Amina
(Muziekpublique, Xango Music Distribution, MP11)
Onder impuls van Tristan Driessens en onder de kleurrijke vlag van Muziekpublique verenigden een aantal vluchtelingen met muzikaal verleden zich om hun muzikale werelden met elkaar te verbinden. In 2016 leidde dit tot hun album Amerli, door het internationale journalistenpanel van van Transglobal World Music Chart bejubeld als het beste album van dat jaar. Vraag is wat ze met dit nieuwe album zullen aanvatten, want sindsdien is de coherentie en consistentie enkel maar toegenomen binnen het osmotisch proces van deze topmuzikanten, een proces dat een parallel parcours volgt aan hun eigen leven.
De muzikanten komen uit Syrië, met Fakher Madallal (zang), Tamman Al Ramadam (ney) en Tareq Alsayed Yahya (ud), Tibet, met Aren Dolma (zang) en Kelsang Hula (dramyen, zang), de Pakistaan Asad Qizilbash (sarod, viool, zang), de Afghaan Mohammad Aman Yusufi (dambura, zang), de Irakees Souhad Najem (qanun), en de Belgen Tristan Driessens (oud, latva, artistiek leider) en Simon Leleux (darbuka, doholla, bendir). Haast onmogelijk is het hier het aantal getokkelde snaren in te schatten, meesterlijk begeleid door de percussie van Simon en de vaak melancholische fluittonen van de ney.
Dit tweede album staat symbolisch in het teken van de wederopbouw, de heropstart na de ontworteling. Eerst is er een insteek vanuit Afghanistan met het magische liefdeslied Perahan, geschreven door de bard Aman Yusufi (hier mee ingezongen door Aren), die vroeger met zijn dambura de feesten van de hazarabevolking opvrolijkte in het centrale berggebied. Deze ode aan de liefde glijdt over in een compositie van Tristan. Semkj Mölem vormt een uitermate krachtige vredesuitdrager, met zijn combinatie van Tibetaanse mantra, mystieke sufi-zang en improvisaties uit de hinu-traditie, die dit ‘gebed van het hart’ ondersteunen. Ook in Qad hijaz wordt gepleit voor verzoening, ditmaal vanuit een samenbrengen van klassieke Arabische thema’s in een Wasla, een suite van korte Syrische muziekstukjes met een traditioneel Hazaralied.
Het vrolijke Kesaro Sarko verhaalt over het belang van de banden met de dierbaren, en wordt mee gedragen door opgewekte koorzang- en neypassages. Heel symbolisch voor muzikanten, die een doorstart nemen in een nieuwe leefcontext, is ook het Pakistaanse Punarjanm (Hindi voor reïncarnatie), hier vertolkt in een trio-verbintenis tussen Indo-Pakistaanse, Syrische en Iraakse thema’s die zich steeds steviger weten te verenigen. Boventoonzang door Kelsang vormt de voorzet tot het intrigerende, jachtig ingezongen Tonshak, een door Tserang Tashi geschreven Tibetaans gedicht waar alweer heel wat uit te leren valt. Hoewel dit voor alle nummers geldt, overvalt ons de energieke kracht die hier vanuit de op zich intimistische instrumentale klankenpatronen opsteekt.
Het titelnummer schreef Aman voor zijn geliefde met de gelijkluidende naam. Hier groeide het uit tot een warm pleidooi om samen te zingen en te dansen. Qanunspeler Najem leefde tijdens de tweede Golfoorlog een tijd gescheiden van zijn familie in Tunesië, waar hij Shug (‘Ik mis je’) schreef, niet wetend hoe het zijn familie op dat moment verging in Irak. Dit nummer wordt versterkt door de met de ney duellerende Bassem Hawar (djosa) en percussionist Robbe Kieckens (bendir, riqq) die beiden een gastrol vervullen.
Een andere gastpercussionist (Sajay Kyapa op dupki) vormt een trio met de in duet zingende Aren en Kelsang voor de vertolking van een Tibetaanse potpourri in Tales of the mountains. Deze laatste componeerde en vertolkt ook Phur Rangze, een bevrijdingslied waarop hij ook even dramyen ruilt voor mandoline, terwijl Vincent Noiret een strakke contrabasbegeleiding voorziet. Voor After the dust, metafoor wanneer het stof na het oorlogsgeweld weer neer slaat, gingen Asad en Simon als duo samenzitten, laatstgenoemde een dijk van een ritmesectie uit zijn handen slaand op zijn doholla terwijl asad vibraties bezorgt op de sarod.
Het instrumentale Rose Gate, ooit één van de poorten van Aleppo en toen toegang verlenend tot een kruispunt van beschavingen, vormt een zoveelste symbool van de opzet. Na het door Fakher ingezongen suite Wasla Qudud Bayati (een Oud-Arabisch liefdesverhaal dat ons terugvoert naar de Arabo-Andaloesische hoogbloei) trekt Asad met het gezelschap, zich inspirerend op ‘raga megh’ naar het Tibetaanse ‘Lhasa’. Neyspeler Tamman neemt tenslotte de rol van nachtegaal waar in het door Aman geschreven en voorgezongen, ietwat trieste liefdeslied Chaman chaman, waar ook de koorzang niet te versmaden valt.
Er ontstond enige discussie over het aantal nummers dat men zou weerhouden voor de finale master. Waar te knippen lag niet voor de hand,… en inderdaad is elk van de 15 nummers zijn plaats op het eindproduct meer dan waard. Een deel van de opbrengst van dit sublieme, uit zijn voegen barstende album gaat trouwens naar Cinemaximiliaan, een platform met en voor nieuwkomers in België, dat door creatieve projecten nieuwe banden smeedt en perspectief helpt bieden.