Appel à la source
(Seyir Muzik, Xango Music Distribution, 2GN017)
Deze harpiste met hoofse familienaam, groeide op in een familie waar muziek een centrale rol speelde in het dagelijkse leven. Ze vatte er de liefde op voor de harp en cultiveerde er haar fascinatie voor de Keltische tradities en middeleeuwse muziek. Ze volgde onder meer les bij Arianna Savall, Robin Huw Bowen en Dimitri Boekhoorn, en trok naar Oostenrijk om er instrumentenbouw te leren aan de Fachschule für Streich und Zupfinstrumentenbau te Hallstatt, ditmaal bij Franz Reschenhofer.
Voor het eerst brengt ze nu een eigen album uit binnen het mee door haar levensgezel, Tristan Driessens, gedragen label Seyir Muzik. Het werd een dubbelaar waarbij harp de rode draad vormt doorheen een ontdekkingstocht lang verschillende culturele paden. Nieuwe composities en traditionele muziek alterneren met uitgesponnen improvisaties, waarbij ze in dialoog treedt met de Armeense duduk (Vardan Hovanissian), de Turkse saz (Emre Gültekin, die op dit album met talrijke varianten uitpakt, naast rabab, bendir, tombak, zang), de oud en zang van Tristan. Zelf speelt ze overigens naast de Keltische harp ook kantele, santur, tambour sur cadre, bol tibetaine. Een eerbetoon dus aan wat muziek vanuit verschillende uithoeken ‘aan de bron’ verbindt binnen een gemeenschappelijke noemer. De inspiratie haalde ze zelf vooral uit de Scandinavische mythologie, het sjamanisme en de vier elementen, de Oosterse mystiek en de voorouderlijke tradities van rondtrekkende dichter-zangers in Anatolia, Bengalen en Senegal.
Na een eerste dromerige solo-improvisatie op Keltische harp zoekt ze in het wat duistere, maar niettemin hoopvolle ‘Utopie’, op kantele aansluiting bij Emre (diwan saz) en Bijan (daf en tombak). In Freudenfest des Lebens reciteert Franz Reschenhofer het gelijknamige Finse kalevalagedicht van Elias Lönnrot, onder santur en harpbegeleiding door Isabelle. Voor Cig a chwrw, een set slip jigs uit Wales in 9/8, liet ze zich inspireren door haar meester Robin Huw Bowen, terwijl Tristan er op oud een atypische taksim wist aan te breien als introductie, waarna deze dans verder opengetrokken wordt door blokfluit (Jowan Merckx), uilleann pipes (Raphaël De Cock), gitaar (Jeroen Geerinck) en contrabas (Vincent Noiret). Ook in haar keltisch geïnspireerde compositie Spiegel in mir Leuchtet zu dir wordt de band met Reschenhofer verder bezegelt, daar het een nummer betreft dat zich als het ware ontplooide vanuit een compositorisch vraag- en antwoordspel tussen hen beiden.
Schijnbaar toevallig, vanuit geïmproviseerde jams, daagde het zowel bij haar als bij Vardan Hovanissian hoe sterk keltische harp en duduk elkaar weten te vinden vanuit hun verrassende complementariteit. Stammend uit geografisch ver verwijderde diverse, oeroude culturen breken ze vanuit een dialoog in A-groot radicaal grenzen open. Meteen staat dit nummer model voor de op dit album uitgedragen boodschap. Deze toon zet zich door in het uittreksel uit Sayyid Dance n°10 van de mysticus George Gurdjeff dat hier uitgesproken oriëntaals geïnterpreteerd wordt, niet in het minst door de inbreng van de dupku door de Bengaalse percussionist Sanjay Khyapa.
Een tweede solo-improvisatie op harp en tamboerijn leidt de luisteraar naar La Complainte de la Blanche Biche, een compositie van Dimitri Boekhoorn. Het eerste deel wordt afgesloten met een mysterieus klankexperiment waarbij de keelzang van De Cock integreert met een door de wind beroerde harp.
Handbewegingen in water door klankenkunstenares Isabelle Mannebach vormen de intro op een derde improvisatie Parfum d’eau, de opener op het tweede schijfje, waarna een tweede dialoog met de duduk van Vardan zich ontspint. Het (element) water staat ook centraal in het Senegalese gedicht Prière pour l’Eau, door zanger Moussa Niang ingebracht en omkaderd door instrumentale improvisaties vanuit Keltische harp, duduk en oud. Hiermee duiken we regelrecht in de pure griottraditie.
Uit het erfgoed van de Bengaalse bauls plukte zangeres Malabika Brahma vervolgens Diiki Doya en voorzag het samen met Emre (saz, yayli saz, afghaanse rabab en bendir) van een nieuw arrangement, dat ze ook samen inzingen, onder begeleiding van Gothische harp en Tibetaanse bowl door Isabelle. Ook de met vijf stemmen ingezongen, door Tristan gecomponeerde invocatie Appel à la source, enkel op Tibetaanse bowl begeleid, is van een bovenaardse schoonheid en vormt de aanloop naar een vierde solo-improvisatie van Isabelle. Ook een knipoog naar Arianna Savall mocht niet ontbreken, en op deze wenk worden we bediend met een door haar gearrangeerd Jiddisch gebed, Lève les yeux, een (voorlopig) laatste, uitgesproken melancholische ontmoeting tussen harp en duduk. Een ruim drie minuten aangehouden stilte voert de luisteraar naar de ideale stemming voor het afsluitende, meditatieve Ohm.
De verwevenheid van al die invloeden komt ongewoon natuurlijk over en levert, ondanks de ingetogenheid en soberheid, een heel gevarieerd en vooral mysterieus en mystiek album op, waarin de stilte blijft nazinderen.