Dat ik zingen moet!
(Appel Records APR 1372)
In de Vlaamse folkscene ligt de nadruk de laatste twintig jaar sterk op instrumentale muziek. Een groep die daarin een verschil wil maken is Surpluz, een vierpersoonsgroep, die sinds 2007 opereert en die eerder al twee albums het licht deed zien: “De koperen plaat” (2011) en “Laat ons drinken” (2013). Voor de nieuwe cd werd het kwartet aangevuld met zangeres Hanneke Oosterlijnck (onder andere bekend van Folgazan) en zanger Jonas Cole. Bovendien werd op contrabas Quinten de Vlaeminck ingeschakeld.
De twaalf nummers op Dat ik zingen moet! bieden volop herkenning, maar weten soms ook te verrassen. Bekend in andere uitvoeringen zijn nummers als Wij boeren en boerinnen, Vanwaar komt ons de koele wijn, Het vierset-regiment, De Spanjaard, Island en Springt op en toont uw schoen (met een mooie tune van Steven Goossens als introductie). Onbekender zijn liederen als Amsterdam, Gij valse ouders, Minnezucht en Vaarwel. Het lied Pan en de oude herder werd door Jonas Cole fraai hertaald.
Er wordt zeer hecht gemusiceerd, waarbij de diatonische accordeon van Steven Goossens (die enige tijd geleden de plaats heeft ingenomen van accordeoniste Elke de Meester) opvalt. Binnen de meestentijds aanwezige pittige drive is ruimte voor traditionele instrumenten als draailier, psalter, hommel en doedelzak. De meerstemmige zang is een sterk wapen. Enige minpunt dat ik zou willen noemen is dat het vaak wat afgemeten klinkt; nergens frivool, schurend, uitbundig of weerbarstig. Toch waardeer ik de aanpak van Surpluz om oude Laaglandse liederen een nieuw jasje aan te meten. En het is te hopen natuurlijk dat er ook weer een nieuw publiek voor te vinden is.
Dat ik zingen moet! werd in een fraai digi-pack gestoken, met in het cd-boekje alle teksten van de liedjes, en de titels van de (meest zelf gecomponeerde) instrumentaaltjes die met de oude liederen werden verweven.