Tekst: Luther Zevenbergen
Cheb Khaled & Safy Boutella
1988 is het jaar waarin een bijzonder plaat het licht ziet. Kutché van Cheb Khaled en Safy Boutella. In die jaren zoeken westerse plaatmaatschappijen, onder de hippe noemer wereldmuziek, naar nietwesterse artiesten die kunnen concurreren in het westen met muziek waarin hun eigen roots hoorbaar zijn. De reggae is min of meer toevallig doorgedrongen, maar wanneer men de potentie ziet van dit fenomeen volgen andere artiesten. Afrikanen als King Sunny Ade en Manu Dibango zijn de eerste voorbeelden van dergelijke, vanuit het westen, gelanceerde artiesten. Cheb Khaled is de eerste vanuit de Arabische wereld.
De meningen over Kutché zijn van het begin af aan verdeeld geweest. De een spreekt van uitverkoop, een aantasting van de echte Arabische rai-sound, de ander van een nieuwe stap vooruit in het rai-genre. Zelf ben ik geneigd om achteraf beide kampen gelijk te geven. Kutché is een subtiele crossover, waarvan de instrumentatie uniek is. De enige vergelijking die ik kan maken met eerder werk is, My Life in a bush of ghosts van David Byrne en Brian Eno. Aan de andere kant is het wel het startschot geweest, voor de rai als totaal genre, om steeds verder af te dwalen van de roots. Soms op het schaamteloze af.
Het is midden jaren vijftig, de plaats waar het allemaal gebeurd is de scene van louche nachtclubs in Oran. In deze Algerijnse havenstad ontstaat de muziekstijl die bekend staat als rai. Hier is Cheikha Remitti een gevierd artiest. Ze neemt in die jaren Charrag Gatta op, een song die zou uitgroeien tot de eerste rai-classic. De muziek is afkomstig van het platteland, waar schapenhoeders het onderling ten gehore brengen. In de stad Oran groeit het, in combinatie met de expliciete teksten over seks en liefde, uit tot een populair lokaal genre. De muziek is dan echter nog vrij traditioneel. Daarin komt pas in de jaren zeventig verandering.
Eigenlijk, vanaf het moment dat de cassette-industrie goed op gang komt, en een nieuwe generatie zich niet langer van de titel cheikh of cheikha bedient (meester of meesteres), maar van cheb of chaba (jonge man of vrouw). In een samenleving waarin ouderdom hoog staat aangeschreven is dat een daad van verzet. Cheb Khaled is nog jong, een tiener eigenlijk, als hij zijn eerste cassette uitbrengt. Maar zijn talent wordt snel erkent en het duurt niet lang totdat hij algemeen wordt gezien als ‘de koning van de rai’. Muzikaal is er ook wat veranderd. De jonge generatie gebruikt elektrische gitaar, orgel en drums in plaats van alleen traditionele (percussie)instrumenten. Het begint zich te ontwikkelen als een Algerijnse vorm van popmuziek.
Aan het westen gaat dit alles vrij stilletjes voorbij. Echt oog voor muziek die niet tot het Anglo-Amerikaanse domein behoort, is er in die dagen niet. Maar dat verandert eind jaren tachtig. In Frankrijk is het al langer aan populariteit aan het winnen, vooral onder de Algerijnse en Marokkaanse immigranten. En de steeds betere kwaliteit die, met name door de belangrijkste Rai-producer Rachid, worden afgeleverd helpen daarbij een handje. Maar rond ’87 begint de muziek ook in de rest van Europa door te dringen. westerse maatschappijen brengen verzamelaars uit, zoals het klassieke Rai Rebels, met nummers die allemaal door Rachid zijn geproduceerd. Maar de echte doorbraak is Kutché van Cheb Khaled.
Khaled had al een paar platen opgenomen in Parijs. Maar dat was eigenlijk gewoon een kwestie van zijn muziek, zoals die op dat moment was, vastleggen. Maar dan in een kwalitatief betere productie. Echte liefhebbers zullen de charme van de gammele, ruisende cassette waarderen, maar daar win je het grote westerse publiek niet mee. Hada Raykoum stamt uit die tijd. Een mooie plaat, maar de gemiddelde westerse luisteraar, wordt afgeschrikt door het kitscherige geluid. In een tijd dat wereldmuziek sterk gemarketed wordt, bedenkt de platenmaatschappij een manier om de rai van Khaled om te vormen voor het grote publiek. En dus wordt er vanachter het bureau een strategie bedacht. Men neemt de Algerijnse jazz-muzikant Safy Boutella en topproducer Martin Meissonier in de arm, om acht nummers uit het dan al rijke oeuvre van Cheb Khaled te kiezen en die in een nieuw gelikt crossover-jasje te steken. En met succes. De plaat betekent de grote doorbraak voor Cheb Khaled, maar ook voor Rai in het algemeen. De pers is lyrisch. Men dicht de muziek de potentie van reggae toe. Niet-westerse muziek die zijn plaats in de internationale popmuziek zal verwerven. Dat laatste blijkt een illusie. Na een hype van een paar jaar verdwijnt de muziek toch vooral naar kringen van de Noord-Afrikaanse gemeenschap in Europa.
Marktstrategie of niet. Kutché is ook artistiek gezien een bijzonder werk. En dit is voor een groot deel op het conto te schrijven van Safy Boutella. Hij is verantwoordelijk voor de instrumentatie en de nodige adaptie van de songs. De moderne middelen zoals synthesizers en drumcomputers leggen een levendige en hypermoderne sound neer. Heel broeierig klinkt het, Algerijnse disco. De muziek wekt een trance op. En in die zin sluit het veel beter aan bij het gevoel dat de traditionele rai van Cheikha Remitti oproept, dan de kitschy sound van de cassette-rai in de jaren ervoor het ooit heeft kunnen benaderen.
Producer Martin Meissonier is achteraf erg te spreken over Kutché. Hij ziet het als een hoogtepunt in zijn loopbaan. Hij was vooral in huis gehaald om een moderne sound neer te zetten. En om de twee werelden van Cheb Khaled en Safy Boutella bij elkaar te brengen. Uiteindelijk is zijn stempel niet zo heel erg groot geweest. De werkelijke productie was in handen van Safy Boutella, Meissonier hoefde het alleen maar vast te leggen op band. Met het creëren van de zeer strakke sound, maakte hij de naam die hij onder andere door zijn werk met King Sunny Ade had gevestigd, volledig waar. Aanvankelijk klaagt Khaled over zijn bescheiden rol in het proces.
‘De plaat is teveel buiten mij om gemaakt. Ik zat soms in de studio en dan waren Martin en Safy Boutella bezig, terwijl ik dacht: ‘Hé, dit zijn mijn songs, mijn stem, heb ik ook nog wat te vertellen?’ En ik vind dat mijn stem niet genoeg tot mijn recht komt.’ Verder is de accordeon, Khaled’s lievelingsinstrument, te veel naar de achtergrond verdwenen, vind hij. Ook andere Rai-artiesten zijn niet meteen enthousiast over Kutché. Cheb Sahraoui laat duidelijk weten dat hij het helemaal niets vind: ‘Alleen de stem is nog rai, de rest is westers. Een westerse touch is goed, maar als je een volledig westers product maakt, dan bied je niets nieuws.’
In de ogen van velen heeft Khaled uitverkoop gehouden, hij heeft zich voor een Frans karretje laten spannen. Toch duurt het niet lang of alle rai-grootheden komen zelf ook met dergelijke verwesterde Rai-platen.
Zo is Let me Rai van Cheb Mami een poging om een soort Algerijnse reggae te maken. Langzaamaan gaat men accepteren dat rai een nieuwe weg in is geslagen. Khaled zelf besluit het voorvoegsel ‘cheb’ weg te laten en gaat met Don Was in zee om de cd Khaled op te nemen. Genres als hiphop en reggae worden volledig geïntegreerd en dit leidt tot de eerste internationale Rai-hit Didi. Khaled is vanaf dan een internationale ster, die overal in de wereld de zalen weet uit te verkopen. Kutché kan dan artistiek niet door iedereen in de zelfde mate gewaardeerd worden, het heeft ontegenzeggelijk de deur geopend naar een internationale status van rai.
Tracklist:
- “La Camel” – 5:33
- “Kutché” – 5:59
- “El Lela” – 5:02
- “Baroud” – 3:58
- “Chebba” – 5:48
- “Hana-Hana” – 5:26
- “Chab Rassi” – 5:04
- “Minuit” – 5:51
Bronnen:
Diverse artikelen uit OOR, nr 6 en 9, 1989.
Directory of World Music, Philip Sweeney, London 1991
World music: The rough Guide dl1, London 1999
Dit Meesterwerk verscheen in © New Folk Sounds 89 – okt/nov 2003