Gehandicapt zijn na kinderverlamming komt veel voor in Congo. Maar daarvoor hoef je nog niet hulpbehoevend te zijn. ‘Een handicap, dat heb je in je hoofd’ is de hoofdgedachte van Ricky, de nu 56-jarige leider van de muziekgroep Staff Benda Bilili. Vorig jaar nog onbekend in Europa, nu door heel ons continent op tournee. Op Womex 2009 in Kopenhagen ontving de band voor zijn eerste cd al de Artist Award van het jaar.
Straatmuzikanten worden wereldsterren
De Congolese hoofdstad Kinshasa telt veel gehandicapten. Na het invoeren, onder Mobutu, van een wet die hen voor een groot gedeelte vrijstelde van belastingen op handelspraktijken, zagen de meest ondernemenden onder hen daar een overlevingsmiddel in. De kade aan de veerboot naar Brazzaville, het andere Congo aan de overzijde van de Congorivier, werd een verzamelplaats van mannen in een rolwagen of driewielerfiets die een handeltje drijven in sigaretten en drank en goederen overbrengen naar de overkant. Zo deed ook Ricky Likabu, die nu zesenvijftig is. Aan de uitgangen van nachtclubs en betere restaurants, waar de blanken komen, was hij ook vaak te zien. Bovendien is hij een vrij begenadigd zanger en gitarist, wat zijn aantrekkingskracht voor het kopende publiek groter maakte. Op de overzet leerde hij andere muzikanten kennen, verzamelde die rond zich en vormde de band Staff Benda Bilili. In zijn Lingala-dialect betekent dat: kijk verder dan het uiterlijke. Vaak zegt hij: “Onze onderste ledematen zijn wel naar de vaantjes maar ons hoofd werkt nog goed. Waarom zouden wij onze vaardigheden niet benutten?”
In de stad waar het krioelt van straatkinderen, shegés genoemd, heeft Ricky een straatjongen geadopteerd die bijzonder muzikaal begaafd is. Roger Landu is achtendertig jaar jonger dan Ricky. Coco Ngambali, eenenvijftig, is een derde belangrijk lid van de band. Hij beschikt over een vrij gesofisticeerde driewielige motorfiets, maar niet over voldoende centen om de brandstof te betalen. Vaak wordt hij voortgeduwd door enkele straatkinderen die dat karwei uitvoeren in ruil voor wat eten. In totaal telt de band een tiental leden. Met enkele gitaren, percussie en veel gezang zingen zij, in dat steeds armer wordend land, zelf gecreëerde liederen van hoop en bewustwording. Hun vaste stek is de omgeving van de dierentuin van Kinshasa, gelegen aan de rand van het rijkere stadsgedeelte en de ‘cité’, de armere zwarte woonwijken van deze miljoenenstad. Zij werden in 2004 opgemerkt door het Franse kineastenduo Renaud Barret en Florent de la Tullaye. Zij waren zo verrast door de rijkdom van hun muziek dat ze de Belgische producer Vincent Kenis hierover aanspraken. Kenis was al producer van andere Congolese muzikanten zoals Kasaï All Stars en Konono n°1. Er werd, in open lucht, een cd opgenomen en in Europa verspreid. In korte tijd sierde de groep de covers van meerdere muziekbladen in Frankrijk, Engeland, Duitsland en ook bij ons. In de zomer 2009 speelden zij opgemerkte concerten in Frankrijk. Het was hun eerste reis buiten Congo, de overzetten naar Congo-Brazzaville niet te na gesproken. In november kregen zij op de Womex muziekbeurs in Kopenhagen de Artist Award. De erkenning door Womex, de World Music Expo, maakte van hen wereldsterren die in het najaar 2009 ook in andere Europese hoofdsteden konden optreden. In de komende maanden zijn ze in gans Europa te horen en te zien, ondermeer op 26 juni op het Brusselse festival Couleur Café en op 7 augustus op het Esperanzah festival te Floreffe. De dag daarop zijn ze op het Festival Dranouter geprogrammeerd. Ze zullen er ongetwijfeld de concerttent in vuur en vlam zetten.
De satonge
Bij de hierboven genoemde instrumenten ontbreekt de satonge. Het is een instrument dat door Roger Landu zelf is gebouwd. Met een groot metalen melkpoederblik, een stuk elektriciteitsdraad en een gebogen stok maakte hij een nieuw soort snaarinstrument. Door het meer of minder buigen van de stok bekomt hij een andere klank. Producer Vincent Kenis bouwde er een microfoon in zodat de klank versterkt werd. Van de ouderen leerde Roger wat melodie is en hoe een lied gestructureerd is. Hij speelt solo’s op dat eensnarig, zelf gebouwd instrument als de beste gitarist. Critici vergelijken hem met grote gitaristen. Zelfs de naam Jimi Hendrix is al genoemd. De jongen moet wel een bijzonder muzikaal gehoor hebben om zulke muziek te maken met dat echte minimum aan middelen. Een fenomeen, die Roger, die wel in zichzelf en zijn kunnen gelooft. Hij denkt ondermeer aan het bouwen van satonges om te verhandelen.
Sociaal geëngageerd
Deze fysiek gehandicapten hebben een sterke geest en veel hoop in de toekomst van hun land. In 2006, in de aanloop naar de eerste verkiezingen in het land sinds meer dan veertig jaar, zongen zij een lied, Allons Voter! (Laten we gaan stemmen!), dat de mensen opriep om van hun stemrecht gebruik te maken. Dat lied werd opgepikt door de MONUC, de missie van de Verenigde Naties in de democratische Republiek Congo, en veelvuldig ten gehore gebracht op de UN radio aldaar, radio Okapi. Met de hulp van de MONUC maakte de onafhankelijke verkiezingscommissie voor haar bewustmakingscampagne ook een clip van het lied, die vaak op televisie werd vertoond. De bandleden ontvingen hiervoor elk 50 dollar, maar naderhand wilde een advocaat voor de groep een billijker vergoeding bepleiten. Maar een contract hierover is er niet en ook geen akkoord. “Het belangrijkste is dat veel mensen zijn gaan stemmen.” vindt Ricky. Het lied is niet te horen op hun cd. De actualiteit ervan is nu natuurlijk ook voorbijgestreefd.
“Afrika behoort aan de Afrikanen”
Maar ook de liederen op de cd Très, très fort zijn niet vrijblijvend. In Polio roepen zij ouders op om hun verantwoordelijkheid te nemen en de kinderen te laten inenten tegen de kinderverlamming, en om ze een behoorlijke opvoeding te geven. Laat ook je kop niet hangen als je in de miserie zit. Misschien kom je er uit. In Tonkara zingen ze: “Ik sliep ooit op een karton (tonkara) op straat, maar met een beetje geluk kon ik mij een matras aanschaffen.” In het openingsnummer Moto Moindo hoor je: “Sta op, zwarte man, zij voeden ons met diepvriesvis uit kartonnen dozen, maar de rivier zit vol vis, de aarde onder onze voeten steekt vol met goud en diamant. Sta op, zwarte man. Als de Afrikanen niet samenspannen zullen we nergens komen.” Hun muziek gaat uiteraard terug naar de geroemde Congolese rumba maar is doorspekt met invloeden van reggae, funk en blues. De oudere bandleden die in 1974 een optreden van James Brown in het stadion meemaakten steken hun bewondering voor en beïnvloeding door deze grote Amerikaanse zanger niet onder stoelen of banken. Hun muziek noemen ze zelf eenvoudig ‘musique internationale’.
Een film
Renaud Barret en Florent de la Tullaye hebben in Parijs een filmproductiehuis, Belle Kinoise, dat zich toelegt op het maken van films over bijzondere mensen, vooral muzikanten, in Kinshasa. In 2004 draaiden ze Jupiter’s dance, een documentaire over de plaatselijke muziekscène in de armoewijken van Kinshasa. Zij ontdekten Staff Benda Bilili en draaiden tussen 2004 en 2009 een film over de groep die vanaf de straten van Kinshasa op de grote podia van Europa terecht kwam. Een tweede film van het duo, Victoire terminus, Kinshasa gaat over vrouwen die boksen en wedstrijden organiseren in Kin.
Nu is de film Benda Bilili! afgewerkt. Hij werd op 13 mei voor het eerst vertoond op het Festival van Cannes in de sectie ‘la Quinzaine des Réalisateurs’. Vanaf eind augustus wordt hij ook vertoond in de Franse filmzalen. Ongetwijfeld zullen ook andere Europese landen in de verdeling van de film geïnteresseerd zijn, want wie de muziek van Staff Benda Bilili kent zal ook die film willen zien. De groep was niet voor niets de meest geloofde en gelauwerde wereldmuziekband van 2009. Hun cd is inderdaad ‘Très, très fort’. Heel, heel sterk.
Cd: Très, très fort / Crammed Discs
zie recensie in New Folk Sounds 128
www.crammed.be
www.myspace.com/staffbendabilili
http://myspace.com/bellekinoise