaal crescendo, waarin de ritmes van de gavotte, plinn en fisel die zich vermengen.  Op de traditionele liederen Tuchant en Ar Galon Digor weten ze dan weer een heel vernieuwend instrumentaal arrangement te plaatsen. 

Dit vormt een heel beloftevol, origineel en goed in de oren klinkend debuut, dat ook zijn sommige artistieke innovaties behoorlijk gedurfd, nergens de fundamenten van de traditie ondermijnt. Duidelijk is ook dat ze op die manier boodschappen uit het verleden, die relevant zijn/blijven voor de tumultueuze wereld vandaag, wensen over te brengen, zodat geschiedenissen zich niet eeuwig blijven herhalen!? In elk geval is deze schijf goed voor een uur puur genieten.      


DENEZ PRIGENT
Ur Mor A Zaeloù
(Arsenal Productions, Coop Breizh, CD1206)

Met zijn twaalfde album, sinds zijn eerste zo’n dertig jaar terug al, blijft Denez Prigent doorgaan op het elan dat we van hem gewoon zijn, en keert hij misschien nog meer terug naar zijn uitvalsbasis, troostende schoonheid verlenen aan de gwerz. De albumtitel, vrij vertaald ‘Een zee van tranen’ verraadt dit reeds.

Een gwerz verhaalt een geschiedenis, een oude of mythologische anekdote, die net als ballades of klaagzangen, een tragische of trieste gebeurtenis bezingen. Het verschil met ballades zit hem vooral in het gegeven dat ze, meer dan gecentreerd te zijn rond enkele individuen, meer universele thema’s aankaarten die een bredere gemeenschap getroffen hebben.

Om ons een uur op deze gezongen parels te vergasten zorgt hij voor een fluwelen instrumentaal klankentapijt waarop we ongedwongen kunnen liggen om de fluwelen gezangen zacht op ons af te laten komen. Dit tapijt wordt deels geweven door Mathilde Chevrel (cello), die meteen de toon zet in de inleiding van de overbekende, maar zo intense, opener Marv ma mestrez (‘Mijn geliefde is dood), één van de verschillende nummers die Denez naar tekst en muziek uit de traditie haalde en enkel met zijn groep van eigen arrangementen voorzag. Andere rijgdraden worden aangereikt door Cyrille Bonneau (duduk, veuze, sopraansaxofoon en schotse doedelzak), Jonathan Dour (viool en altviool), Jean-Baptiste Henry (bandoneon) en Antoine Lahay (charango en twaalfsnarengitaar). Op dat eerste nummer raakt ons ook het solo-intermezzo van de klagende veuze.

Even tragisch weerklinkt Bonneau’s saxofoon doorheen Ar bugel koar (‘Het wassen kind’). Duduk en bandoneon zijn troostend aanwezig tijdens het bezingen van Bosenn Eliant over de pestepidemie in het gelijknamige dorp dat er eertijds meer dan 7000 zielen onttrok. Net als in het eerste nummer moet Iwan Gamus leren leven met de gedachte dat zijn geliefde overleed voor ze konden trouwen, wanhopig een manier zoekend om alsnog eeuwig bij haar te kunnen liggen. Twee nummers dragen volledig het ‘merk’ Denez. Op Kanañ a ran (‘Ik zing…’, ongeacht wat me overkomt) krijgt hij daarenboven het gezelschap van Maitrise de Saint-Brieuc, een kinderkoor onder leiding van Soulven Airault, en met Naonegezh Kiev (‘De hongersnood van Kiev’) bezingt hij zijn betrokkenheid bij deze rauwe tijden in Oekraïne, ingeleid door een in het Oekraïens gebed, dat vanuit het koor gezongen wordt met Oleksandr Konysky en Mykola Lysenko. Niet toevallig koppelt hij hieraan de gwerz Soudard ar Fur (‘Soldaat Le Fur’).

En ja, wie kent de evergreen E ti Eliz Iza niet!? Maar dan moet je deze akoestische versie, met koor eens horen. Denez gaat er (terecht) prat op dat hij er weer nieuwe dimensies uitpuurt.  Eindigen doet hij op dit album helemaal alleen, in een a capella gezongen Deuit ganin (‘Kom mee met mij’). Groots in zijn eenvoud!  Vreemd dat de Bretonse hier helemaal geen barrière vormt om te begrijpen waarover dit allemaal handelt: de essentie van het leven.    

Hij drijft ons naar een andere dimensie, met een zwaartegevoel dat ons verbindt met charme en mysterie, ons confronteert met een universele weemoed, waaruit warme troost en zelfs vreugde uit ontstaat. Een aangrijpend discours waarvan de echo’s ver dragen en ons terugwerpen op een toch wel enigszins sombere actualiteit en uitnodigt tot herbezinning over hoe we onze wereld verder willen zien evolueren.    


Scroll naar boven