Kadril – Jolie Flamande

Jolie Flamande
WILD BOAR MUSIC WBM 21222

Net voor alles dicht ging maakte één van onze meest gerenommeerde folkambassadeurs zich op voor een nieuw hoofdstuk, dat naast een grootse concerttournee in samenwerking met het Centro Asturiano de Bruselas  onder de noemer ‘Paloma Dorada’, knipogend naar hun sterk geprezen Gallicische project La Paloma Negra uit 2004, hun kersverse frontdame Kimberley Claeys (zie ook Little Kim) de kans moest bieden haar voorgangsters wat in de schaduw te zetten.

Een project ook dat hun 45-jarig klank en kleur diende verlenen en ambitieus gestuwd werd door Harlind Libbrecht, die door het noodlot geveld, de vruchten niet mee kon plukken. Nu, drie jaar later, pakken ze – na hun voorzichtige concertpassen tijdens de corona, met Minnestrelen – met een flamboyant Jolie Flamande (hun veertiende album) dat hun proces van de voorbije drie jaren resumeert. Het werd een album met de gekende ingrediënten die nu eenmaal een hoog houdbaarheidsgehalte kennen, opgedragen aan Harlind.

Openen doen ze dan ook met het door hem vertaalde en herwerkte Gallicische Paloma Dorada, een gedicht van Alvaro Cunquetro, in 1976 op muziek gezet door Luis Emilio Batallán, en hier met een pittige rocksaus overgoten. Tot de ingrediënten ervan noteren we de elektrische gitaar (Dirk Verhegge, ook 5-string banjo) en basgitaar (Koen Dewaele), naast de drums en percussie van Pieter-Jan Jordens. Ook het accordeon van Bart De Cock (ook doedelzak en nyckelharpa) speelt hierbij een opvallende rol op het voorplan. Peter (viool, altviool, mondharp, zang) en Erwin Libbrecht (akoestische gitaar, Ierse bouzouki, zang) ontbreken natuurlijk evenmin op het appel.

Samen keren ze nog terug in Gallicische sferen met El cura está malo, dat een gepassioneerd duet oplevert tussen Kimberly en gastzangeres Eva Buelga Oliveira. Hoe verfrissend weerklinken uit deze regionen ook hun instrumentale Cantiga (een bewerking van het Cantiga n°77 uit het 13de eeuwse handschrift van Alfonso X ‘El Sabio’ en Marcha de Brañes & Muñeira d’Anton, gestuwd door de Asturiaanse percussie van Eva en de gaita van Esteban Méndez.    

Ook erfgoed van eigen bodem mocht niet ontbreken. Zo vinden we Wannes Van de Velde’s Tijl (1968), een ode aan Uilenspiegel, terug dat een nieuw jasje aangemeten krijgt met, mee vanuit de banjo ingekleurde, swingjazzpatronen. Er werd ook stevig gedoken in diverse liedboeken en ze troffen zo in Het oude Nederlandsche Lied (1907) van Florimond Van Duyse een sober, akoestisch gedragen ballade in Pelgrimage. Elektrischer (getuige de pittige gitaarsolo) is hun benadering van Haerlem (1655), dat zich perfect leent om de mannenstemmen in harmonie tegenover die van Kim te plaatsen.

Peter neemt het vocale voortouw, dialogerend met de koorzang van zijn kompanen, in het verrassende Mieke en de sergeant, eentje uit het Iepers Oud-Liedboek van Blyau-Tasseel (1902). Ze vonden zowaar ook een toppertje in het 14de eeuwse Brugse Gruuthuse handschrift met een bout Bottekalagi. Ongeveer even diep in de tijd doken ze terug in het Franse repertoire met Mousse de Biscaye, ooit op muziek gezet door de Vlaamse polyfonist Josquin des Prez, waarin naast enkele Baskische frazen, twee verzen in het Vlaams gezongen worden. En er is uiteraard ook het explosieve Jolie Flamande, dat de eer van titelsong meekreeg.    

Tenslotte kropen de broers zelf ook in de pen. Erwin deed dit met zijn Spel der waanzin, over de soms mineure complexiteit van de liefde, terwijl ook het melancholische Bier en rode wijn onrust en verlangen uitstraalt. Afsluitend Peter koos op zijn beurt met Oud brood met jonge kaas, een complexloze meezinger in onvervalste shantystijl.

Bloed, zweet en af en toe een traan kostte het hen om talloze klippen te omzeilen, maar het resultaat mag er zijn, gezwind roeiend naar hun vijftigjarig jubileum.   

Scroll naar boven