MUZIEKPUBLIQUE 005
Dit, in 2021, door oudspeler Tristan Driessens opgerichte internationale muziekcollectief, met een Belgische ‘harde’ kern, raakte gefascineerd door archaïsche Vlaamse volksliederen die ze plaatsen in hun verwantschap met Oude en Oosterse muziekvormen. Melodieën reisden nu eenmaal mee met (handels)karavanen, en ook de wereldhavens waren smeltkroezen van muzikale uitwisseling. ‘Thuishavens’ zoals de groepsnaam in ‘mooi’ Nederlands zou moeten klinken, zoekt voor hun eerste album uitdrukkelijk de inspiratie bij Wannes van de Velde, Antwerpenaar in hart en nieren. In diens Groot Liedboek treffen ze oeroude ballades en litanieën aan, die ze in een nieuw jasje stopten, terwijl ze daarnaast ook aan de slag gingen met enkele van zijn eigen composities.
In hun arrangementen gaan ze nog uitdrukkelijker de dialoog aan met het zuid en oost, niet in het minst door de insteek van Tristan zelf, zeker ook door die van multi-instrumentaliste Miriam Encinas Laffitte (dilruba, recorders, daf, pandero, bendir, santur) en Michalis Kouloumis (viool). Het zijn daarnaast vooral Raphaël De Cock (doedelzakken, uilleann pipes, mondharp) en Harald Bauweraerts (draailier) die ‘onze’ kant van de verhalen vertolken, eerstgenoemde daarenboven door tonaliteit in de stem die deze van Wannes’ waarlijk doet herleven. Naast Eugénie De Mey die mee de zang komt versterken, maken ook Michaël Grébil Liberg (boogcister, Corsicaanse cetera, luit, vedel, rebab), Pierre Hamon (middeleeuwse fluiten, tamboerijn, bansuri) en Dick van der Harst (bodhran, pandero cuadrado, tamboerijn) deel uit van de bemanning.
Geopend wordt met Wannes’ Als ik zou sterven, een lied dat als geen ander de filosofie achter dit project illustreert, en wordt begeleid in een Griekse dansstijl (zeybek) een klassieker uit de kroegen, terwijl de instrumentale intro in Grieks-Turkse stijl ontleend werd aan een klassiek compositie van Refik Fersan, terwijl een tweede stuk in 7/8 zijn wortels kent aan de Zwarte Zee. Corsicaanse Cetera (Michaël Grebil Liberg), bendir (Miriam) en pandero cuadrado (Dick Van Der Harst) vormen hierbij een heel frisse instrumentale invulling.
Met Sanderjon en de boerin duiken ze diep in de middeleeuwen, waarbij gastmuzikant Pierre Hamon zich bedient van middeleeuwse fluit en trom, dat een perfecte aanloop biedt voor het dertiende eeuwse vrolijke La Tierche Estampie Roial. Voor het titelnummer vallen ze terug op Wannes’ De zwerver en veredelen ze het door het, na een geïmproviseerde dialoog tussen rebab en dilruba, in verbinding te brengen met het Afghaanse volkslied Anar anar. Op het album wordt dit pareltje voorts luister bijgezet door gasten Emre Gültekin (baglama) en Malabika Brahma-Gültekin die samen met twee gezellinnen de backing vocals mee komen versterken.
Het regent zeer, hier gebracht door de kernleden, die door het te begeleiden met lavta, santur, draailier, uilleann pipes en daf en fluiten, voor deze ballade een universeel karakter scheppen. In Het daghet in den Oosten gaan Tristan en Raphaël een vocale dialoog aan, enkel ondersteund door het subtiele draailierspel, om vervolgens over te gaan in een a capella met Michaël Gébril Liberg. Verbluffend is ook hun aanpak van een andere evergreen, met name ‘t Zoud een meiske gaan om wyn dat ze in een set brengen waarbij ingezet wordt met een Griekse dans, de Ikariotikos, er vervolgens een koppeling gebeurt met To Louloudaki tou baxe, en ze beslissen het einde open te houden.
Een ander ‘regenlied’ vinden we in Wannes’ Ik sta al jaren in de regen, over de doorregende zanger die droomt van de zon. En waarbij ze verkozen het tweede couplet in het Spaans te zingen om ook de ‘Spaanse’ kant van Wannes luister bij te zetten. Een lied dat hier aaneengeregen wordt door breed uitgespannen instrumentale intermezzo’s (op oud, viool, boogcister, draailier en vedel). Ze trekken vervolgens even door in Spaanse contreien met het traditionele Romance de Isabel op de proppen te komen, een zuidelijke versie van onze ballade van Heer Halewyn. Eerst komt er een instrumentale Sefardische versie, waarna enkele gezongen coupletten uit de streek van Zamora afgestoft worden.
Gast Hamon en Miriam leveren op twinkelende middeleeuwse fluiten samen met Raphael (mondharp) een frivole insteek in het 14de eeuwse Firenzische Belicha Istanpitta, een instrumentale estampie die mee opgeluisterd wordt door oud, vedel, viool en bodhran. Nog een klassieker treffen we met het traditionele, in koor gezongen Onder de lindeboom groene dat, zwanger van metaforen, overgoten wordt met een uniek, sober Toasaves-sausje, dat overgaat in een pittige afsluitend duet, met een op viool en oud gebrachte Cypriotische dans, gearrangeerd door Kouloumis.
Over hoe (muzikale) werelden met elkaar te verbinden, daar heeft dit gezelschap overduidelijk kaas van gegeten! Geloof me vrij, Wannes zou zelf ontroerd zijn, mocht hij deze herinterpretaties van ‘zijn’ muziek mee kunnen beluisteren.
Website: www.muziekpublique.be