Groupa, Zweeds keurmerk, na meer dan 40 jaar nog steeds innoverend

De oorspronkelijk vijfkoppige groep werd van bij zijn ontstaan in 1980 een hoofdrolspeler in de Zweedse progressieve folkscene en leverde toen al albums af die trendzettend waren, naast onder meer Filarfolket, ook ver buiten de eigen landsgrenzen. Van de pioniers bleef enkel Mats Edén (viool, viola d’amore, hardanger en accordeon) al die tijd aan boord, samen met Jonas Simonson (fluiten en basklarinet) partner in crime sinds 1983 en de enigmatische Noor Terje Isungset (drums, percussie, mondharp), die hen in 1997 kwam vervoegen om hen te voorzien van zijn unieke sensitieve ritmische bagage vol ongewone timbres, door ook gebruik te maken van hout, steen en zelfs ijs.

Steeds meer zochten ze het maximale effect te bereiken vanuit een minimalistische aanpak, waarin ze een deels gecomponeerd, en vaak geïmproviseerd, beeld bieden van de tradities van gisteren, de grillen van vandaag en de hypothetische evoluties van de toekomst. Sinds 2016 gingen ze als trio aan de slag met de realisatie van de cd-reeks Kind of folk, waarvoor ze respectievelijk hun oor te luisteren legden in repertoire uit Zweden, Noorwegen, Ijsland en… Spanje (meteen het voorlopig vierde en recentste volume), om er vervolgens hun instrumenten op te laten zinderen.

Jonas vormt als fluitist één van de belangrijkste gevestigde waarden in Zweden, gekend voor zijn heel persoonlijke ritmische speelstijl en zijn innoverend talent. Terje is wellicht de meest compromisloze van het trio, altijd op zoek naar nieuwe ritmische klankavonturen, resulterend in een sound die onlosmakelijk met hem verbonden is. Met Noorse percussie instrumenten, naast andere die hij zowat overal ter wereld ging sprokkelen, (hij is trouwens ook pionier op het vlak van ijs-instrumenten), ontwikkelt hij telkens weer zijn improvisatorisch ritmisch talent.  Mats tenslotte komt uit het hart van Värmland, dat grenst aan Noorwegen. Vanuit zijn vioolstijl, die gegroeid is vanuit deze twee regio’s, drukt hij zijn onmisbare stempel op het geheel. Vaak is hij componist van dienst binnen Groupa.

Kind of folk – Vol.1 Sweden
(All Ice Records, All Ice 1613)

Het was in eerste instantie uit Jan Johansson’s ingenieuze interpretatie van folkmuziek dat het trio nieuwe impulsen haalde voor hun tijdloze conversatie als muzikanten. Delvend in oude transcripties, terugblikkend naar geschreven muziek en oude opnames herbeluisterend, leverde hen inspiratie om aan de slag te gaan vanuit een verinnerlijkt standpunt, een subtiel palet (als gebruiken ze noten van waterverf) hanterend om hun eigen, nieuwe versie van die nummers te brengen, die ze steeds heel keurig documenteren naar hun bronnen toe. Ook al kunnen ze vaak niet weerstaan aan een onweerstaanbare energetische aandrang, worden deze melodieën eerst en vooral heel subtiel, vanuit een verinnerlijking vertolkt.

De opener, de polska ‘Eda’, vormt daar een prototype van.  Een contemplatief, dromerig, ietwat mistig klankenpatroon vormt hun keurmerk, getuige de herdersmelodie Vallåt. In het toewerken naar dit nieuwe repertoire weten ze bij het uitwerken van hun interpretaties zelf niet altijd waar ze zullen uitkomen, maar telkens vinden ze wel een uitdagende uitgang. Zo krijgt de Slängpolskor vanuit de droge percussie een oriëntaals tintje mee. En lijkt een schurend scharniertje de aanzet voor hun Brudmarsch.  In Liten ko (kalfje) gaan ze volledig los in een set hallings, waarna ze even vrij improviseren op O tysta ensemeht (oh stille eenzaamheid).

Ook melancholie troef in hun instrumentale interpretatie van Emigrantvisa (emigrantenlied). Van eigen hand vinden we Vintersol (winterzon), waarin Terje zich volledig laat gaan in percussie-experimenten, en het op mondharp gedragen First steps terug, terwijl Ludvigpolskan ontsproot aan de pen van Mats. Jonas zette dan weer Jers Kirstin’s Halling freewheelend naar zijn hand. Als geen ander slagen ze erin oude traditie met een nieuwe te vermengen. Op die manier pakken ze slaapliederen aan, huwelijksmarsen en dansmelodieën, herkaderd in een decor van Scandinavische akoestische klankgordijnen en meditatieve improvisaties.     


Kind of folk vol. 2 Norway
(All Ice Records, All Ice 1820)

Twee jaar later verlaten ze de sferen van moerassen en wouden, steken ze de grens over en blikten ze, lekker op dreef, hun Noors avontuur in, waarin ze zich lieten leiden door motieven die verwijzen naar bergen en fjorden, geïnspireerd door de rijkdom aan expressie en klanken die eigen zijn aan de Noorse muziek, gaande van herdersgeroep tot Edvard Grieg. Dit resulteert in een interactie die ingekleurd wordt door hun eigen indrukken, de geur van de bergstromen, het spitsverkeer in het centrum van Oslo, muggenbeten bij de braamstruiken, of een zonsondergang in Finnmark. 

Het lijkt alsof de muzikanten elkaar bevragen, sprekend met hun instrumenten, en de antwoorden sprankelen van een tonale rijkdom die overvloed aan beelden oproept. Hier blijken dan net weer de stiltes tussen de noten, de adem die ingenomen wordt om vervolgens fragiele noten uit de fluit te halen of de slepende nagalm in viool en mondharp van ontstellend belang. Alle drie voelen ze zich heel sterk verbonden met deze muziek. Mats liet zich van bij het begin inspireren door Noorse Hardangerviolisten, studeerde bij Ånon Egeland. De Noor Terje Isungset kreeg de folk met de moedermelk mee in Geilo.

Jonas tenslotte liet zich altijd al inspireren door de tonale taal en de traditionele Noorse dansvormen, zoals de gangar en springar. Is het die vertrouwdheid die hen uitdaagt om zowaar nog iets meer te gaan experimenteren op oude thema’s? Op twee nummers komt de inspiratie rechtstreeks van Grieg, meteen al in de opener Kirkenes-Mandal en vooral hun Solveig ademt even Peer Gynt. Afgesloten wordt met Nu solen går ned (nu gaat de zon onder), ooit gecomponeerd door Samuel Olsen Bruun (1656-1694).   


Kind of folk Vol 3 Iceland
(All Ice Records, All Ice 2027)

In 2020 komt een derde luik eraan. En opnieuw demonstreren ze hoe ze erin blijven slagen de traditionele muziek opnieuw uit te vinden, nu met de blikken gericht op IJsland. Zo herinterpreteren ze de lokale rimur en laten die interageren met innovatieve instrumentatie en sensitieve improvisaties. De verzencycli van de rimur verhalen epische sagas, terug te vinden versleten manuscripten en gepubliceerde verzamelingen.

Het zijn de melodieën die de verhalen dragen. Sommige ervan nemen uren in beslag. Groupa bouwt hier een eigen saga uit, zich inspirerend op hun tocht door de ruwe landschappen waar ijs en lava elkaar ontmoeten. Meer nog in Noorwegen gaat het er dan ook rauwer aan toe, met hitsige percussie, vaak gelardeerd met een jachtige mondharp, luister naar het apocalyptische Tortiming (vernietiging) terwijl Jonas vaker kiest voor donkerder texturen in de fluiten.

In tegenstelling tot de vorige twee albums maken ze hier ook gebruik van lokale gastmuzikanten, met Bára Grimsdottir die ook een pakkend vocaal accent komt leggen in Lilja (lelie) en Til vorins (tot de lente). Daarnaast zijn er ook Skúli Sverrisson (elektrische bas) en Hilmar Jensson (elektrische gitaar), die beiden ook een portie elektronica toevoegen aan de klankentapijten. Zij melden present in Gróska lifsins (levensvermaak), Harmakvein móður jarðar (klaaglied van moeder aarde) en Eyðmörkin (de wildernis). Mats tekende hier voor eigen bijdragen met Orustudans (oorlogsdans) en Brunnurinn (de bron).


Kind of folk Vol.4 Iberia
(All Ice Records, All Ice 2337)

Een vierde hoofdstuk in hun trip brengt hen, enigszins verrassend naar het Iberisch Schiereiland, waar ze de dialoog aangaan met Spaanse en Portugese muzikanten. Opnieuw weten ze ons te verrassen met de eigen draai die ze geven aan de zachte ballades, de intense liefdesliederen en de onweerstaanbare dansmelodieën die ze hier aantreffen.  

Ze ontmoeten er de uit Castilla y León afkomstige multi-instrumentaliste en zangeres Vanesa Muela, die net als Terje een heel brede variëteit aan percussie-instrumenten hanteert. Zij legt met haar dwingende zang en solide klankenspel, gekoppeld aan de improvisatietechnieken van het trio de basis voor een interessant huwelijk tussen noord en zuid. Sterk verwant aan de Gallicische traditie gaat ze de dialoog aan met Groupa in de opener Para empezar a cantar (om te beginnen zingen) en het afsluitende El palillo del tío roque (de stok van oom Roque).  

Voor Portugal vonden ze een partner in crime bij Sofia Adriana, die er tot de jonge zanggeneratie behoort die geïnteresseerd blijft in de eigen traditie, zich begeleidend op adufe. Ze deed haar ervaring op in de groep Fadomorse en het zangtrio Maria Monda, en deed ook behoorlijk wat theaterervaring op. Zo ontwikkelde ze een heel lyrische en verhalende zangstijl, die een eerste maal weerklinkt in Estriga/Tingvalla, waarin een traditional verweven wordt met een Zweedse polska. Heel mystiek en broos klinkt ze in Ó estrela que vais coroar (oh ster die je zult bekoren) en Por riba se ceifa o pão, een traditional uit de Beira Baixa. Op het uit de Algarve afkomstige Ó laurinda Linda, Linda drukt Groupa duidelijk zijn stempel door een jachtige sfeerschepping en beperkt Sofia haar vocale inbreng tot ritmisch gehijg. Het leek hen ook boeiend om even Baskenland in te duiken om een battle aan te gaan met de txalaparta.

Sara en Maika Gomez, van het duo Ttukunak Txalaparta, gingen maar al te graag de uitdaging aan, om zich met hun ingewikkelde ritmes Terje te verrassen en verrukken met plotselinge verschuivingen en een expansieve dynamiek. Dit leidt tot enkele pittige duels, in Ballet/meander vooral debatterend met de viool van Mats Edén en het aansluitende Flautarudl/Storerudl, Noorse traditionals in een bewerking van Jonas, die dan ook op zijn beurt de uitdaging aangaat om zich te meten met de txalapartas, waarin ook mondharp en de eenrij-accordeon van Mats zich niet onledig laten.

Heerlijk zijn ook de interacties met het fluitspel van Jonas in zijn Halling enramada, het moment om stevig te gaan improviseren. Voorts is er een bij momenten sterk Moors klinkende Polska típico en Polska virgin van zijn hand. De heel af en toe opduikende elektrische bas en gitaar worden respectievelijk toegevoegd door gasten Skúli Sverisson, die ook meestapte in het IJslandse avontuur en Robert Svärd.


Scroll naar boven