Gabriel & Marie Yacoub
Van Franse folklore naar Franse folk
De lp Pierre de Grenoble uit 1973 van Gabriel en Marie Yacoub laat nog steeds sporen na in de Franse folk. Daarom blikken we terug op deze merkwaardige plaat.
Om de uitgave van deze bijzondere Franse lp te situeren moeten we even kijken naar een marginaal stuk Franse muziekscène van na de meirevolte van 1968. Net als in andere landen was ook daar, bij een deel van de jeugd, de interesse gegroeid voor de Amerikaanse folk, blues en bluegrass. Pete Seeger, Bob Dylan en Joan Baez werden ook daar op handen gedragen. Er was in Parijs een American Center waar Lionel Rocheman elke dinsdagavond, rustdag bij de theaters, een hootenanny organiseerde. Op zo’n avond kon iedereen naar voor brengen wat hij wou, het was een soort vrij podium.
Voor veel jonge zangers en muzikanten van toen werd het een eerste confrontatie met publiek. Uiteraard kwam veel Amerikaanse muziek aan bod. Verschillende al of niet ingeweken artiesten hadden ook al Dylan, Cohen en Paxton in het Frans vertaald. Maar ook het chanson en andere muziekstijlen kregen er een kans. Rocheman zelf was een jood die zowel oude Franse als Jiddische liederen uit de vergetelheid haalde. Hij zorgde ook voor voldoende variatie op die hootenanny’s door mannen en vrouwen, folk en chanson, Franstalige en anderstalige muziek te laten afwisselen. Een muzikant die zich daar ook liet opmerken was Alan Stivell met zijn Bretonse harp, een toen nog totaal vergeten geraakt instrument.
Hij ontmoette er Gabriel Yacoub die hij in zijn groep opnam als gitarist en backing vocal. Zo komt het dat Yacoub nog door veel folkliefhebbers ten onrechte als een Bretons muzikant wordt beschouwd. Hij werd in Parijs geboren uit een Libanese vader en een moeder die afkomstig was uit de Loiretstreek. Yacoub leerde het Bretons van Stivell fonetisch meezingen. Hij speelde met Stivell ondermeer het vermaarde optreden van 28 februari 1972 in de Olympia dat op een liveplaat is uitgebracht.
De rol van Pete Seeger
De Amerikaanse folk-icoon Pete Seeger, op tournee in Europa, was verrast over de (toen al) grote invloed van de Amerikaanse muziek op de jonge Europese muzikanten en zangers. In een open brief in het Franse maandblad Rock & Folk waarschuwde hij de Europese jeugd voor het kwaad dat het Amerikaans cultureel imperialisme zou kunnen aanrichten aan de eigen cultuur. De brief eindigde met de boodschap: “Ook in je eigen land zou je een nieuwe muziek moeten kunnen bouwen met het beste wat uit het verleden werd overgeleverd. Sommige van Dylans beste songs zijn gebouwd op oude Ierse melodieën. Jullie land moet toch zijn eigen Bob Dylans kunnen voortbrengen.”
Deze tekst heeft Yacoub diep aangesproken. Hoewel hij tot dan toe nooit in het Frans had gezongen liet het idee hem niet meer los om een folkplaat in zijn moedertaal te maken die muzikaal ook helemaal geïnspireerd zou zijn door het Franse erfgoed. De muziek zou hij wel naar moderne speelwijzen opentrekken.
Gabriel Yacoub vertelt: “Om dat project concreet gestalte te geven moesten we op zoek gaan in het oude Franse repertoire. We zochten in de oude verzamelingen naar liederen die ons aanspraken. Niet de traditionele liederen die zelfs in school- en kinderboeken te vinden waren, of bekende liederen zoals Le pont de Nantes, A la claire fontaine of V’la l’joli vent waarmee ondermeer Nana Mouskouri en Guy Béart enkele jaren vroeger lp’s hadden volgezongen. Wij werden meer aangetrokken door liederen met een modale melodie in mineur. We wilden eerder vergeten ballades uit de vergeethoek halen. Liederen met een meer sombere toon zoals triestige soldatenliederen.”
Door de ontmoeting met Hughes de Courson kreeg het idee van het maken van een plaat concreet gestalte. De Courson die dan nog maar enkel een 45-toerenplaatje had geproduceerd van een pop/rock groep, Grand’Mère, werd producer van Pierre de Grenoble. De titel van de plaat is ook de titel van het lied dat bij Yacoub de aanzet gaf om in dat oude Franse repertoire verder te grasduinen.
Te beluisteren via NFS Spotify:
Yacoub noemt Pierre de Grenoble een experimentele plaat. Ze bevatte zowel gezongen als instrumentale nummers, zowel liederen met een uitgesproken begeleiding door traditionele en elektrische instrumenten als een a capella gezongen nummer met de stemmen van Gabriel en Marie en van Alan Kloatr. Aan de plaat werkten heel wat muzikanten mee. Meerdere daarvan hebben nadien echt naam gemaakt in de Franse folkwereld.
Er was die andere begeleider van Stivell, Dan Ar Bras, op elektrische (!) gitaar. Ook Christian Gour’han, een der belangrijke vernieuwers in het bespelen van de draailier, die helaas in 1987 overleed. Verder nog Dominique Paris op doedelzak, Marc Rapilliard op viool, Gérard Lavigne op bas, Gérard Lhomme op bodhran en andere percussieinstrumenten. “Wij waren nog jong en vastberaden,” zegt Yacoub, “daardoor klinkt de plaat een beetje punk. Ik had mij vooraf een beeld gevormd van hoe de plaat moest klinken. Ik wilde in geen geval reverb, tot grote verbazing van de geluidstechnicus Colin Caldwell. Die man was gewend aan grote Engelse producties. Maar hij heeft het spel meegespeeld, als een uitdaging!
Om het natuurlijk te laten klinken is de violist zelfs op het dak van de studio gaan spelen. Alleen op La pension is er reverb te horen.” Het werken rond die lp maakten hem en Marie zo enthousiast dat ze wilden verder werken met dat repertoire in een groep. Nog voor de opgenomen plaat was uitgebracht stichtte hij de groep Malicorne, in zijn eerste bezetting bestaande uit Marie en hijzelf, uit Hughes de Courson en Laurent Vercambre. Het grote belang voor de Franse folk van Malicorne, de groep rond Yacoub die in wisselende bezetting van 1974 tot 1986 actief was, wordt door niemand betwist.
Een onverwacht succes
Yacoub herinnert het zich nog goed: “De verkoop van en de aandacht voor deze lp overtrof onze stoutste verwachtingen. Ook de platenfirma Barclay die instond voor de verdeling was verrast. Maar het meest verraste ons nog de aandacht die de radiozenders aan die liederen schonken. Zelfs de commerciële radiozenders draaiden zeer vaak Pierre de Grenoble, Le Prince d’Orange en andere. Die eerste plaat werd bijzonder goed onthaald. Ik denk dat nadien geen enkele Franse folkplaat, ook niet van Malicorne, nog een even grote aandacht heeft gekregen op commerciële zenders.” Het luisterend publiek van toen was verbaasd die oude Franse muziek en liederen te horen in zo’n nieuwe en frisse vertolking. Nummers die tot dan toe tot de folklore behoorden werden omgetoverd tot ‘folksongs’ van Franse bodem. Met Malicorne zette Yacoub die recreatie van oude liederen voort.
De Franse muziekcriticus Jacques Vassal schreef toen in Rock & Folk: “Malicorne lijkt wel de eerste groep die de Franse folk uit het gespecialiseerde circuit haalde en hem een veel grotere verspreiding bezorgde.” Dat zo’n uitspraak niet erg geapprecieerd werd door wie bleef zweren bij louter akoestische folk spreekt voor zich. In zijn boek Français, si vous chantiez…, dat in de lente van 1976 verscheen, schreef Vassal over de lp Pierre de Grenoble: “Aan die plaat kwam de eer toe publiekelijk het réveil in te luiden van de Franse folk.” Dat wordt nog steeds door velen erkend. Het valt natuurlijk moeilijk te zeggen hoe het met de Franse folk zou verlopen zijn was die lp Pierre de Grenoble er niet geweest, maar vast staat dat hij veel muzikanten en nieuwe groepen heeft beïnvloed. Die plaat toonde duidelijk aan dat met die oude melodieën en chansons ‘iets anders’ kon gecreëerd worden.
Ambrozijn
Ook de jonge muzikanten van de Vlaamse groep Ambrozijn zijn schatplichtig aan deze lp en aan het latere werk van Yacoub. Zij waren zo geboeid door de stijl van Malicorne dat ze ook deze liederen bewerkten. Het was hun droom dat Yacoub de productie zou aanvaarden van hun eerste cd uit 1998. Toen Tom Theuns het hem vroeg na één van zijn concerten leek het Yacoub wel te interesseren. Na het horen van enkele nummers van Ambrozijn aanvaardde hij de opdracht.
Hij produceerde ook hun cd Kabonka uit 2002 en het recente Krakalin. Ook voor die andere groep rond Wouter Vandenabeele, Olla Vogala, waren Yacoub en Pierre de Grenoble belangrijk. Vandenabeele had van het lied een bewerking gemaakt voor die uitgebreide groep muzikanten. Voor een optreden in de Gele Zaal te Gent (nu Handelsbeurs) had hij Catherine Delasalle en Gabriel Yacoub uitgenodigd als gastzangers.
Hij stelde aan Yacoub voor om het lied Pierre de Grenoble in die nieuwe bewerking te zingen, wat hij aanvaardde. Zo is het lied, gezongen door Yacoub als gast, ook terechtgekomen op de Olla Vogala cd Gnanomo uit 1999. Over de lp Pierre de Grenoble getuigt Tom Theuns: “Het is een sleutelplaat. Voor mij is die lp een maatstaf, hij opende de weg naar de folk-rock.” Ruim dertig jaar na haar verschijnen blijft Pierre de Grenoble een zeer beluisterenswaardige plaat.
© Dit artikel verscheen in de serie Het meesterwerk in New Folk Sounds 105 (juni/juli 2006)