(Lambent Light Records LLR004: Thirty tigers)
In het verleden spraken we nog wel eens van ‘supergroepen’. Daaronder zou zeker het trio Mary Chapin Carpenter, Julie Fowlis en Karine Polwart vallen. Drie topmuzikanten, singer-songwriters die meer dan eens hun kwaliteit hebben geëtaleerd. De samenwerking is een uitvloeisel van de Covid pandemie. Heen en weer vlogen de (nieuwe) composities, waarbij met name Carpenter erg actief was, maar de andere twee eveneens bijdragen leverden. Naast eigen werk – 8 van de 10 tracks – bewerkte het trio ook twee Gaelic traditionals.
Zo’n samenwerking roept verwachtingen op, zeker als het album in de Real World Studio’s werd opgenomen met onder meer Cameron Ralston, Caoimhín Ó Raghallaigh, Chris Vatalaro, Josh Kaufman en Rob Burger als begeleidingsband. Gerenommeerde muzikanten in het pop-rockcircuit. Het gevaar van ‘verpopping’ ligt echter ook op de loer.
De cd opent vooralsnog zeer positief met een spaarzaam begeleide Gaelic ballad met de hardanger d’ amore van O’Raghaulliahg in een subtiele hoofdrol. De leadvocals van Fowlis zijn als gebruikelijk sterk en de samenzang met de andere vocalistes subliem. Met Carperter’s A heart that never closes belanden we meer in de pophoek: een strak ritme met een wat mechanisch opgenomen dominerende drumpartij. Niet bijzonder. Rebecca Is een kenmerkende, ietwat mysterieuze Polwart compositie met die heerlijke weidse akkoordsequensen. Vooral ook fraaie harmonische vocalen in een bed van akoestische gitaar met minieme e-keyboardbegeleiding.
En zo wisselt het behoorlijk af. De kwaliteit is zonder twijfel groot, maar er is toch een flink stijlverschil. Persoonlijk vind ik de composities van Polwart het meest interessant: er zit spanning, dynamiek, dramatiek en lyriek in. De uitvoering van haar werk is ook transparanter dan het werk van Carpenter. Die zijn met name overgeproduceerd, waarbij die drums gaan irriteren. Fowlis’ Silver in the blue zou ik eveneens liever in een versie met haar eigen formatie horen, al is de vervaardiging van deze track in vergelijking met die van Carperter’s werk nog redelijk aanvaardbaar.
Looking for the thread is een album met diverse gezichten dat op enkele individuele tracks na als geheel niet helemaal uit de verf komt. Supergroep? In theorie wel, in de praktijk te wisselvallig.