Ialma, Manu Sabaté, Iñaki Plaza, Ciscu Cardona & Nicolas Scalliet
(Homerecords, 444 6215) 2019.
Ialma gaat er tegenwoordig fel tegenaan… Een half jaar na de première van hun Alegria e liberta, waarmee ze een lijntje uitwierpen naar Italië in een fel gesmaakte productie waar – naast Maarten Decombel en Didier Laloy – Lucilla Galeazzi en Carlo Rizzo in participeerden, pronken ze alweer met een nieuwe uitdaging.
Hier bestaat de ambitie erin Galicië, Catalonië en Baskenland te verenigen in een akoestische muzikaal avontuur, ingegeven door een missie om hun erfgoed uit te wisselen en te vermengen, zonder dat de diverse eigenheden verloren gaan. Dit levert een heel originele creatie op die hun culturele identiteiten, evenwel ontstaan uit nauw verwante geschiedenissen, in een hedendaags perspectief plaatsen. Hierin wordt openheid tot de wereld in tijd en ruimte gepromoot.
Ze lieten zich omringen door Manu Sabaté met zijn Catalaanse rietblazers uit de hobofamilie (gralla, tenora), Iñaki Plaza (trikitixa, txalaparta), Ciscu Cardona (zang, gitaar) en Nicolas Scalliet (drums). Voor de zang leveren de ‘cantareiras’ Veronica (zang, pandereita, cunchas, txalaparta) en Natalia Codesal (zang, pandereita), naast Marisol Palomo (zang, pandereita) en haar dochter Eva Fernandez (zang, pandereita, pandeiro) uiteraard het leeuwenaandeel, in het Galicisch, en natuurlijk ook in het Baskisch, het Catalaans en het Aranees.
Met de dubbelzinnige, heel eigentijds gearrangeerde, traditional El caulets (‘de bloemkolen’) duiken we, stevig gestuwd door percussie en diatonisch accordeon, meteen in het hart van de Pyreneeën, de Vall d’Aran, die geografisch sterk verweven bleef met de Occitaanse regio’s.
Heel wat ingetogener is het poëtische Arbore de canto, waarin de Catalaanse inkleuring versterkt wordt door de melanchole klanken van de tenora. Vervolgens leiden ze ons met hun samenzang in Galeuscasalda binnen in de baskische sferen van gralla, trikitixa en txalaparta. Hun eigen specifieke Gallicische roots weerklinken voor het eerst voluit in #Metoo, waarin ze hun persoonlijk statement plaatsen en wat later in het feestelijke Marinero. Het volledig instrumentale Artx biedt een uitgelezen kans om de diverse regiogebonden instrumenten tot een wervelend samenspel te verleiden. Ook hier ontbindt Plaza al zijn duivels op de trikitixa (de baskische diatonische trekzak), een sterk contrast met het intrieste (Catalaanse) Mati de Sant Joan. Trikitixa en stevige gitaarritmes vormen de inzet van een breed uitgesponnen instrumentale intro op 123 km, waarbij ook de percussiebatterijen voluit gaan, en vooral Baskische invloeden zich laten gelden. Dit is overigens een van de nummers waarin de dames de vrijheid nemen om in de finale de ‘gevestigde’ melodielijn te verlaten om vocaal ietwat te freewheelen. Met Les Quatre Banderes en hun (nu reeds) opnieuw in een nieuw jasje gestopte Alegría zoeken de ‘cantareiras’ terug hun eigen bodem op, waarna ze in Jotes hun opzet, het samenvoegen van aanverwante tradities, andermaal alle eer aandoen.
Ze blijven gedreven, meer zelfs… Ze hebben duidelijk in de aanloop van hun project met de Italianen en Belgen een tweede adem gevonden!