Mother Tongues
(Go’Danish Folk Music, Xango Music Distribution, GO1220)
Bescheiden instrumenteel omspeelde harmoniegezangen vormen de basisingrediënten van het repertoire van het trio Johanne Baadsgaard Lange (zang en framedrum), Helene Tungelund (Keltische harp en zang) en Elisabeth Klein (accordeon en zang). Laatstgenoemde – ook klassiek geschoolde pianiste – is ook de arrangeur van dienst en deelt met de anderen haar passie voor diverse muzikale tradities, met een specifieke liefde voor de Bulgaarse koormuziek.
Helene is naast singer-songwriter ook sterk geboeid door het herontdekken van het eigen Scandinavische erfgoed, en helemaal niet vies van een portie hedendaagse esthetiek in het uitwerken van de zangstemmen. Johanne tenslotte komt vanuit de ritmische muziek en het bewegingstheater, en voelt een passie voor het tot leven komen van traditionele muziek binnen interdisciplinaire projecten.
In Nemesta’s Voice vloeit dit allemaal wat samen in wat zich vertolkt in hun eigen visie op de Europese vocale folklore. Hierin speelt de Bulgaarse zangtraditie, met zijn diepgang en kracht een belangrijke inspiratiebron die hen samenbracht. Ondertussen vatten ze een reis aan doorheen de verschillende tonale universa in Europa, van het noorden van Scandinavië en de Baltische staten over de Balkan, het Meditterrane gebied tot in de in het Midden-Oosten gelegen wieg van Europa. Hun aanpak vormt eerder een minimalistische, die evenwel heel eerlijk en bezield in de oren klinkt. Voor hen gaat het over zingen als verbindingsmiddel tussen mensen, in de overdracht van universele verhalen.
De titel Mother tongues verwijst minder naar sanseveria’s, dan wel naar het moederschap, en hun tongen waarlangs doorheen de eeuwen de veelzijdigheid ervan bezongen werden. Hun nummers zijn zonder onderscheid Europese traditionals. Het lag voor de hand in te zetten met een noordelijke oertraditie, meer bepaald die van de joik, met Te orbina waarin een weesje bezongen wordt, uiteraard a capella, met lichte aanslagen op de framedrum, terwijl de harp ingezet wordt in de begeleiding van het Finse Nuku nuku. Geleidelijk ontspint zich in een intermezzo vanuit de eenvoud een sierlijk weefsel van polyfone stemmen in, om vervolgens terug te keren naar de basis.
Ook Laikas laikas is een melancholisch wiegelied, ditmaal uit Letland, mee gedragen door een sober accordeonwijsje. Met hun heel experimentele aanpak van de middeleeuwse ballade Morgendrømmen, een ware Deense standaard, weten ze ons echt wel te verrassen. Met hun Mi zeh hidlik/Sov sødt, Barnille, het resultaat van een toevallige samenloop waarbij de baptische Deense hymne tegelijk met een Hebreeuws kinderlied weerklonk in eenzelfde ruimte. Ze werkten dit uit tot een heus dubbellied waarbij ze zich van voetpercussie voorzien.
In de titelsong weerklinkt een oceaan van stemmen. Doorheen monotone accordeonbassen ontspint zich vervolgens een IJslands wiegelied dat uitmondt in een veelzijdig weefsel van stemmen waarbij ook de framedrum mee een crescendo aanvoert.
Een heel andere sfeer straalt Varado uit, een uit Georgië gehaalde klaagzang, waarin de moeder de broedermoord onder haar zonen beweent. Dit nummer interpreteren ze op een wijze die heel dicht aanleunt bij de Bulgaarse polyfonie, hun stokpaardje. Ze leiden ons vervolgens via Griekenland met Siko mana mou, waarin een dochter afscheid neemt van haar moeder op de dag van haar huwelijk. Ook hier blijft de stemming donker, andermaal versterkt door de lange bassen in de begeleiding.
Deze trip eindigt tenslotte in het oude Wales, waar ze met Pais dinogad opnieuw een wiegelied vertolken, dat teruggevonden werd in een 12e eeuws manuscript. Met veel gretigheid gingen ze hier een laatste keer – onder harpbegeleiding – het vocale experiment niet uit de weg.
Het beluisteren van dit doorgaans ingetogen album vormt een strelende massage van de trommelvliezen. Een trio met een duidelijke visie!