In België is Tristan Driessens toonaangevend geworden als oudspeler en componist op het terrein van de Ottomaanse en Oude muziek, maar ook op dat van de modale jazz. Hij studeerde in Istanbul af bij Necati Çelik en Yurdal Tokcan. Sinds 2011 laat hij zich kennen als een muzikale veelvraat die zich in diverse projecten met veel enthousiasme weet te gooien. Zo richtte hij dat jaar het Lâmekân Ensemble op. Tussen 2016 en 2020 was hij ook artistiek directeur van uit in Muziekpublique ontstane project Refugees for Refugees, een orkest met een uitgesproken maatschappelijk statement.
In 2022 was hij componist in residence voor het Concertgebouw Brugge. Daar schiep hij twee nieuwe ensembles, het trio Shepherds and Sultans en het sextet Soolmaan, dat zich richt op de hedendaagse modale Oriëntaalse muziek. Van beiden verscheen dit jaar een album en alsof dit nog niet voldoende was, vond hij ook nog even de tijd om vanuit het Mahoor Institute for Culture and Arts in Iran een soloalbum te realiseren Lahza – A Glimpse, waarop vrije oud improvisaties het basis ingrediënt vormen. Hoog tijd voor een overzicht dus.
SOOLMAAN SEXTET
Kashgul
(Seyir Muzik, 2GN022)
Het is ondertussen al een hele tijd dat luitist Tristan Driessens zich (onder meer) toelegt op de klassieke muziek van het Ottomaanse hof. In die lijn richtte hij in 2011 het Lâmekân Ensemble op. Hij vervolmaakte zijn meesterschap met betrekking tot zijn instrument ondertussen in Istanbul en keerde in 2016 terug huiswaarts als volleerd oud-speler en richtte Soolmaan op, een sextet waar hij zelf de composities voor neerpent.
Het zestal bestaat uit muzikanten uit Griekenland, Turkije, Luxemburg, Italië en België. Als medespelers treffen we Griek Christos Barbas (ney, piano, zang, lavta), de Belgische jazz-saxofonist Nathan Daems (tenorsaxofoon, ney), de uit Luxemburg afkomstige celliste Annemie Osborne (cello), de Italiaanse grootmeester Andrea Piccioni (tamburello, riqq, bendir) en de Turk Levent Yıldırım (doholla, percussie).
In 2022 schreef hij een cyclus met nieuw materiaal in het kader van zijn creatieve traject als artist-in-residence in het Concertgebouw van Brugge. Kashgul vormt het resultaat, zijnde een hedendaags modaal muziekalbum, dat bestaat uit krachtige contrasten met aroma’s uit India, Perzië en het Ottomaanse rijk. Met hen schildert hij dromerige klanktableaus die een denkbeeldige folklore en smeltkroes van tradities doen oplichten en waarin, mee omwille van het improvisatorische karakter van sommige passages, ook een jazztoets nooit ontbreekt.
Driessens is immers in de geest van zijn grote, legendarische Turkse leermeester, de door de soefi geïnspireerde Necati Çelik, steeds gedreven op zoek naar nieuwe ritmes en melodieën, om er zijn instrument mee te laten dialogeren. Zo zag hij, en wij met hem, zijn schrijftaal veranderen, vaak ingegeven door ‘besmettingen’ waar hij voor zichzelf niet altijd precies de vinger op weet te leggen. Tegelijk blijft hij trouw aan zijn verworvenheden uit Istanbul, die hij op die manier buiten hun grenzen laat treden en vertrouwd laat worden met nieuwe inspiratiebronnen.
Het gros van de composities is dus van zijn hand, hoewel voor de opener Dawn Daens en Barbas een heel evocerend duetmotief uitschreven voor tenorsax en ney. Hij laat ook geen gelegenheid voorbij gaan om een nummer op te dragen aan één van zijn inspiratoren. Sacred Lives is er bijvoorbeeld eentje voor de in Parijs verblijvende Egyptische meester op de riqq, Adel Shams El Din. Centraal staat een door Nathan Daens gearrangeerde compositie van Amjad Ali Khan, een enigmatische Indische klassieke sarodspeler. Ongelooflijk hoe de jazzinvloeden, vooral in het tweede, meer dynamische deel – mee uitgedragen door de solo-improvisaties op saxofoon en percussie – hiermee hand in hand blijken te gaan.
Voor Mera merose sloeg Driessens samen met Barbas aan het schrijven in een thema waar ney en oud het voortouw nemen. Deze laatste laat hier voor het eerst zijn sterk door de rebetika beïnvloede zangstijl weerklinken. En hoe pakkend speelt de ney in Nour wel niet!?
Piccioni van zijn kant, die op Kirmizi kus zijn duivels ontbindt in de intro, werkte verder samen met Yildrin aan From the ashes aan een pittig percussieduet. Deze onvolprezen plaat eindigt met Dost, geschreven door Tristan, op tekst van de Belgisch-Turkse saz-speler en zanger Cumali Bulduk, heel gedreven en ingetogen ingezongen door Christos Barbas, waarin naast de oud ook de saxofoon een prominente rol speelt in de sfeerschepping.
Deze muziek is tijdloos, en draagt een haast ondraaglijke rust en warmte in zich. Ook na 75 minuten krijg je hier niet genoeg van.
MICHALIS KOULOUMIS, TRISTAN DRIESSENS, MIRIAM ENCINAS
Music for Shepherds and Sultans
(Homerecords, 444 6263)
Het is ondertussen bekend dat de muzikale verkenningsijver van Tristan Driessens (oud) geen grenzen kent. Het was tijdens een verblijf op het Venetiaanse eiland San Giorgio Maggiore in 2013 dat hij de Cypriotische violist Michalis Kouloumis leerde kennen en ze voor het eerst samen aan de slag gingen. Sindsdien lieten ze geen kans onbenut om hun gemeenschappelijke interesse in de modale muziek uit het Oosten van het Middellandse Zeegebied en omstreken te verfijnen. Voor de opnames van wat Music for Shepherds and Sultans zou worden trokken ze de Catalaanse multi-instrumentaliste Miriam Encinas aan, die zich bij hen kwam vervoegen met een haar arsenaal aan frame drums (bendir, riqq, davul, daff), naast fluiten en gamba.
Het resultaat biedt meer dan een uur oraal genot, waarin het album organisch zweeft van eigen composities in klassieke Ottomaanse stijl, tot traditionele pastorale dansen uit Cyprus. Zo bouwt Tristan Driessens alweer aan een nieuwe brug tussen de klassieke en traditionele wereld van de muziek. Ze tonen daarenboven met composities als Isfahan Saz Semaisi en Köyde Sabah andermaal aan hoe klassieke muziek zich doorheen de tijd liet inspireren door die erfenissen uit de traditie. Oorspronkelijk geworteld in de dagelijkse levensrituelen, verkregen die tradities hun expressiviteit doorheen een cyclische trip van constante overdracht en hernieuwing. En dit verklaart volgens Tristan hun legitimiteit en bestaansrecht doorheen tijd en ruimte, tot op vandaag.
Paradoxaal vat deze cd aan met een door Kouloumis geschreven Farewell I (later komt er nog een tweede deel) dat hij vanuit een soleren van het thema aanbiedt aan de twee kompanen die er timide mee instappen. Daarna zoeken ze het met Kozan en Zeybek Dances in de Cypriotische traditie en maken de overstap naar Macedonië met Patrunino. Ook bij de in 2000 overleden Turkse oudmeester Cinuçen Tanrıkorur legden ze hun oren te luisteren om uit te pakken met een eigen interpretatie van zijn Köyde sabah, en blijven er even hangen met Cecen Kizi, een compositie van Tanburi Cemil Bey (1873-1916) die gold als een fenomenale tambur, kemençe en lavta virtuoso en heel wat bijdragen leverde binnen het taksimgenre, improviserend op een maqam, in de Ottomaanse klassiek muziek. Kouloumis brengt verder zijn Hicaz hümayun taksim aan dat beantwoord wordt door Tristan’s Hicaz hümayun pesrev. Hij schreef nog een tweede taksim, en gaat vervolgens uitgebreid soleren in zijn Isfahan saz semaisi vooral de rest invalt. Eindigen doen ze in schoonheid met het enige, door Kouloumis ingezongen Voskos, een Cypriotische traditional waar Miriam een laagje gamba overheen spreidt.
Ook hier wordt de kloof tussen de klassieke en traditionele muziek uit het Ottomaanse rijk naadloos gedicht, in een innemend instrumentaal festijn.
TRISTAN DRIESSENS
Lahza (The Glimpse): Oud Improvisations
(Mahoor Institute of Culture and Arts, 2023)
Mahoor Institute of Culture and Arts werd in 1987 opgericht door Seyyed Mohammad Mousavi ter promotie van de Iraanse muziek. Hun accent ligt op de Perzische klassieke muziek, naast de Iraanse traditionele muziek. Ondertussen realiseerden ze honderden opnames en boeken rond dit thema, waarvan ook in opleidingen gretig gebruik gemaakt wordt. Het is in de schoot van dit instituut dat er ook voor Tristan plaats bleek om een cd uit te werken met de bedoeling hem onder dit label uit te brengen.
Met dit album pakt hij uit met een solo-project dat helemaal opgebouwd is uit vrije oud improvisaties, waarvan er drie begeleid worden door de Iraanse percussionist Bijan Chemirani. Vanuit zijn karakteristieke stijl in zijn solospel zoekt hij hierbij zich te bevrijden van het keurslijf om zich te richten op het vertegenwoordigen van een enkele specifieke traditie. In het repertoire dat hij hier brengt speelt een synthese van stijlkenmerken die zowel doen denken aan Iraanse barbat als aan de Ottomaanse ‘ûd. De improvisaties op dit album hebben als doel evocatieve reflecties te bieden tijdens een cyclische reis doorheen mystieke Soefistische muzikale landschappen, waarin de maqam centraal staat, zoals die beschreven werd door de grote Perzische dichters Omar Khayyam en Jalāl al-Dīn Rūmī.
Tien instrumentale bezinningen levert dit op, waarbij de titels Beginning, Awakening, Exaltation, Visions of Unveiling, Deep Yearning, Detachment, The End, Disappearance, Un-existing en Stillness of Heart, verwijzend naar verschillende gemoedsgeteltenissen die de luisteraar uitnodigen om een meditatief parcours te doorlopen. Hier komt men tot de essentie van de oud, die vanuit zijn schijnbare soberheid en ingetogenheid, zijn magische kracht optimaal laat voelen.