Detached
(Appel Rekords, APR1393)
Ies Muller (houten traverso en zang) en David Munnelly (diatonisch accordeon) trokken zich een tijdje geleden terug in ‘t Pakhuis, een bescheiden theatertje in Vianen, om een aantal nummers die deel zijn gaan uitmaken van hun duorepertoire vast te leggen voor de toekomst. Zo ontwikkelden ze een heel eigen rijke expressie van zelfgeschreven, traditionele en aan anderen ontleende melodieën, vanuit een heel intieme ruimtelijke atmosfeer.
Verbonden met de diepste wortels van de traditie lijkt het alleen maar een koud kunstje om aan hun drang naar innovatie en verfrissing tegemoet te komen. Heel sober wordt ingezet met Deut ganin-me da ma bro, een op aangeven van Ies oeroude slow air die ze opdragen ter nagedachtenis aan de in 2014 overleden violist Paul Crucq, die onder meer furore maakte bij The Last Attraction.
Vrolijker gaat het eraan toe in 20’s Barndances, een set met composities van Paul O’Shaughnessy en Louis Flanagan, die in de jaren twintig van vorige eeuw één van de eersten was die Ierse traditionals op gitaar ging vertolken. Reels van eigen makelij vinden we in De lastige eend/Yvonne’s two. Het hoeft geen betoog dat Ies hier de houten fluit laat floreren als geen ander. Fel contast met de door David ingezongen Lullaby (van Rafe Van Hoy en Dan Seals).
Met de set Ardara Lassies/Béla Bartók’s Highland, waarvan ze het tweede deel vonden bij violliste Liz Carroll en Billy Mc Comeskey, maken we een uitstapje naar Schotland en vervolgens naar Newfoundland met de nostalgische slow air The Kildevil Air van Gerry Strong, gekoppeld aan de traditional Taylor Hill, alweer een buitenkansje voor Muller om uit te pakken.
De titelsong is een vrij abstract stuk van David op de tekst Never Go Back van Declan Askin. En ook de daaropvolgende jigs zijn van de hand van Munnelly. Eén van de meest pakkende klaagzangen uit Bretagne, de gwerz Eliz Iza, kreeg van hen een ongewoon, maar fris ogend pakje aangetrokken. Uitzwaaien doen we wervelend met twee tunes uit Ierland.
Zuivere akoestische kracht zonder enig noemenswaardig elektrisch hulpstuk lijkt het wel. Een schijf om op te dansen, maar evengoed om stil van te worden en van te genieten!
Over deze schrijver
Bart Vanoutrive
Het folkvirus strikte me reeds tijdens de grote folkrevival van de jaren zeventig. Geleidelijk aan kregen mijn rockvinylplaten, misschien wel via de brug die Jethro Tull bouwde, het gezelschap van langspelers van Steeleye Span, Fairport Convention, Malicorne, Alan Stivell,... Het folkfestival van Dranouter, dat toen nog in zijn kinderschoenen stond, opende de deur naar talloze minder gekende groepen die hun eigen culturele wortels optimaal te benutten om hun muzikaal project vorm te geven.
Gaandeweg werd me duidelijk hoe de talloze muzikale tradities, eigen aan evenveel culturele identiteiten, bindweefsel vorm(d)en voor het gemeenschapsleven, en de eraan verbonden rituelen en festiviteiten. De in die muziek uitgedrukte levensthema's en emoties blijken steeds opnieuw een universeel karakter te hebben, of we nu luisteren naar etnische grooves uit brousse of steppe, dan wel oorverdovende metalfolk. Ik merkte hoe ook de 'klassieke' kunstmuziek door de eeuwen heen mee geïnspireerd werd door de lokale volksklanken en -dansen.
Ik wordt geïntrigeerd door het basismateriaal, dat soms eeuwenlang de tand des tijds doorstond en vaak werd vastgelegd in veldopnames. Het boeit me te zien hoe muzikanten er vervolgens mee aan de slag gaan. Sommigen kiezen hierbij voor eenvoudige 'traditiegetrouwe' akoestische bezettingen en zoeken aansluiting bij het 'origineel'. Anderen zoeken het verder vanuit een creatief proces dat via nieuwe arrangementen, ongebruikelijke instrumenten, elektronische hulpbronnen,... overgaat tot een volledige renovatie met behoud van de façade. Ook zijn er die zelf aan het componeren slaan en zo een bijdrage leveren tot een nieuwe traditie, gebruik makend van de oerdegelijke oude leest. En wat te zeggen over groepen die vanuit hun eigen culturele identiteit de hand reiken naar andere culturen en kiezen voor vormen van fuzie? Het boeit me allemaal mateloos.
Vast staat dat binnen de 'folk' een universele taal 'gesproken' wordt waardoor linguistische obstakels weggeruimd worden. Het gemeenschapsverbindende aspect binnen de tradities lijkt voor mij evengoed te werken als hechtmiddel tussen tradities en culturen. Zo vormt deze muziekvorm zonder twijfel een mogelijke remedie tegen heel wat ziektes die onze huidige mondiale samenleving plagen.