Hydraulic
(Appel Rekords, APR 1392)
Net iets teveel wissels in de bezetting deed het beloftevolle Aidreann besluiten om zich een andere naam toe te bedelen. Het repertoire op hun debuut beperkt zich evenwel tot nummers ontstaan binnen het oorspronkelijke kwintet. Ook Debbie Lambregts (doedelzak en gitaar), nog tekenend voor de kleine helft van de nummers en Anneleen Brabants (altviool), nog heel actief op dit album, zochten andere einders op. Zij werden respectievelijk vervangen door Marieke Van Ransbeeck (doedelzak en barokmusette) en Malicorne Buysse (viool en cello). Deze laatste maakte reeds tijdens de opnames haar instap. Samen met Thomas Hoste (elektro-akoestische altdraailier), Hilke Bauweraerts (diatonische accordeon en zang) en Zjef Van Steenbergen (elektrische basgitaar) gaan ze er vol voor om eigen, breed uitgesponnen balfolknummers te vertolken, akoestisch, met stevige grooves, sterke melodieën en verrassende klanktexturen.
De elf nummers bieden een klein uur dans- en (in deze tijden) vooral luisterplezier, waarbij het niemand zal verbazen dat er behoorlijk wat Franse invloeden deel uitmaken van hun verhaal. De rijkdom aan bourdons vormt daar één facet van. Geopend wordt met Debbie’s Aran, (eerbetoon aan één van onze legendarische revivalgroepen?) een vrolijke jig waar duchtig gedeind kan worden op pittige riffs, die net als de melodie afwisselend gedragen worden door de verschillende instrumenten. Die ongebreidelde variaties in het naar voor brengen ervan leiden ook in de andere nummers voortdurend tot verrassende wendingen. Uit de nalatenschap van de vorige groepsleden onthouden we onder meer twee krachtige bourrees in twee tijden van Lode, Raffinerie en la Turque, waarin de trillers op doedelzak en draailier alom tegenwoordig zijn en de trekzak van Hilke zorgt voor potige ritmische ondersteuning.
De basgitaar biedt een strak intermezzo in Mantra I & II eveneens een creatie van Lode,… én een nummer waarin Thomas zowat alle speeltechnieken op draailier weet te demonstreren. Dat Hilke anderzijds ook heel fragiele melodieën uit haar instrument weet te toveren bewijst haar sensitieve intro op Dolly, uit de erfenis van Anneleen Brabants. Dit thema wordt overigens door Thomas even fijngevoelig hernomen op draailier, terwijl ook de basgitaar zich hier vanuit een verrassende hoek laat horen. Met Latin lover, een vooral meesterlijk op doedelzak aangestuurde scottish en de tovercirkel vol arrangementele variaties Cercle pour Jonathan vallen we andermaal voor Debbie’s talenten. Een doezelig rustmoment vinden we in de mazurka Schelvis van Hilke, waarin naast trekzak, afwisselend doedelzak en draailier het voortouw nemen. Ook de scottish Pescado Diabolo is van haar hand. Heerlijk hoe ze hier neuriënd een extra (vocaal) instrument toevoegt.
Zin in een wervelende polka, met de bourdons die de leiding opeisen, dan vormt Si la solitude van Debbie er eentje om duimen en vingers van af te likken, niet in het minst door een origineel strijkersintermezzo, een ‘valse stop’ die menig danser op het verkeerde been zal plaatsen en een heel subtiel staartje. Heb je nood aan enig melancholische gemijmer, dan vormt de hanterdro Fléo, vooral geleid door gitaar en viool, en voorzien van heerlijke stemmenpracht een uitgelezen kans. Uitgewuifd worden we met een heel frisse tarantella.
We kijken nu reeds uit naar een opvolger, want ook de nieuwe groepsleden bewezen eerder al origineel uit de hoek te kunnen komen met eigen composities.