Contrabas, Bach en een ‘loopstation’
De vroegere contrabassist van Troissoeur Joris Vanvinckenroye is na het opbreken van die groep nooit uit beeld verdwenen. Zo is hij de laatste jaren vooral actief in Aranis, een groep die hij al in de nadagen van Troissoeur oprichtte. Aranis heeft zojuist haar vierde cd opgenomen die in de loop van dit jaar verschijnt en Vanvinckenroye verraste vorig jaar met een bijzondere solo-cd onder de naam BASta!. Daarnaast maakte hij ook muziek voor dans- en theaterprojecten. Onlangs trof ik hem op een straattheaterfestival in Ieper. Ik sprak met hem over de verschillende muzikale projecten waar hij druk mee is.
Onder de naam BASta! staat hij alleen op het podium, slechts gewapend met zijn contrabas en een loop-sampler. Met dit apparaat kan hij, terwijl hij speelt, korte stukjes samplen om die vervolgens als basis te gebruiken voor een nieuwe laag. Ik vraag hem hoe dit project precies tot stand is gekomen.
“Met Troissoeur probeerden we van alles uit en hebben zo ook met elektronica geëxperimenteerd. Onze gitarist had altijd wat van die apparatuur, die eigenlijk speciaal voor gitaar gemaakt is, zoals bijvoorbeeld een loopstation. Ik vond dat tof en heb daar ook dingen mee uitgeprobeerd. Op een gegeven moment ben ik voor mijn eindexamen van het conservatorium de uitdaging aangegaan om zo’n stuk te maken. Ik vond dat ik voor mijn examen beter zoiets kon doen dan een concerto uit 1800 te spelen. Dat is mijn ding niet helemaal, ik wilde echt iets persoonlijks creëren. Alleen de contrabas vond ik wat te mager en dus ging ik het uitproberen met die loops. Daar ben ik een paar jaar vrij ongedwongen mee bezig geweest, maar met het eindexamen had ik een doel en heb ik zo’n stuk uitgewerkt. Ik ben daar goed op beoordeeld en dat gaf me de stimulans om het uit te bouwen en er wat nieuwe stukken bij te maken. Een concert vormde dan weer de gelegenheid om nieuwe stukken uit te werken en zo heb ik in vier, vijf jaar een heel programma samengesteld. Het leek mij een goed idee om naast de laatste Aranis-cd tegelijkertijd ook deze cd uit te brengen, dan kun je dat meteen meenemen in dezelfde promotie.”
De interactie van een groep wordt met BASta! dus eigenlijk vervangen door de interactie met de technische middelen, zoals een loopstation.
“In de tijd met Troissoeur heb ik wel gemerkt dat het heel moeilijk is om zoiets als een loopstation te gebruiken in combinatie met andere muzikanten. Omdat je een vaste puls moet hebben. En dat moet je dan synchroon zien te krijgen. Zover zijn we als groep nooit gekomen. Je kunt dat dan het beste solo doen, dan heb je de controle over alles. Ofwel werk je zonder ritme en maak je meer soundscapes. Dat laatste hebben we met Troissoeur wel gedaan.”
Wie de BASta!-cd beluistert heeft regelmatig het gevoel dat er meer muzikanten aan het werk zijn. Joris legt een basis van basloopjes en ritmische patronen en speelt daarover melodieën in de hoge registers. Op bepaalde momenten lijk je een strijkkwartet te horen. De vraag is dan ook op welke manier hij die lagen opgebouwd heeft in de studio en hoe hij dat live in zijn eentje doet.
“Alle structuren van een stuk komen min of meer overeen met wat er op de cd staat. Uiteraard is een cd geen live-concert, en ik heb wel kleine aanpassingen gedaan om het voor de cd wat beter te maken. Soms moet je twee schema’s wachten voor je de volgende partij kan spelen, puur omwille van de techniek. In de studio ga je dat niet doen, want dat wordt dan een saai moment. Tijdens een optreden kan dat best omdat er toch wel meer gebeurt. De grote structuur van een stuk blijft echter wel hetzelfde. Ik heb in de studio ook niets op voorhand opgenomen. Want het moest geen cd worden met stukken die tijdens optredens onspeelbaar zijn.”
De muziek op de cd klinkt allemaal vrij spontaan, alsof het geïmproviseerd is, maar tegelijk klinken de melodieën doordacht en vloeiend.
“Voor Aranis schrijf ik altijd alles uit, terwijl we met Troissoeur een veel intuïtievere manier van werken hadden. Basta! is eigenlijk een combinatie van die twee manieren van werken. Met die loopstation, kwam ik al improviserend tot iets, om dan vervolgens een melodie uit te werken. Voor de optredens heb ik geoefend om de gecomponeerde melodieën over de loops te spelen. Met improvisatie vanuit loops is het gevaar dat het vaak terugvalt op patronen die op den duur niet genoeg afwisseling brengen. Het basisschema ligt vast. De bovenste laag kan wel een beetje variëren van concert tot concert, maar als je vraagt of het allemaal improvisatie is, dan moet ik zeggen dat dit slechts voor een klein deel zo is.”
Voor elk project waarin Joris Vanvinckenroye actief is, geldt dat het muzikaal heel moeilijk te plaatsen is. Ook in zijn solo-cd herkent de luisteraar flarden klassiek, geïmproviseerde muziek, maar ook elementen uit de folk en wereldmuziek. Maar een vergelijking die je overal terugziet is die met componisten als Steve Reich en Michael Nyman. De eerste is de grootmeester van de ‘minimal music’, terwijl de tweede daar veel elementen uit leent, maar tevens veel sterke melodische ontwikkeling in zijn werken stopt.
“Ik ken de muziek van Michael Nyman en Steve Reich natuurlijk wel, maar zij zijn eigenlijk geen grote voorbeelden voor me of vormen voor mij geen streefdoel. Door die loops kom je uit op herhaalde patronen. Dat is eigenlijk een technische belemmering, maar ik probeer dat om te zetten naar iets muzikaals. De gedachtengang van Steve Reich was juist om vanuit herhaling iets te creëren en hij werkte veel met faseverschuiving. Zulke dingen doe ik nooit. Maar die invloeden neem ik natuurlijk wel mee, zoals ik uit allerlei genres invloeden meeneem. In die vijftien jaar dat ik actief ben heb ik diverse fasen doorgemaakt. In de begintijd van Troissoeur was dat onder andere de folk. En dan vooral de wat avontuurlijke folk uit Scandinavië, of de Balkan. Groepen die iets meer doen dan alleen traditionele muziek spelen. Tegenwoordig heb ik vooral veel voeling met Chamber Rock of Rock in Opposition. De essentie van die genres is dat je alle stijlen vermengt en zo tot iets nieuws komt.”
Joris deed in 2005 eindexamen op het conservatorium en begon die opleiding dus toen hij al actief was met Troissoeur. Maar voor iemand met zo’n brede muzikale oriëntatie zou het conservatorium benauwend kunnen zijn.
“Ik heb gelukkig leraren gehad die mij niet in een keurslijf wilden steken. Ze gaven me de vrijheid, ook omdat ik al iets ouder was en goed wist wat ik wilde. Ze hebben me daar goed in gesteund. Uiteindelijk ben ik het conservatorium gaan doen om me te ontwikkelen en vooral de strijktechniek wilde ik goed leren. Daarom heb ik ook de klassieke richting gekozen en niet de jazz, waarin die strijktechniek niet echt bestaat. Ik heb nog wel gevraagd op de informatiedag of ik de twee richtingen kon combineren, maar dat was dus niet mogelijk.”
De muziek waar hij binnen zijn studie veel aan gehad heeft is Bach. En misschien vinden we daarin wel een link met BASta!. Want Bach mocht dan geen loopstation hebben, de gedachte om één muzikant tegelijkertijd twee partijen te laten creëren is in de Cello Suites van Bach ook aanwezig.
“Hij deed dat allemaal met noten. Daarom is het ook zo mooi en uitdagend om te bestuderen, omdat je voelt, hier is over nagedacht, hier zit iemand achter die dat met visie deed, die een ongelofelijk vakmanschap had. Ik heb alle Cello Suites van Bach gestudeerd. Dat is echt heel moeilijk en ik zou het ook nooit op een concert durven spelen. Maar ik vind het prachtig, het is ook het enige van het klassieke repertoire dat ik nog regelmatig studeer.”
Zelf heeft hij dus een vruchtbare tijd gehad op het conservatorium, maar hij ziet ook wel de beperkingen.
“Hoe er nu mee omgegaan wordt is heel intellectueel. Het gaat vooral om de details en niet meer om zelf muziek creëren. Uw eigen muziek maken geeft veel meer voldoening. Daar is veel te weinig aandacht voor. Ik heb dat met Aranis wel gedaan, ik heb die groep opgericht met medestudenten tijdens de opleiding. Dat is toch het moment om zoiets te doen.”
De muziek van Aranis leunt veel sterker op de klassieke muziek dan de andere projecten van Joris. Dat heeft voor een deel natuurlijk ook met de samenstelling van de groep te maken.
“We proberen dat nu wel een beetje te veranderen. Als we proberen om het een keer te laten rocken, dan lukt dat vaak maar half. Vorige week hebben we de nieuwe cd opgenomen. We hebben er nu een drummer bij, die helemaal geen klassieke achtergrond heeft. Hij heeft meer een rockmentaliteit en dat past goed in de groep, hoe vreemd dat ook mag klinken.”
Aranis is ook een groep met veel verschillende invloeden, maar de klassieke stempel heeft misschien ook wel te maken met het feit dat de muziek vooraf gecomponeerd wordt. Of speelt daar toch ook een groepsproces mee, zoals bij Troissoeur?
“Dat groepsproces was er bij Troissoeur wel meer dan met Aranis, maar ik wil dat ook wel relativeren. Troissoeur was naar buiten toe een groepsproces, maar dat was ook niet altijd zo. Daar werden veel dingen ook afzonderlijk voorbereid en in de groep gebracht, maar dat mocht naar buiten toe niet gezegd worden. Het was niet zo dat alles in de oefenruimte ontstond, er waren riffs en zelfs structuren die thuis werden voorbereid en dan gezamenlijk werden gearrangeerd. Als we wat samen probeerden te maken, vooral in de laatste jaren, kwam het nooit tot een resultaat. Iedereen had een ander idee en dat liep zo uit elkaar dat er niets uitkwam. Dat is ook de reden dat Troissoeur is vastgelopen. Op een gegeven moment kon ik mijn ideeën ook niet meer kwijt. Die stijl wilden de anderen niet meer, dus ben ik uiteindelijk maar een eigen groep gaan oprichten. Zo is Aranis ontstaan.”
Naast de muzikale projecten werkt Joris ook samen in een dansvoorstelling. En in Ieper spreek ik hem vlak voor een optreden met theatermaker Kurt Demey die er zijn voorstelling De Gehoornde Man speelt.
“Dat is heel fijn om te doen. Het is een heel ander publiek, dat niet direct voor de muziek komt, maar wel apprecieert wat ik doe. Met dans is voor mij veel makkelijker, omdat muziek en dans elkaar niet in de weg zitten. Er is meer interactie, zoals dat ook tussen muzikanten is. Als iemand nu iets met tekst doet, moet ik me daar aan aanpassen. Maar het belangrijkste is voor mij dat ik mijn muziek kan brengen. Ik wil er wel voor waken dat niet iemand van mij vraagt om in de stijl van wie dan ook te schrijven. Ik kan muzikaal wel alle kanten opgaan, maar moet het wel zelf zo voelen.”
Cd’s:
Basta! Cycles (2009)
Aranis Songs from mirage (2009)
Aranis II (2007)
Aranis I (2005)
Troissoeur 3S (2004)
Troissoeur Trah Njim (2000)
Internet:
http://www.myspace.com/bastasolobass
www.aranis.be