Chants du dedans, chants du dehors
(Buda Musique 860370)
Eerder besprak ik het debuutalbum van Meïkhaneh en was daar zeer positief over. Die recensie zou je één op één over kunnen nemen voor de opvolger Chants du dedans, chants du dehors. De symbiose is nog breder dan op het debuut. Bij elke track verschiet kameleon Meïkhaneh van kleur om toch herkenbaar te blijven. Chants du dedans… kent een viertal vertaalde werken uit het Mongools, waarbij het trio zelf de muziek vormgaf. Vooral openingstrack Chaque jour nouveau is een pareltje. Maria Laurent’s zang refereert aan een mix van Bulgaarse en Hongaarse vocale zangstijlen, maar de banjo in het nummer brengt een countrysfeer met zich mee. En dan klinkt de keelzang van Johanni Curtet.
Het door Laurent gecomponeerde Belly brengt je juist in Caribische sferen. Heel knap is dat de stem van Laurent ‘meebuigt’ met de stijl van de muziek. Hier klinkt haar stem soepel, helder, kristalzuiver met hoge uithalen. Dat je niet veel nodig hebt om tot een zeer dynamisch lied te komen bewijst het trio in het oorspronkelijk Perzische Je m’ en vais: twee stemmen (waaronder keelzang), een langnek luit, mondharp en percussie. Het eveneens Perzische Karevan, met in de hoofdrol percussionist Milad Pasta, ademt de desolate sfeer van de verlaten steppen en woestijnen.
Opvallend is de bewerking van Dehors la mer van Yannis Ritsos. Qua structuur duidelijk Grieks, maar de instrumentatie (banjo, morin khuu, viool, cello, mondharp en diverse Arabische percussie) brengt een geheel eigen klankkleur tot stand. De slottrack Prière wordt gezongen in een imaginaire taal, maar het is veeleer het repetitieve getokkel op de gitaar die de zangpartijen ondersteund en de spanningsopbouw naar een schitterende climax die vorm geven aan deze compositie.
Meïkhaneh is geïntegreerde, gemêleerde, geassocieerde wereldmuziek in optima forma. Adembenemend mooi….