Louis Peter Grijp

Zingend van Hadewijch tot Hazes

Het Meertensinstituut is indringend beschreven door oud-medewerker J.J. Voskuil in zijn omvangrijke boekserie ‘Het bureau’. De Amsterdamse instelling onderzoekt en documenteert de verscheidenheid van taal en cultuur in Nederland. Hymnen uit vervlogen tijden, zoals de Middeleeuwen en de Renaissance, liggen er opgeslagen. Het instituut werkt momenteel zelf aan een wedergeboorte en leverde en passant drie bijzonder hoogleraren. Louis Peter Grijp is zo’n kersverse professor. Recent verscheen onder zijn redactie ‘Een muziekgeschiedenis der Nederlanden’; een omvangrijk werk over de achtergronden van de muziek in Nederland en Vlaanderen. Maar ook maakt luitspeler Grijp het optreden van Camerata Trajectina mogelijk, dankzij informatie van dat Meertensinstituut.

Camerata Trajectina, v.l.n.r.:Erik Beijer, Sakia Coolen, Louis Peter Grijp, Suze van Grootel en Marius van Altena (© Foto: Wladimir Polak)

Oude muziek
Louis Peter Grijp speelt al lang in Camerata Trajectina. Het Utrechtse gezelschap trad in vrijwel alle landen van Europa en de meeste andere werelddelen op. Het ensemble is muzikaal ambassadeur van de Nederlandse muziek uit de 16e en 17e eeuw. De groep ontstond onder Utrechtse studenten in 1974. Het was volgens Grijp de tijd van de renaissancegroepen: ‘Met veel blokfluiten proberen zoveel mogelijk tegelijkertijd in een stukje te proppen. Ik liep daar in Utrecht rond met een gitaar. Op een gegeven moment kocht ik in een onbewaakt ogenblik een luit. Het was een kreng; er kwam eigenlijk geen goed geluid uit. Maar dat was op dat moment even niet belangrijk. Het ging erom dat ze er weer een instrument bij hadden. Ik heb met veel plezier meegedaan. Maar na een paar jaar had ik een beetje genoeg van al die stukjes, uit alle landen, op al die verschillende instrumenten.

Toen heb ik voorgesteld om een programma over Valerius’ Gedenck-clanck te maken. Dat vonden ze allemaal wel spannend maar ook een beetje gewaagd. Maar het is wel gedaan: een verhaal gelardeerd met liederen zoals Valerius’ Gedenck-clanck zelf. Dat ging heel goed. Het sloeg enorm aan in vergelijking met eerdere programma’s. Mensen kenden dat soort liederen wel: Merck toch hoe sterck en Wilt heden nu treden. Nu hoorde je dat opeens met die oude muziek, in authentieke stijl en met originele instrumenten. Toen was het: hé ja, zo moet dat in die tijd hebben geklonken. Dat is erg goed opgepakt.’

Omdat van alle uitvoeringen van Camerata Trajectina zelden een stuk eerder was uitgevoerd, had Grijp behoefte aan liedboeken en melodieën: ‘De meeste muziekboeken hebben alleen maar teksten en dat heeft mij vreselijk beziggehouden. Bij een programma rond P.C. Hooft had ik prachtige teksten die ik wilde laten zingen door de zangers van Camerata. Maar er was geen melodie. Vroeger ging ik dan naar het volksliedarchief van het Meertensinstituut, waar een grote kaartenbak was. Vaak kon je daar wat vinden. Soms ook niet en daarom heb ik toen een soort voetenbank bedacht. Ik kon het niet uitstaan dat je een tekst had, die je niet kon zingen terwijl je weet dat er iets is. Aan de hand van accenten of rijmschema’s probeerde ik die melodieën te achterhalen. Daar heb ik een promotieproject van gemaakt.’

Camerata Trajectina en het Meertensinstituut horen dus een beetje bij elkaar. Louis Peter Grijp is ondertussen als medewerker helemaal aan die instelling verbonden: ‘Die kaartenbakken staan er nog, hoewel dat een beetje grijs medium is geworden. We zijn druk bezig met een hele ploeg mensen om die te digitaliseren en ze over te zetten op de computer. Dat is een enorm werk. Het project heet de Nederlandse liederenbank. Over een jaartje of zo komt die op het Internet voor andere mensen. Muzikanten, die op zoek zijn naar melodieën, kunnen met dat ding aan de slag’

Een muziekgeschiedenis
In september 2000 verscheen, onder hoofdredactie van Louis Peter Grijp, Een Muziekgeschiedenis der Nederlanden. Het omvangrijke boekwerk is een coproductie van het Meertensinstituut, de Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Muziekgeschiedenis en de Amsterdam University Press. Het boek is met meer dan 950 pagina’s opgebouwd rond 125 artikelen en bevat honderden illustraties. Het gaat vergezeld van een cd-rom waarin de kennis audiovisueel verder kan worden verdiept. De uitgave kreeg veel aandacht in de pers. Volgens Grijp waren dat vooral enthousiaste reacties: ‘De bedoeling was dat er een groot publiek mee zou worden aangesproken. Een breed cultureel geïnteresseerd publiek. Waar we veel werk van hebben gemaakt is om al die hoofdstukken te laten beginnen met een pakkende gebeurtenis. En als het boek dan uitkomt, ben je toch benieuwd of de mensen het op prijs stellen.’

Het boek is in korte en prettig leesbare hoofdstukken ingedeeld. Diepgaande informatie is er niet in te vinden. De breedte van het boek brengt je als het ware bij onderwerpen die je nog niet zo goed kent. Grijp beaamt dat: ‘Een specialist zal in dit boek niet heel veel nieuws vinden. Misschien een paar dingetjes. Maar er is niemand die al deze onderwerpen totaal beheerst. Want voor iedere vakman zal dit boek vol verrassingen staan. Er is geen volledigheid nagestreefd. Er zijn dus allerlei componisten die er niet in staan. Om dat te ondervangen hebben we die cd-rom er bijgedaan. Over de noten zul je in het boek niet wijzer worden, op de cd-rom weer wel. Het doel van de cd-rom is dat je meer luistert en meer hoort dan wanneer je alleen maar een cd zou opzetten. Je wordt gewezen op wat je hoort.’

Zingende Professor
Vorig jaar werd Louis Peter Grijp tot bijzonder hoogleraar benoemd. De leerstoel betreft “Het Nederlandse lied in het verleden en het heden”. Professor Grijp hield op 31 januari 2002 zijn inaugurale reden en start in maart met zijn eerste college. Beide keren gebruikt hij “Van Hadewijch tot Hazes” als titel. Grijp vindt het leuk dat hij niet aan een tijdsperiode is gebonden: ‘Nee dat is best apart. Bij de letteren is het toch meestal voor 1600, na 1600, de Romantiek of noem maar wat. Nee, ik heb daar zelf voor gekozen omdat het in principe over de gehele periode moet gaan. Mijn sterkte – als ik dat zo mag zeggen – ligt vooral in de vroege periode maar dat is geen reden om me daar nu alleen mee bezig te houden. Dialectmuziek was al een poging naar het heden en er is nu een promovendus bezig met de smartlap. Die houdt zich ook bezig met liedbladen, een gebied waarover in Nederland wel wat aan kan worden gedaan.’

© Foto: Jurriaan Balke

Grijp heeft zich vaker uitgesproken over de plaats van het lied in onze samenleving. Zingen heeft daarin belangrijke functie. Zijn studenten kijken misschien raar op als Grijp zingt in plaats van doceert: ‘Als je iets wilt vertellen over een lied en het gaat er alleen maar om, iets in herinnering te roepen. Of om te laten horen hoe de teksten op de noten zitten, dan moet je dat gewoon doen. Ik doe het eigenlijk ook wel tijdens lezingen. Ik heb het zelfs tijdens mijn promotie gedaan. Gewoon om iets duidelijk te maken. Niet om van mij te genieten, want dat is dus niet het geval. Maar het is volstrekt normaal dat je op die manier even aanduidt wat je bedoelt. In plaats van dat je een cd gaat draaien, gewoon om een bepaalde riedel even duidelijk te maken of zo.’

Hoe Grijp zijn hoogleraarschap gaat invullen, weet hij nog niet helemaal zeker: ‘Het is leuk om les te geven. Ik heb het een tijdje niet gedaan. Zou ik dat alleen doen, dan zou ik op den duur toch weer gaan schrijven en aan iemand die dat aanhoort, vragen wat die daar allemaal van vindt. Het werkt ook het beste als je allebei doet. Dan kun je aan de studenten vertellen wat je hebt uitgevonden. Je kunt met hen dan weer nieuwe dingen onderzoeken. Dat is leuk voor hen en ook leuk voor jezelf.’

Onderwerpen om de komende jaren uit te diepen zijn er volgens Grijp voldoende: ‘Er zijn nog zoveel dingen. Neem nou b.v. de achttiende eeuw. Daar weten we nog heel weinig van. Daar hebben we nog niet echt naar gekeken in het liedonderzoek. En de 19e eeuw eigenlijk ook niet. Wat volgens mij ook nodig moet gebeuren is het materiaal van ‘De groene linde’’. Dat is allemaal keurig verzameld en gedocumenteerd en nooit verder onderzocht: mondelinge overleveringen aan de hand van het materiaal van Ate Doornbosch doorzoeken. Wat ook nog eens een keer moet gebeuren, is de geschiedenis van de folk. Wat er gebeurd is allemaal. Er zijn een paar boeken over uitgegeven o.a. door Jos Koning en Antoon Seelen. Nu het allemaal wat verder weg is, zou dat eens moeten gebeuren. Ook dat kan een mooi onderwerp zijn.’

In de tijd dat J.J. Voskuil nog aan het Meertensinstituut verbonden was, zat iedereen op zijn spullen, volgens Grijp: ‘Wat er in het instituut zat, daar mochten anderen nauwelijks naar kijken; laat staan publiceren. Belachelijk vind ik dat. Als je al zo’n schatbewaarder bent, dan moet je dat aan anderen ter beschikking stellen. Hoe meer ze er over schrijven, hoe beter dat is. En als je beheerder bent, moet je zorgen dat anderen daar bij kunnen. Door middel van Internet maken we steeds meer dingen toegankelijk. Er wordt nog wel gedubt over de rechten van databanken, maar ik wil ze absoluut op het net hebben. Dus wij proberen open te zijn voor mensen van buiten om die informatie op te halen en die soms ook op die manier op ideeën worden gebracht.’ aldus Grijp.

Het lijkt erop dat de geest van Voskuils Bureau zachtjes aan het pand verlaat. De nieuwe bewoners versterken hun relatie met de buitenwereld. Vensters gaan open. Het archief wordt van zijn stof ontdaan. De opgeslagen informatie komt stap voor stap naar buiten. Welke interessante zaken zullen er volgen?

Lezen:
– M. de Bruin & J. Oosterman: Repertorium van het Nederlandse lied tot 1600
(ISBN 90-72474-42-2, 2 delen, met cd-rom)
– Frits van Oostrom e.a.: Wilhelmus en de anderen (ISBN 90-5356-440-3, met cd)
Louis Peter Grijp e.a.: Een muziekgeschiedenis der Nederlanden (ISBN 90-5356-488-8, met cd-rom)

Luisteren:
De discografie van Camerata Trajectina omvat totaal 14 cd’s en 6 lp’s. Een cd-selectie:
– Souterliedekens; 16e eeuwse wereldlijke liederen en psalmzettingen
(Globe 6020, 1994),
– Bavianen en Slijkgeuzen; liederen van remonstranten en contra-remonstranten
(Globe 6031, 1995),
– Genade ende vrede; doopsgezinde muziek uit de 16e en 17e eeuw
(2CD, Globe 6038, 1996),
– De vrede van Munster; politieke muziek uit de 80-jarige oorlog (Globe 6048, 1997),
Zingende zwanen; heiligenliederen uit de Gouden eeuw (Globe 6053, 2001).

Surfen:
Meertensinstituut
Amsterdam University Press
Camarata Trajectina

© Dit artikel verscheen in New Folk Sounds 79, februari/maart 2002 en wordt nu gepubliceerd in het kader van de folkcanon

Scroll naar boven