Kent u nog een zanger van wie de drieënzestigste verjaardag gevierd wordt door het uitzenden van een nieuwe film over hem op tv? Ik niet. Maar die eer viel Renaud (zie ook nfs 109) te beurt. Op 11 mei, zijn geboortedatum, zond France 3 de nieuwe documentaire uit: ‘Renaud, on t’a dans la peau!’ Het klopt dat Renaud tot de groten van het Franse chanson behoort en dat werd ten overvloede getuigd door de geïnterviewden in de film. Veel van hen waren zangers en zangeressen die met de chansons van Renaud opgroeiden en bij hem de inspiratie vonden om ook chansonnier te worden. Het viel wel op dat meerderen onder hen ook hadden meegewerkt aan twee hommage-cd’s die vorig jaar, met een tussentijd van zowat een half jaar, onder de titel ‘La bande à Renaud’ werden uitgebracht. Deze uitgaven hebben vooral hun nut om de chansons van Renaud levendig te houden en bekend te maken bij een jongere generatie. Renaud zelf is al een kleine tien jaar inactief en het gaat niet echt goed met hem. Na een tweede echtscheiding heeft de drankzucht hem ten tweede male in de greep. Het moet daarom wel een opsteker zijn voor Renaud dat zijn chansons hernomen worden, zowel door zangers van zijn generatie als door jongeren, zowel door mannen als door vrouwen. En als luisteraar kan ik van de meeste nieuwe vertolkingen ook echt genieten. Opvallend op deze cd’s is dat, met uitzondering van Manhattan-Kaboul, een lied dat hij schreef na 11 september 2001 en dat hij in duet zong met Axelle Red, alle achtentwintig andere chansons geschreven zijn tussen 1975 en 1994, tussen zijn debuut Hexagone, hier gezongen op cd1 door Nicola Sirkis, en Son bleu op cd2, bijzonder gevoelig gezongen door Calogero. Sirkis zingt op cd2 ook P’tite conne uit 1985. Samen met Benjamin Biolay, Nolwenn Leroy en Renan Luce, de schoonzoon van Renaud, behoort hij tot de uitverkorenen die op beide cd’s te horen zijn. Andere namen uit het hedendaags chanson zijn onder andere Bénabar (La pêche à la ligne-cd1), Jean-Louis Aubert (Manu-cd1), Hubert-Félix Thiéfaine (En cloque-cd1), Carla Bruni (C’est quand qu’on va où?-cd1), Thomas Dutronc & Nikki Yanofsky (Manhattan-Kaboul-cd2), Arthur H (Mon HLM-cd2), Olivia Ruiz (Adieu Minette-cd2), Bernard Lavilliers (Morts les enfants-cd2). Minder bekenden zijn Disiz (Laisse béton-cd1), Elodie Frégé (Il pleut-cd1), Benjamin Siksou (La Blanche-cd2), Louane (La mère à Titi-cd2). Merkwaardige vertolkingen komen van Grand Corps Malade en van Arno. De slammer brengt, met pianobegeleiding, een erg mooie voordracht van La médaille op cd1 en Arno maakt op cd2 van Ma gonzesse zowaar een echt Arno-nummer. Nog bijzonder op cd1 zijn Je suis une bande de jeunes dat door Renan Luce, Alexis HK en Benoît Dorémus samen wordt gezongen en Dès que le vent soufflera dat, door de hele bende samen gezongen, deze cd besluit. Deze beide cd’s tonen aan dat het werk van Renaud blijvende waarde heeft en nieuwe vertolkingen best verdragen kan. De enkele minder geslaagde hernemingen worden ruim gecompenseerd door andere, echt nieuwe creaties. De twee cd’s zijn afzonderlijk te koop, maar er is ook een koffertje uitgebracht dat beide cd’s bevat.
Over de auteur
Dries Delrue
Reeds als tiener werd ik geboeid door chanson en kleinkunst. Gaandeweg heeft deze interesse zich uitgebreid naar liederen in andere talen. Duitse chansonniers, zowel als Jiddische zangers en zangeressen en Latijns-Amerikaanse protestliederen konden mij bekoren.
Voor mijn eerste werkopdrachten in de jaren zeventig doorkruiste ik de Westhoek met zijn vele soldatenkerkhoven en monumenten die de Eerste Wereldoorlog herdenken. Dat heeft mijn interesse gewekt voor het oorlogsleed en natuurlijk ook voor de vele liederen die erover gezongen worden. Het folkfestival te Dranouter dat ik sinds 1981 bezoek en de Vredesconcerten Passendale hebben die interesse nog doen groeien.
Het Vlaamse folkblad Gandalf waaraan ik meewerkte ging in 1997 ter ziele. Als abonnee van New Folk Sounds las ik dat het blad nieuwe medewerkers vroeg. Zo schrijf ik sinds ruim vijftien jaar voor dit blad.
Mijn muzikale activiteit als koperblazer op alto in het plaatselijk harmonieorkest heb ik, wegens verhuis van West-Vlaanderen naar Limburg, stopgezet. Naast het luisteren naar en lezen over muziek, nemen de ruime tuin rond het nieuwe huis en het geregeld bezoek van en aan kinderen en kleinkinderen nu een ruim deel van mijn tijd in beslag.
Ik ben ook actief in plaatselijke verenigingen en geef, waar men mij vraagt, ook graag lezingen over het chanson. Het blijft mij boeien.
Dat Klaas, een van mijn zonen, zijn weg vond als auteur en zanger van Nederlandse en Franse chansons -Yevgueni en Delrue- stemt me bijzonder blij.