Philosophers, poets & kings
(Pure Records PRCD53)
Kate Rusby keert na haar elektronisch uitstapje met Life in a paper boat terug naar haar roots met Philosophers, poets & kings. Niet naar de strikt akoestische folky uitgangspunten voor haar eerste albums, maar naar een mix van eigentijds, soms licht poppy en de roots.
Met name thematisch gezien zingt Rusby nummers die te maken hebben met situaties en gebeurtenissen dicht bij huis, soms letterlijk zoals met de schitterende ode Halt the wagons. 15 jongens en 11 meisjes in de leeftijd 7-17 jaar kwamen in 1838 om tijdens een mijnramp. In opdracht schreef Rusby een lied dat zij met 15 jongens en 11 meisjes van the Barnsley Youth Choir opnam. Een indrukwekkend eerbetoon.
Figuurlijker dicht bij huis is een bewerking van Bogey’s bonnie belle, een ‘gouwe ouwe’ in de folkhistorie, die zij ongetwijfeld in haar jeugd veelvuldig gehoord heeft.
De meeste tracks zijn eigen werk, op de traditionals Bogey’s bonnie belle en The Farmer’s toast na. Ook twee opmerkelijke covers: Noel Gallagher’s (Oasis) Don’t go away en de Thompson-Swarbrick klassieker Crazy man Michael. Laatstgenoemde krijgt een eigenzinnig uptempo ritme mee.
Het ontbreekt uiteraard niet aan de vrijwel standaard bijdrage van een brassband (prominent in Halt the wagons) en de kenmerkende melancholie en lyriek ontbreekt evenmin. Toch is het een voor Rusby opgewekt en vooral vlot album. Damien O’Kane is de belangrijkste vormgever op dit album als gitarist (elektrisch, akoestisch en tenor). Hij wordt omringt door collega’s Ross Ainslie en Michael McGoldrick (fluit, whistles), Duncan Lyall (bass, moog), Josh Clark (percussie), Nick Cooke (diatonisch accordeon) en een handvol anderen.
Soms vind ik de wat te elektrieke sound en de effecten – met name de nagalm op zijn elektrische tenor gitaar – die O’Kane produceert te veel van het goede. Gelukkig staat daar dan weer een haast traditionele Rusby-uitvoering als The squire and the parson tegenover. Nee, Kate Rusby is nog lang niet aan pensioen toe wat mij betreft.