Door: Jeroen van Zuylen
Nederfolk in de beste Hollandse traditie
Hoe Hollands kan Nederfolk klinken? Er is in elk geval een groep die aanspraak maakt op de titel ‘de Hollandste folkgroep van Nederland’. Pekel is de naam. Een gesprek met Peter Moree, ook wel Pekel Peter genoemd. “Nee, ik ben geen bandleider, die hebben we niet.”
Pekel is een door-en-door Hollandse folkgroep. De groep uit Rotterdam en omstreken heeft inmiddels zes albums op haar naam staan, waaronder Mannen van de Maas, De Delft op koers en Dijkfolk. Titels die stuk voor stuk verwijzen naar ons kleine landje aan het water. En dan vooral naar dat deel dat grenst aan de zee: Holland. Historische taferelen en maritieme thema’s vormen de onderwerpen waarover de mannen van Pekel graag verhalen. De vaste kern bestaat uit Peter
Moree (gitaar, doedelzak, cister), Erno Korpershoek (accordeon), Theo Schuurmans (percussie, fluiten, doedelzak) en John Bazuijnen (contrabas, gitaar). Moree studeerde, net als John Bazuijnen, aan het Rotterdams Conservatorium. Theo Schuurmans studeerde vioolbouw en werkte twaalf jaar in Engeland met bekende bands als Allurach en Moncoin.
Perelaar
Maar eerst was er (de) Perelaar. Want in een vorig muzikaal leven speelde de helft van het huidige Pekel (Erno en Peter) in de Perelaar. Ontsproten aan de folkrevival van de jaren zeventig bracht deze groep een aantal albums uit met vrolijke, spontane dansmuziek, die was geënt op traditionele Nederlandse volksmuziek. De groep gaf daar een eigen draai aan. Niet met ingewikkelde bewerkingen, maar met kleine toevoegingen en versieringen. Inspiratie haalde de groep uit de 19e eeuwse handschriften van de Friese speelman Andries Kiers, maar ook uit oude bronnen als het Amsterdams Liedboek (1655) en Oude en nieuwe Hollantse boeren lieties (rond 1700). Die nadruk op een authentiek Nederlands repertoire is vooral te danken aan Marita Kruijswijk, die vanaf 1976 in de Perelaar speelde. Wie de platen van de Perelaar nog eens beluistert, waant zich op een zomerkamp in de ongerepte natuur. Geen wonder, want de leden van Perelaar kennen elkaar via de NJN, de Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie. Na een dagje zeldzame plantjes determineren en zoeken naar de gekraagde roodstaart is het tijd voor muziek, dans en wijn! Feitelijk is de balfolk van nu een voortzetting van het ‘hupsen’ in de natuur van toen. Voor Peter is die band tussen volksmuziek en de natuurbeweging evident. “Volksmuziek is ook puur en onbespoten, met zijn pure klanken en akoestische instrumenten.”
Maar begin jaren tachtig ligt de folkrevival op zijn gat. Peter Moree verlaat Perelaar, waar hij van ‘75 tot ‘81 in speelde. Niet lang daarna slaat hij samen met Kees Wagenaar en ex-Perelaar Erno Korpershoek toch weer aan het musiceren. De groep Pekel is een feit. De traditionele volksmuziek als basis is gebleven, maar in de loop der jaren worden eigen composities steeds belangrijker. Pekel wordt gevraagd op straat- en kasteelfeesten. De vraag naar optredens neemt rond ‘87 zo explosief toe dat de groep kan uitgroeien naar zeven man, zodat ze zich kan opsplitsen in twee formaties. Het wordt een succesvolle formule, met 130 optredens per jaar, voornamelijk in het besloten circuit van thematische feesten, maritieme bruiloften en spelen in de Efteling. Gehesen in allerlei folklorepakken vermaakt men het volk. Als vrolijke Bourgondiërs of als vrome monniken. Financieel mag de groep niet klagen en ook de cd’s verkopen goed.
Dilemma
Dan komt rond 2002 plotseling de klad erin. De subsidie voor bedrijfsfeestjes wordt drastisch teruggedraaid en het is gedaan met de talrijke optredens. En dan openbaart zich direct het dilemma waar de groep voor staat. Want hoe staat het met de erkenning van de artistieke kwaliteiten van de groep? In het buitenland staat Pekel regelmatig op grote festivals (Vancouver, Boedapest, Litouwen), waar haar muziek goed wordt ontvangen. Maar in eigen land blijft het sappelen en wordt de groep zelden gevraagd op festivals. Het leidt zelfs tot een noodkreet op de site van Folkforum.nl. Henk Hoogstraten van Folkforum weet in zijn reactie de vinger op de zere plek te leggen. Volgens hem wordt folklore, met bijbehorende verkleedpartijen, nu eenmaal niet serieus genomen door de liefhebber van folkmuziek. Ook wordt folklore nogal eens geassocieerd met enge conservatieve stromingen, overigens vaak ten onrechte. En dat is jammer, want zo bleven de artistieke kwaliteiten van Pekel lange tijd onopgemerkt. De groep heeft in haar presentatie inmiddels een onderscheid aangebracht tussen folk en folklore, wat er hopelijk toe zal leiden dat we Pekel ook eens op Folkwoods mogen aanschouwen.
Inhoudelijk kiest Pekel voor een heel eigen invalshoek. Het repertoire is opgebouwd rond historische thema’s, zoals de reizen van de Verenigde Oost-Indische Compagnie naar de Oost. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de historische kennis van VOC-kenner Perry Moree, de neef van Peter. Hij heeft tal van feiten verzameld over de VOC-ontdekkingsreizen, waarna Pekel ze in fraaie teksten giet. Luister naar Pekels tweede cd Van de Maas naar de Oost en je krijgt een aardig beeld van het rauwe leven tijdens die verre reizen op zee:
Wat een stank in het ruim
waar wij slapen, zingen en dineren
en in een hoekje spijsverteren
want er is geen plee
En het bad hier aan boord
is alleen voor de hoge heren
(Uit: Leve de VOC)
Waren we als zeevarende natie in vroeger eeuwen op zoek naar verre oorden en vreemde culturen, de afgelopen decennia kwamen die vreemde culturen onze kant op om zich hier te vestigen. In het nummer Heimwee, van het album Dijkfolk, beluisteren we de vertwijfelde mijmeringen van een vrouw wier man als gastarbeider in ons land werkt. Met Dijkfolk heeft Pekel haar beste en meest veelzijdige album afgeleverd, met een opmerkelijke rol voor de elektrische gitaar. Bij Pekel is de tekst minstens zo belangrijk als de muziek. De groep zingt in perfect Nederlands en is uitstekend verstaanbaar (Frank Boeijen zou zo bij John Bazuijnen in de leer kunnen gaan). Dat moet ook wel, want tijdens de luidruchtige bedrijfsfeesten moeten de grappen en grollen van Peter en de zijnen wel goed overkomen. En op scholen natuurlijk, waar de verhalende teksten een educatief karakter krijgen. Peter: “Erno en ik hebben misschien wel 450 schoolconcerten gegeven. Ik vind dat als muziekdocent heel belangrijk. Vooral lagere scholen zijn leuk om te doen. We nemen dan allerlei gekke instrumenten mee, dat vinden de kinderen geweldig.”
Vreemde vrouwen
Zowel bij de Perelaar als bij Pekel klinkt sympathie door voor de Kleine Luyden. In muziek en tekst worden gevoelens van saamhorigheid en lotsverbondenheid opgeroepen. Bij de Perelaar is dat wij-gevoel vooral hoorbaar in de spontane boerenschuurachtige gezelligheid, waarin de jongens en meisjes vrolijk in het rond dansen, zorgeloos en vrij. Terwijl het accent bij Pekel meer op solidariteit ligt. Solidariteit met eenvoudige zeelui bijvoorbeeld, die ver van huis en haard de liefde delen met vreemde vrouwen, maar toch naar huis verlangen. Kleine tafereeltjes op het land, in het dorp of op zee worden beeldend beschreven. Zonder oordeel over zusjes die de hoer spelen, maar uitnodigend om verder te luisteren.
Een verschil is dat bij de Perelaar de wereld nog in zichzelf gekeerd is, niet groter is dan de dorpsgemeenschap van laten we zeggen Brielle en omgeving, waarin het leven niet verder reikt dan de molen buiten het dorp. Bij Pekel vinden we ook die andere kant van de Hollandse identiteit terug: nieuwe werelden willen ontdekken (17e eeuw) en zelf openstaan voor vreemde culturen (al zou je daar sinds Geert Wilders aan gaan twijfelen). Soms houdt Pekel ons een spiegel voor, als ze zingt over ons ‘heldendom’ in de VOC-tijd, of over soldaten die ten oorlog gaan. Maar de kritische noot blijft wat aan de oppervlakte, want het moet wel gezellig blijven. De liefde voor de Hollandse geschiedenis loopt als een rode draad door het werk van Pekel. Al geeft Peter Moree wel toe dat die keuze voor de historische inslag is ingegeven door praktische overwegingen. “We willen graag eigen nummers maken en de historie is daarbij een goede aanleiding. Bovendien verdienen we ons brood met al die verschillende themafeesten, pure noodzaak dus!”
Albums Perelaar:
Perelaar (1977)
Dat wie het wil horen ziet (1979)
De ridder in het riet (1981)
Zijsprong (1982)
’t Malle Schip (1988)
Albums Pekel:
Mannen van de Maas (1993)
Van de Maas naar de Oost (1996)
Oost west thuis best (1999)
De Delft op koers (2000)
Dijkfolk (2006)
De Dansmeester (2008)
als oud Pekellid kan ik the boys alleen maar heel veel succes wensen met de mooie muziek die ze maken.