Tierra azul
(Fourni du Mali, FDM 0123)
Het oorspronkelijke trio deelt sinds een tiental jaar hun passie voor wereldmuziek, met een accent op het gitaarwerk, dat straalt vanuit de klassieke gitaar van Silke Clarysse en mee opgetild wordt door de jazzy contrabastoets van Otto Kint en het frivole percussiespel van Gielis Cautaers. Waar ze aanvankelijk Afrikaanse, Mediterrane en Latijns-Amerikaanse einders opzochten, trokken ze op hun derde album voluit die laatste kaart, mee geïnspireerd door de beslissing om met de Spaanse zangeres Vanesa Diaz Gil en trombonespeler Quinten de Craecker (die her en der ook subtiel vermag te soleren) de bezetting uitbreiden. Vooral deze laatste versterkt de jazzy invloedsfeer die geïntroduceerd werd door Otto, terwijl Vanesa een uitgelezen zangeres blijkt voor het materiaal waarmee ze op Tierra azul (Blauwe aarde) aan de slag gaan.
Het album werd een ode aan Alfonsina Storni (1892-1938), een Argentijnse dichteres van Zwitserse origine. Deze mythische figuur belichtte vanuit een feministische ondertoon universele thema’s van het mens en vrouw zijn, en bleef een inspiratiebron en herkenningspunt voor heel wat mensen. Niet in het minst voor diverse artiesten, die met haar teksten aan de slag gingen. Zelf vormt ze het onderwerp van de klassieker Alfonsina y el mar (Alfonsina en de Zee), dat Leán trouwens reeds uitbracht op hun debuutalbum Pangea (2016). Om voor de hand liggende redenen is dit (het enige) nummer op dit album dat ze niet zelf geschreven heeft, maar op papier gezet werd door Félix Luna en van muziek voorzien door Ariel Ramirez, onder de vorm van een afscheidsgedicht aan haar. Ze besloot immers zelf uit het leven de stappen door zich bij Mar del Plata in zee te storten. Net ervoor had ze wel haar laatste gedicht Voy a dormir naar de krant La Nación gestuurd. Met deze inleiding is de toon gezet voor wat we mogen verwachten op dit album.
Hierbij zet het gezelschap in eerste instantie een nieuwe stap door uitdrukkelijker gebruik te maken van eigen composities om de teksten van muziekvertaling te voorzien, op het daarnet beschreven slotnummer, en Dolor (waarvoor ze buigen voor de muzikale interpretatie van Paco Ibanez) na. Voor deze muzikale hertalingen stapten ze niet over één nacht ijs en verdiepten zich eerst en vooral in de teksten en haalden er zelfs voordrachten bij om ook de cadans, het ritme en de tonaliteit ervan te incorporeren. Zo wisten ze een integer, intimistisch verhaal te construeren, waarin passie, tragedie en melancholie hand in hand gaan en waarbij de instrumentale arrangementen het wezen en de dynamiek van de teksten perfect weet te vertolken.
Geopend wordt met het fragiele, verhalend ingezette gekwelde en eenzame Alma desnuda (Naakte ziel), waarvan het bestaan in een onnoemelijk aantal metaforen omschreven wordt. Meteen is duidelijk dat de Vanesa met een naturelle passie de teksten weet te vertolken, vaak dansend rond de melancholische trombone-pulsen. Hoe mooi is voorts niet de gitaarintro op Duerme tranquilo (Slaap rustig), dat een wiegelied zou kunnen zijn, maar stukken dieper graaft. Ook Hombre pequeñito (Kleine man) is er eentje met vele laagjes. De zee is vaak niet veraf, en dat hoeft ons niet te verwonderen gezien haar levensverhaal. Zo bijvoorbeeld draagt ze bij tot metaforen in A Eros, dat net als Viaje (De reis) liefde en dood verenigt. In Yo en el fondo del mar (Ikzelf op de bodem van de zee) voorspelt ze als het ware de allerlaatste keuze die ze zal maken, dromend van een huis van kristal, een gouden vis, slapend in een bed dat iets blauwer is als de zee…
Kortom, het enige wat ontbreekt aan deze (dansante) luisterplaat, zijn misschien wel een booklet waarin de teksten ook een niet-Spaanse vertaling kregen, want ze verdienen het zeker om begrepen te worden, bovenop het bed van die heerlijke, uitgekiende instrumentale verpakking.
Helemaal terecht is het dan ook dat deze cd bij de drie genomineerden was voor ‘best album’ op de Flanders Folk Awards 2024.
www.lean-music.com