Niet ieder optreden was een succes voor Chumbawamba. Volgens Allan ‘Boff’ Whalley speelde de Britse band ook wel eens op Duitse rockfestivals. “Daar voelden we ons toch wel een vreemde eend in de bijt. Zoals die keer dat we voor 40.000 mensen optraden in het voorprogramma van Motorhead. Het was een akelig jong publiek. Bierdrinken en kotsen. Toen we het podium opkwamen, zeiden we tegen elkaar ‘Het moet maar’. Het eerste lied was a capella en het publiek zat verbaasd te kijken en dacht: ‘Wat is dat?’.”
Dat komt goed uit want na afloop van het concert van Chumbawamba op het Tanz und Folkfest in Rudolstadt staan vier verslaggevers gereed om de groep te interviewen. Drie van verschillende Duitse radio-omroepen en een van New Folk Sounds. Behalve Boff roeren ook Jude Abott en Lou Watts zich in het levendige gesprek.
Punkband
Chumbawamba startte in 1982 als punkband en groeide al snel in populariteit. Het was de tijd dat Margaret Thatcher het Britse Rijk bestierde. De politiek georiënteerde songs boden in die roerige periode veel Britten moreel soelaas. In 1997 scoorde de band zelfs een echte hit met Tubthumping. Chumbawamba startte een eigen platenlabel (Agit Prop) maar stapte daar later van af. Ook de samenstelling van de band veranderde. Boff Whalley en Lou Watts zijn de enige leden van de oorspronkelijke formatie.
”Toen we begonnen waren we erg jong en wat we speelden werd door het publiek opgepikt”, zegt Boff. ”De meeste mensen kwamen naar ons luisteren vanwege onze politieke boodschap. We waren daardoor nogal verrast. Onze eerste plaat in 1985 was een single. Een samenwerking tussen mensen met verschillende achtergronden. Daar waren we erg gelukkig mee. Als je jong bent, hou je je bezig met seks en drugs, maar wij zeiden: ‘Kom, laten we muziek gaan maken over de dingen die in de tabloids staan gedrukt’. Eigenlijk maken we muziek over de wereld; over werkende mensen op die wereld. Dat is wat telt.”
Volgens Jude zijn er weinig anderen die zo werken: “Er zijn groepen die daar niets over zeggen. Zij werken niet vanuit hun hart omdat ze er zich een beetje voor schamen.” Chumbawamba verpakt, volgens Boff, een politieke boodschap “in every bloody song”. Jude relativeert dat een beetje: “We zingen liedjes tegen iets, maar ook liedjes om iets te vieren”. Zoals You can, dat de totstandkoming van het typisch Britse ‘Right of way’ beschrijft. “Dat is een voorbeeld. Mensen hebben vaak het idee dat het allemaal tegen iets is. Daarom is het fantastisch om ook dat soort dingen te benadrukken. Om iets te verkondigen kun je bijna alle soorten muziek gebruiken. Het is erg moeilijk om tegen luid klinkende gitaren en drums te schreeuwen. Als het over liefde en vrede gaat, is dat ook moeilijk.”
Boosheid
Boff vindt dat er veel mis is in de politiek. “De politici die het voor het zeggen hebben, laten zich door angst leiden in plaats van iets positiefs te doen of iets nieuws te bedenken. Ze zeggen alleen maar ’Dat is fout en dat is verkeerd’ en hebben moeite met ‘Dat is goed en dat is mooi’.” Het liedjesproces start volgens hem dan ook altijd met boosheid. “Het gaat vanzelf. Je wordt wakker, kijkt naar de tv en je ziet David Cameron of Rupert Murdoch. Ze doen dit en dat en je denkt meteen: ‘laten we er een lied over schrijven’.”
Die boosheid maakt de liedjes vaak bitter, soms zuur. Maar de boodschap wordt volgens de Chumbawamba-formule in muzikaal suikergoed verpakt. “We hebben inderdaad een formule”, bekent Jude. “Als je boos bent, dan wil je eigenlijk schreeuwen. Maar wij denken dat het niet de juiste manier is om iets over te brengen. Wij denken dat je naar ons komt luisteren omdat we muziek maken. Maar soms is het wel lastig om een moeilijke boodschap zacht over te brengen. Je kunt het niet altijd doen zoals je eigenlijk wilt. Luisteren naar iets terwijl je boos bent, valt namelijk niet mee.” Lou vult aan: “Wij maken muziek die we zelf leuk vinden. Ik wil niet dat er in mijn oor getoeterd wordt, dat is niet leuk.” Volgens Jude is het ook niet altijd een bewust proces. “Soms gaat het vanzelf en bovendien hebben we dezelfde ideeën.”
De liedformule zorgde wel voor een ingrijpende verandering in de stijl van de muziek. “Toen we begonnen maakten we punk”, licht Boff toe. “Na een tijdje ontdekten we een ander soort muziek. Liedjes die niet luid en schreeuwerig waren maar a capella. Dat was folkmuziek. Daar zit soms ook woede in, maar het was wel de manier waarop we onze radicale ideeën kwijt konden. Toen zeiden we tegen elkaar: ‘laten we dat gaan maken’. We vonden het prettig.” Volgens Jude heeft de muziek juist een functie. “Het kan schitterend klinken. Het kan ook luid en boos klinken. Maar beide soorten worden gewaardeerd.“
Boff is een liefhebber van Engelse folkmuziek. “Het is prachtige muziek”. Het verklaart volgens hem ook de samenwerking met Robb Johnson, Coope, Boys & Simpson en Roy Bailey. “Zij maken absoluut schitterende liederen. Ze zingen rustige, prachtige melodieën en ze hebben iets te vertellen.” Jude: “We hadden verschillende concerten met Coope, Boys & Simpson en het is altijd leuk om samen met hen te spelen.”
Het einde
Toch zit zo’n optreden er niet meer in. Chumbawamba stopt. De dag na het interview is het – volgens de website – definitief: “Dat is het dan, het einde zonder te janken, een dreun of een reünie. Dertig jaar ideeën, melodieën, eindeloze vergaderingen, Europese tours, persconferenties, samenzang en Dada-geluidspoëzie zitten er op […] We hebben het idee dat we op een punt gekomen zijn waarop we als band – en vooral met het schrijven, cd’s opnemen en toeren – niet recht deden aan waar Chumbawamba in de eerste plaats voor was opgezet. […] Voor het einde van ons dertigste jaar – 2012 – zullen we nog enkele keren voor het laatst spelen en daarna hangen we onze gitaren, trompetten en voetbalratels aan de wilgen.”
Toch zijn er volgens Jude nog volop onderwerpen om liederen over te maken. Over het koninklijk jubileum bijvoorbeeld, vindt Boff: “Daar zijn miljoenen en miljoenen Engelse ponden aan gespendeerd.” Volgens Lou ook “over kinderen op school die het moeilijk hebben en worden geplaagd.” Boff begint zich zelfs alweer een beetje op te winden: “Neem een grote Britse popster als Gary Barlow van Take That. Hij blijft vervelende liedjes zingen over het jubileum. Dat is kloten. Hij blijft er mee doorgaan terwijl er kinderen zijn die overwegen zelfmoord te plegen omdat ze homo zijn en in elkaar geslagen worden. Dat is toch verschrikkelijk.
Denk ook aan dingen op het culturele vlak. Het is de cultuur die de dingen verandert. Ik denk dat disco in Amerika en alles rond Michael Jackson, de houding van mensen ten opzichte van seksualiteit volledig veranderd hebben. Ik ben geen discofan maar ik begrijp wel hoe belangrijk dat was. Ook opvattingen over rassen zijn gewijzigd door culturele veranderingen.” “Dat kwam niet door wetgeving”, benadrukt Jude en Boff gaat verder: “Niet de regels maar de cultuur verandert de dingen.” Daarom heeft Boff nog een wens: “Als de zangers van de hoogste drie songs in de Britse hitparade over culturele onderwerpen zouden zingen dan zou dat erg hoopvol zijn.”
Durven die echt in het gat te springen dat Chumbawamba achterlaat?