NAKED SONG FESTIVAL, Muziekcentrum Frits Philips in Eindhoven, zaterdag 26 mei
“Ik ben zwaar teleurgesteld,” beklaagde Luka Bloom zich tijdens zijn optreden op het Naked Song Festival, “maanden heb ik me in het zweet gewerkt in een fitness-centrum, heb ik yoga gedaan en me aan een streng dieet onderworpen. Kom ik hier en niemand die uit de kleren gaat.”
Contact met het publiek is van belang bij een dergelijk evenement, al wist Bloom de afstand zonder enig probleem te overbruggen met zijn krachtige, geladen stemgeluid en heldere gitaarspel. Als grote publiekstrekker verzorgde hij volkomen terecht de afsluiting van het festival, ooit opgestart in het Brabantse dorp Gemert, dat voor het derde jaar op rij gehouden werd in het Eindhovense Muziekcentrum.
Het gebouw bleek een ideale lokatie. Naast de twee zalen waren ook foyers en het theatercaf ingezet voor optredens. In de foyer van de kleine zaal was de VPRO neergestreken om gedurende het festival live een uitzending te verzorgen voor Radio 6, met interviews en korte, informele optredens van de verschillende deelnemers. Het publiek dwaalde ontspannen rond tussen deze verschillende plekken, zonder dat het lopen de concerten al te veel stoorde. Ook aan het personeel achter de bars was te merken dat de sfeer meer dan uitstekend was.
Beeldmerk van het festival was een stoel met een fles ernaast. Terwijl verscheidene muzikanten daar zeker aan voldeden, en het merendeel optrad met alleen een gitaar als begeleiding, was de diversiteit toch aanzienlijk. Malcolm Holcombe presenteerde zich als de belichaming van het logo met een stem die jarenlang door whisky gerijpt leek. Zijn gitaar deed dienst als enige houvast in een benevelde wereld van eenzaamheid en ander persoonlijk leed, die hij ontvouwde alsof de mist even opgetrokken was en hij de druk in zijn hersenpan moest verlichten voor de wolkenflarden weer zouden neerdalen. Hier was geen tijd voor aankondigingen en verklaringen, hooguit een diep hoesten om liedjes aan elkaar te verbinden. Maar zo grofgesneden als zijn dictie was, zo helder en strak was zijn gitaar.
Hoe verkeerd het is om grote namen te gebruiken in aankondigingen bewees het optreden van Welshman Davie Lawson. Nick Drake en John Cale vormden de referenties op het infovel. Dat kon hij met geen mogelijkheid waarmaken. Zijn muziek was nog goed te genieten zolang hij met fraaie gitaarlijnen tegenweer gaf aan zijn zang. Maar al gauw noodde hij een vriend de speelvloer op om op een trommetje te tikken, schakelde hij zelf terug naar doorsnee akkoorden en liet hij het optreden met griezelige vaart afglijden naar een droeve middelmaat. Nederlander Tom Musca maakte beduidend meer indruk. Met behulp van effectapparatuur gaf hij zijn gitaarwerk een extra dimensie, waardoor zijn voordracht een krachtige emotionele lading kreeg.
De benadering van de gitaar was ook een van de sterke punten van Teitur, de verrassing van de avond. Geboren op de Faroer wortelt hij nadrukkelijk in de Scandinavische bardentraditie. De meeste van zijn liedjes waren gebaseerd op gebeurtenissen, eigen ervaringen en observaties. Zo zong hij over twee jongens die erop uit gingen om zwerfkatten te schieten, maar in de mist per ongeluk een man die zijn hond aan het uitlaten was een kogel door het hoofd joegen. Hij vertelde dit verhaal vanuit het perspectief van de jongen die de twee met de auto naar de rampzalige plek gebracht had en zich erg schuldig voelde over de ongelukkige samenloop van omstandigheden waar hij ongewild aan bijgedragen had. “Dit is zo’n onwaarschijnlijk verhaal,” zei Teitur, “dat roept gewoon om een lied; en bovendien, zoals het bij ons de gewoonte is, een lied met eindeloos veel coupletten.”
Teitur bewees zijn kwaliteit bij I run the carousel, een lied over de baas van een mallemolen. Terwijl hij, zoals bij vrijwel elk lied, zijn gitaar aan het verstemmen was, knapte de hoogste snaar. Hij bleef kalm, “zo kan het natuurlijk ook,” en speelde akkoorden die de beweging van de draaimolen hoorbaar maakten. Met zijn hoge, heldere stem en zijn onderwerpkeuze bracht hij een heel eigen geluid in dit festival. Als hij zich zorgen maakt om wat mensen als George W. Bush in de wereld aanrichten, concludeert hij dat de wereld nog wat meer muziek nodig heeft, in dit geval een liedje over Louis Armstrong.
Luka Bloom was uit een ander hout gesneden. Politieke motivatie was nooit ver weg in zijn teksten en zijn aankondigingen. Altijd bleek er wel iets waar hij zich kwaad over kon maken. Hoe sterk hij als zanger en gitarist ook was, die onveranderlijke woede ging na verloop van tijd toch tegenstaan. Het verschil met de fantasierijke observaties en thema’s van Teitur was opvallend. Wat de verscheidenheid en de uitwerking in diens repertoire zo verfrissend en origineel maakte, miste je bij Bloom.
datum: 5 juni