Tijd voor een nieuwe, gevarieerde selectie uit het Scandinavisch aanbod, met de moderne neotraditie van het Zweedse Lena Jonsson Trio, de folkjazz-experimenten van Tingo, het flirten met klassiek bij het Danish Fiddler Quartet, en landend in schoonheid met de frisse ethnorock van het Finse Vimma.
LENA JONSSON TRIO
Elements
(Nordic Notes, NN170)
Doordrongen van diepe betrokkenheid op de Zweedse (Hälsingland) traditie waarin ze opgroeide, slaagt Lena Jonsson (viool) er in deze – met eigen composities – vanuit een sprankelende levensvreugde te vernieuwen met het charisma een rockster. Haar moderne stijl wordt mee ingekleurd door het toelaten van rock, jazz, American old-time en bluegrass-invloeden, zoals in de swingende ‘Singelschottis’.
Om die open visie te operationaliseren laat ze vast zich omringen door Erik Ronström (gitaar en mandola) en Krydda Sundström (contrabas). Voor haar derde album schreef ze alle nummers helemaal zelf, waarna ze door het trio gearrangeerd werden. Meestal duikt er ook wel ergens een gast op. Zo speelt vader Bengt Jonsson koehoorn op de opener Regnig Dag, sluipt her en der een toefje piano of harmonium binnen, is er ruimte voor Afrikaanse instrumenten zoals de balafon, mbira en calebas (ingebracht door Robin Cochrane), en zet Kristina West’s härjedalspipa mee de toon in Simon/Nya stigar.
Ook het sprankelende Nordansvinden is er eentje om te koesteren. In de oorwurm Happy two step komt ook Martin Coudron op trekzak een tandje bijsteken. Afsluiten doen ze met een ingetogen trage wals, mee ingespeeld door een strijkkwartet.
Ze bouwde het album op als een ruimte die de bezoeker uitnodigt om rond te dwalen in verschillende gevoelssferen en geestelijke gesteldheden. De perfect dansbare nummers, die al bij al dicht bij de traditie blijven aanleunen, werden vooral geschreven na de pandemie, en vertegenwoordigen als zodanig het begin van iets nieuws, ook al reflecteren ze eveneens de onzekerhedenheden waarmee we sindsdien moeten leren omgaan. Niet toevallig werd ze enige tijd terug verkozen tot ‘artist of the year’ tijdens de Swedish Folk Awards.
TINGO
Kvartetten fra verdens ende
(Go’Danish Folk Music, Xango Music Distribution, GO1023)
Wie het heeft voor Scandinavische folk met een stevige jazzy toets kan niet om dit debuutalbum van Tingo heen, het kwartet rond Cecilie Strange (tenorsax), Benjamin Gower-Poole (contrabas), Tim Ewé (kornet en trompet) en Per Rask Ringsted op drums. Naadloos spelen ze met dit instrumentarium op elkaar in om een nieuwe expressie te verlenen aan melodieën die rechtstreeks uit de Zweedse, Noorse en Deense traditie geput werden, gearrangeerd door Ewé, naast eigen werk dat hier perfect bij aansluit.
Hierbij gaan ze voortdurend een dialoog aan, duelleren en nodigen elkaar speels uit om steeds weer vanuit een andere hoek te gaan improviseren. Hoewel trompet en kornet het voortouw lijken te nemen, wordt uiteindelijk evenveel ruimte geboden aan de anderen, waardoor de instrumenten sierlijk om elkaar heen gaan dansen. Het is niet evident om uit te pakken met (een sterk, persoonlijk arrangement op) een Zweedse traditionele evergreen Gladlåten. Meteen is het duidelijk dat het hen niet ontbreekt aan bravoure, en de hiervoor noodzakelijke muzikale en technische bagage. Met hun bewerking van Brudesykker een traditionele dans van het eiland Fanø, dat er op geen enkel huwelijksfeest mag ontbreken, en Vindmolle uit het ‘notenboek’ van de geprezen 18de eeuwse Deense violist Rasmus Storm, bevestigen ze hun engagement.
Ook de compositorische inbreng van Grower Poole met Bjergpas, waarin hij voortdurend de andere solisten gaat uitdagen in vrolijke, speelse onderonsjes, en Vändrig bekken heel fris. Ewé schreef Over Se og Land waar hij zich in de inzet laat voorgaan door een drumintro, waarmee het vervolg van het album een nog iets uitgesprokener jazzsfeer kent, ook in de traditional Årepolska uit het Zweedse Jämtland, bij hen uitgroeit tot een klepper zwanger van variaties en improvisatie waardoor het bijna acht minuten lang een orenkruiper blijft. Afsluiten doen ze met Solskotten, een uitgelaten festief nummer van Cecilie Strange. Het verrast ons niet dat ze dit jaar genomineerd worden voor de Danish Music Awards in de categorie jazz.
DANISH FIDDLE QUARTET
Nattens Favn
(GO Danish Folk Music, Xango Music, GO 2223)
Met de oprichting van dit strijkerskwartet maakt Jørgen Dickmeiss (viool, mandoline en zang) een oude droom waar om binnen een dergelijke bezetting modern klinkende Scandinavische folk uit te voeren, in de schemerzone tussen klassiek en traditie. Zelf vanuit de folk opgeleid nam hij Ditte Fromseier Hockings (viool en zang) onder de arm om het duel aan te gaan met twee beloftevolle elementen uit de klassiek opgeleide elite, Bruno Sanches (altviool) en Mathilde Helding (cello).
Hoewel er hier en daar een traditioneel stukje verwerkt wordt, is het gros van de doorgaans instrumentale composities van de hand van Dickmeiss, terwijl Ditte’s insteek qua muziek en liedtekst beperkt is tot Nattens fred. Voor Maskerade polka gingen ze dan weer aankloppen bij de Deense componist Carl Nielsen (1865-1931). Deze duikt meteen op als inspiratiebron voor een instrumentale fantasie op lied Tit er jeg glad (op tekst van Bernhard Severin Ingemann). Heel melancholisch vertolkt Ditte vervolgens de heimwee naar het thuisland in Nattens favn, met Dickmeiss in de backings.
Statig opent de suite Maskerade polka met een thema uit de ouverture van Nielsens’ opera Masquerade, overgaand in zijn ‘kleine polka’ die hij op zijn achtste zou geschreven hebben om tenslotte over te gaan in een traditionele polkamelodie, waarna hun zestien snaren gelijkgestemd magie scheppen in Dickmeiss’ langzame ‘air’. Hij vertrok van het traditionele begrafenislied Toreby ligsalme, één van de weinige melodieën in mineur binnen de Deense viooltraditie en bouwde hierop verder met enkele eigen variaties.
Voor de 70ste verjaardag Jørgen Vestergaard, een klassieke violist en bouwer schreef Dickmeiss een andere potige polka. Vanuit pizzicato’s worden we vervolgens geïnviteerd mee te glijden op de stapsgewijze intervalletjes van zijn tango ‘De halve trin’. Na een selectie bewerkingen van thema’s uit Nielsens vioolconcerto Opus 33, pakt Ditte uit met haar Nattens fred in poëtische mijmeringen over hoe het moederschap bezit neemt van je leven.
Deze voortreffelijke luisterplaat duidelijk met klassieke insteek sluit af met een wals die Dickmeiss tijdens zijn studies schreef in en aan de Carl Nielsen en Læsehesten waarin hij zich uit wist te putten in een portie veranderlijke gebroken ritmes, met een heel intrigerend resultaat.
VIMMA
Tornadon Silmässä
(Nordic Notes, NN171)
Vanuit het hoge Noorden bereikte ons ook nog een heel andere visie rond het musiceren vanuit de eigen roots. Deze Finse jongelui debuteerden in 2020 met het album Meri Ja Avaruus (Oceaan en ruimte) en behaalden hiermee de prijs voor beste nieuwkomer van het jaar op het Etnogaala van 2020.
In hun vrij uitgebreide bezetting staat zangeres Eeva Rajakangas aan het roer met een bij momenten feërieke stem. Ook de verschillende klavieren (piano, synthezisers, harmonium en hammond orgel) van Aino Kallio nemen in die sfeerschepping een prominente plaats in. Er zijn ook Kalle Outila (gitaren, mandola en bouzouki), naast Santeri Kettu (elektrische bas) en Aapo Lankinen (drums) in de ritmesectie. Twee violen, bespeeld door Pessi Jouste, die ook heel wat compositiewerk voor zijn rekening neemt, en Roope Jokinen vervolledigen het septet. Voor de teksten staat Eeva in.
In het Fins gezongen, met Engelstalige vertalingen in het booklet, leren we hierover dat thema’s als verandering, crisis en de collectieve ervaring van verval. Haar ontroerende stem staat centraal op dit tweede album Tornadon Silmässä (In het oog van de tornado). Samen leveren ze een heel eigen bijdrage binnen het genre van de poëtische experimentele ethnorock, of noemen we het progressieve folk? Ze scheppen alvast een vrij massieve klank met idiosyncratische arrangementen, wat te verwachten valt als je weet dat sommige leden uit de klassieke wereld komen, een ander uit de metal en nog een ander een streetdance verleden kent. Zo halen ze hun inspiratie uit de folk, jazz, hip hop, funk en kamermuziek. Hun engagement binnen de milieubeweging klinkt sterk door in hun teksten. Ook al staat Vimma voor ‘razernij’ of ‘manie’, en breekt de muziek her en der door naar een hogere dynamiek; de expressieve vocalen blijven ons terugduwen naar een intense, poëtische ervaring.