Sirus – Lummen
![]() |
Lummen
(Kräktjärn, Appel Rekords, Kräktjärncd2)
Binnen de intiemere (bal)folkwereld bouwt de tandem Sophie Cavez (diatonisch accordeon) en Baltazar Montanaro (baritonviool) al geruime tijd aan een kwaliteitslabel als duo. Ook elders rijzen compactere bezettingen steeds vaker op. Zo kent Zweden onder meer Josefina Paulson (nyckelharpa) en Jonas Åkerlund (viool, gitaar, fluit en doedelzak) als felbegeerd duo. Laat hen op het idee komen om samen te gaan zitten, te jammen en uit te wisselen, weet je zo dat ze mekaar viraal infecteren. Gelukkig met een ‘goed’ virus. Geen vrijblijvend engagement dus, maar een bewuste keuze om intenser samen te werken en een volwaardig, deels perfect dansbaar, (f)luisterfolkrepertoire uit te werken.
Heel genietbaar waren de eerste optredens, en dan blijkt een jaar later, bij het uitbrengen van een eerste album, het materiaal alleen maar verder gerijpt te zijn. De titel associeer ik spontaan met het Finse ‘Lumi’ (‘Sneeuw’) en met ‘Licht’, begrippen die perfect aansluiten bij de muzikale landschappen die ze scheppen. Voor henzelf vormt het een eenvoudige knipoog naar Mattias De Smet, die er hen onderdak bood om te repeteren.
Elk van hen deed een duit in het zakje, met composities die een prominente plaats verdienen binnen de neotraditie. Een deel ervan bouwt voort op ons naar de fundamenten van de Zweedse traditie, waarop een eigentijds vlechtwerk, gedragen door vrije associaties de melodieën versieren. Exemplarisch hiervoor zijn Åkerlund’s Niké en Paulson’s Viola, twee sprankelende melodieën waarin Jonas op gitaar een ritmische onderbouw biedt aan de melodie-instrumenten. Vervolgens haalt hij zijn doedelzak boven om zijn scottish Soffan aan te kondigen.
Sophie en Baltazar, die als vanuit een symbiose weten te improviseren, voeren van hun kant de tonaliteiten van de Franse en Hongaarse traditie aan. Eén van zijn absolute pareltjes vormt het heel intimistische Molécule, waaraan hij met heel wat pizzicato’s inleeft in de wereld van de kleinste deeltjes, met melodische overnames door de dames, naast Åkerlund die er zijn härjedalspipa (een regionale blokfluitvariant) naast plaatst. De specifieke klank van de baritonviool komt ten volle tot haar recht in zijn Juliette.
Daarna stappen we in de wereld van polska, met Louise (Paulson) en het op doedelzak geleide Harald (Åkerlund), gealterneerd met een heel ingetogen, fijnbesnaarde mazurka van Cavez, Marius, en eentje van Montanaro, het zacht uitdovende Mazurka des adieux waarin enkele duetpassages van nyckelharpa en baritonviool in het oor springen, waarna de trekzak van Cavez er een tweede hoofdstuk aan breit. Zij is ook uitdrukkelijker aan zet op haar bruisende Nestor. Met Montanaro’s afsluiter Sofia wordt meteen de meest melancholische snaren beroerd.
Een sterk staaltje zuiver akoestische, instrumentale, grensvervagende neotraditie!
Ook interessant
Over deze schrijver
Bart Vanoutrive
Het folkvirus strikte me reeds tijdens de grote folkrevival van de jaren zeventig. Geleidelijk aan kregen mijn rockvinylplaten, misschien wel via de brug die Jethro Tull bouwde, het gezelschap van langspelers van Steeleye Span, Fairport Convention, Malicorne, Alan Stivell,... Het folkfestival van Dranouter, dat toen nog in zijn kinderschoenen stond, opende de deur naar talloze minder gekende groepen die hun eigen culturele wortels optimaal te benutten om hun muzikaal project vorm te geven. Gaandeweg werd me duidelijk hoe de talloze muzikale tradities, eigen aan evenveel culturele identiteiten, bindweefsel vorm(d)en voor het gemeenschapsleven, en de eraan verbonden rituelen en festiviteiten. De in die muziek uitgedrukte levensthema's en emoties blijken steeds opnieuw een universeel karakter te hebben, of we nu luisteren naar etnische grooves uit brousse of steppe, dan wel oorverdovende metalfolk. Ik merkte hoe ook de 'klassieke' kunstmuziek door de eeuwen heen mee geïnspireerd werd door de lokale volksklanken en -dansen. Ik wordt geïntrigeerd door het basismateriaal, dat soms eeuwenlang de tand des tijds doorstond en vaak werd vastgelegd in veldopnames. Het boeit me te zien hoe muzikanten er vervolgens mee aan de slag gaan. Sommigen kiezen hierbij voor eenvoudige 'traditiegetrouwe' akoestische bezettingen en zoeken aansluiting bij het 'origineel'. Anderen zoeken het verder vanuit een creatief proces dat via nieuwe arrangementen, ongebruikelijke instrumenten, elektronische hulpbronnen,... overgaat tot een volledige renovatie met behoud van de façade. Ook zijn er die zelf aan het componeren slaan en zo een bijdrage leveren tot een nieuwe traditie, gebruik makend van de oerdegelijke oude leest. En wat te zeggen over groepen die vanuit hun eigen culturele identiteit de hand reiken naar andere culturen en kiezen voor vormen van fuzie? Het boeit me allemaal mateloos. Vast staat dat binnen de 'folk' een universele taal 'gesproken' wordt waardoor linguistische obstakels weggeruimd worden. Het gemeenschapsverbindende aspect binnen de tradities lijkt voor mij evengoed te werken als hechtmiddel tussen tradities en culturen. Zo vormt deze muziekvorm zonder twijfel een mogelijke remedie tegen heel wat ziektes die onze huidige mondiale samenleving plagen.