Van varen en van vechten – D.F. Scheurleer

(verschenen in NfS 118)
Het Nederlandse volkslied mag zich niet in een al te grote populariteit verheugen. Vraag een gemiddelde Nederlander om een volksliedje van eigen bodem in te zetten en de kans is heel groot dat fronsende wenkbrauwen de enige reactie vormen. Als er wel een lied wordt ingezet dan hoor je waarschijnlijk iets dat met onze zeevaartgeschiedenis van doen heeft. Daar was laatst een meisje loos of Kaap’ren varen liggen wel ergens in ons collectief geheugen verborgen.

Zeeliederen vormen sowieso het populairste volksmuziekgenre, zeker als het gaat om de beoefening. Shantykoren zijn er in veelvoud en die vrolijken menige festiviteit op met veelal Engelstalig, maar toch ook Nederlands repertoire.

Er is niet veel in boekvorm verkrijgbaar over het Nederlandse zeelied, maar in de vorige eeuw zijn er toch een paar handzame uitgaven verschenen. De aantrekkelijkste daarvan verscheen in 1980 onder de titel Wat lijdt den zeeman al verdriet en heeft als onderwerp het Nederlandse zeemanslied in de zeiltijd (1600-1900). Naast een gedegen historisch achtergrondverhaal publiceerde auteur C.A. Davids een aantal liederen met muzieknotatie. Een ander boekje verscheen in 1991 in pocketformaat bij Griffioen onder de titel Wie wil d’r mee naar Oost-Indië varen. Samensteller Bert Paasman verzorgde geen muzieknotatie bij de teksten, wel wijsaanduidingen. Beide uitgaven waren een tijdlang bij De Slegte voor een prikkie te koop. Een wat minder bekend boekje is Zyt ghy oock een meyt (1987) van Uitgeverij Ordeman uit Rotterdam. Dick Wortel verzamelde hiervoor dertien liedjes over meisjes loos: vrouwen gehuld in mannenkleren, op zoek naar avontuur en/of inkomen.

daniel-francois-scheurleer

Het standaardwerk over het Nederlandse maritieme lied verscheen echter al in 1914, samengesteld door D.F. Scheurleer. Voor liefhebbers van liederen over de zee vormt Van varen en van vechten het belangrijkste naslagwerk. Verschillende volksmuziekgroepen hebben er dan ook dankbaar gebruik van gemaakt.

Dit artikel wordt afgesloten met een (incompleet) overzicht van geluidsopnames die in de afgelopen decennia werden uitgebracht. Die geluidsopnames geven een extra dimensie aan het boek, omdat er geen muziek-notatie werd opgenomen, maar enkel de indicatie ‘op de wijze’ of ‘stem’.

Geschiedenisboek

Van varen en van vechten leest als een geschiedenisboek. De liederen werden in chronologische volgorde opgenomen met -vermelding van het betreffende jaartal bovenaan de pagina, alsook van een historische gebeurtenis. Dat vangt aan met Inneming van Den Briel in 1572 en sluit af in het derde deel met Inval in Noord-Holland in 1799. Daartussen wordt een breed scala aan gebeurtenissen voor het voetlicht gebracht, en het betreft niet louter heldenverhalen. Het volgende citaat werd overgenomen uit de voorbede (het voorwoord), dat Scheurleer publiceerde in het eerste deel:

“Ik acht het de moeite waard te laten zien hoe onze voorouders, zoowel in het tijdvak van hun opkomst, hun bloei als van hun verval, hun helden en dooden huldigden, hun groote daden in verzen herdachten, hun vijanden bespotten, te keer gingen tegen wat hun onrecht scheen, in dagen van angst uiting gaven aan hun gemoedsstemming. Daaruit weg laten wat naar hedendaagsche opvatting smakeloos of ruw is, zou vervalsing der geschiedenis zijn. Men dient kennis te maken zoowel met de angstkreten der oogenblikken, waarin voor vernietiging gevreesd werd, als met den feestroes bij overwinningen, met de uitgelatenheid der aan wal komende zeelieden en den haat, den vijand toegedragen, met de vergoding der helden, die de overwinning bezorgden en het geraas en getier tegen hen, aan wie de nederlaag werd verweten.”

De reikwijdte van de liederen

De drie boeken geven tezamen een breed beeld van het leven in de zeiltijd. Een groot aantal onderwerpen passeert de revue. Van de strijd van de geuzen tegen de Spanjaarden tot het verschijnen van de eerste druk van de atlas Het licht der zeevaert van Willem Janszoon Blau. Van de strijd tegen zeerovers tot de ontdekking van de Straet van Le Maire (Kaap Hoorn). Van dichterlijke beeldspraak met scheepstermen tot ongekunstelde matrozenliederen. Veel pagina’s worden besteed aan de gere-nommeerde zeehelden Piet Hein, Maarten Tromp en Michiel de Ruyter, en de zeeslagen die zij leverden. Maar ook reeds lang vergeten zeekapiteins worden geroemd of verguisd. Het vergaan van schepen inspireerde tot het schrijven van lijvige ballades. De schipbreuk van de Batavia op 4 juni 1628 wordt bezongen in het zestien coupletten tellende epos Een droevich jammerlijck liedeken, van de deerelijcke moorderij, die bedreven is in Oost-Indien.

Om haer moetwil te wreken
Kleene kinderkens seer broos
Hebben sy oock doorsteken,
Swangbaer Vrouwen t’is gebleken
De Borsten afghesneen
Tis qualijck om te spreken,
Wat grouwel sy al deen
o

Schipbreuk van de Batavia

Muziek aan boord

Een flink aandeel in Van varen en van vechten vormen de scheepsreizen die naar de Oost en de West werden gemaakt en die vele maanden duurden. Tijdens de eentonige reis werden er diverse vormen van muziek en zang beoefend. Met trommel en trompet, fluit of schalmei, gaf men commando’s en signalen door. Er -gingen soms muzikanten mee aan boord, of matrozen die viool, fluit, hobo of bas speelden. Hun muziek kon een inheemse vorst gunstig stemmen. Muzikanten werden met geschenken vooruitgestuurd. Zo’n vorst kon behoorlijk onder de indruk raken van een Hollandse boerendans.

De matrozen zongen onder het werk aan boord. Met name het halen van de touwen en het hieuwen van het anker werd met ritmische zang begeleid. Bij het wisselen van de wacht, op vaste uren, zong men kwartierliederen. Bij het gebed ’s ochtends en ’s avonds werd er door de hele bemanning een psalm gezongen, waartoe psalmenboekjes werden verstrekt.

Naast deze functionele en ceremoniële muziek – van hogerhand opgelegd – zong de bemanning ook voor het eigen vermaak. Zelf gedichte zeemansliedjes weerspiegelen de leefwereld van de mannen vanaf het moment dat ze aanmonsterden en afscheid namen van de geliefden. Ze bezingen de heenreis met zijn vele gevaren, de aankomst in Batavia en het leven in Indië, de retourvaart en de thuiskomst. En na een maand of wat feestvieren, als het geld op is, opnieuw het aanmonsteren.

Bijzonder is het lied Het Malle Schip, dat handelt over de mislukte pogingen in Rotterdam van de Fransman du Son om een schip te bouwen, door mechanische krachten gedreven. Het plan wordt levendig bespot:

Het malle schip als toeristische attractie

Ja sneller als een vinc, deur ’t midden van de baren,
’t Is noch waer; dat een vinck kan sonder vleugesl vliegen,
En Son kan sonder mont en sonder tonge liegen.
U schip wert van het volck het Malle Schip geheeten;
En ghy de Malle Man, van ’t Malschip -uytgecreten.
Mal waren sy die oyt u malle klap geloofden:
Mal die het eerste hout tot dit malvaertuich kloofden.

’t Malle schip

Er is ook een lied opgenomen dat een ‘Eerenkrans’ biedt aan een nieuwe methode – bedacht door de Deen Trewleben rond 1660 – om lading uit gezonken schepen te bergen. Een ander lied beschrijft het in brand steken van een koopvaardijvloot van 140 Nederlandse schepen door de Engelsen in 1666 op Terschelling. De tocht naar Sheerness, die het jaar erop onder leiding van Michiel de Ruyter en Cornelis de Wit werd ondernomen en waarbij op en langs de Theems alles wat ze tegenkwamen werd vernield en verbrand, wordt in veertig pagina’s beschreven. Twee schepen werden buitgemaakt en meegevoerd.

Een slechte tijd

Maar het is niet een en al heldhaftigheid. In Een Kalis-liedt kun je vernemen hoe slecht de vooruitzichten van een ‘kale neet’ waren:

Al is het nu een slechte tijt!
Een Kalis weet niet veel te winnen:
En ’t geen men heeft dat raeckt men quijt,
Behalven radeloose sinnen.

Calislied


Ten slotte blijft er maar één weg over: aanmonsteren op een schip. In Een nieuw Matroze-Lied, van die haar zelve nu weer in dienst hebbe begeve, en hoe datze binnen Scheeps-boord leven wordt de onvrijwilligheid van die keuze benadrukt:

Den slegte-tijd die komt ons an:
Dat me niet meer kan zwier:
Den oorlog die komt weder an
Gedaen is het plaiziere
Goud Zilver het is al van kant,
Men ziet het niet meer blinken,
Het staat by Jan Oom in de Lombert te pand:
Ik mag’ er niet meer aan denken.

Maar het vertrek van de matrozen naar verre kusten gaat niet zonder hartenpijn, getuige Een nieuw lied van de Zeeman, oftewel Wat leyd een Zeeman al verdriet:

Maar toen nam ik myn afscheid
Van haar, dien zoeten Engel,
Ik heb haar adieu gezeid
Met traanen vol van mengel,
Wat gaf zy my te pand,
Het was op trouw haar rechterhand,
Ik gaf haar een zoentje en trok van kant.

Wat lijdt een zeeman al verdriet


Het reisverhaal van een koopvaarder wordt verteld in Een droevigh Liedt van ’t Schip de Swarte Haen, t’zeyl gegaen van Sluys na Smirna, hoese vochten tegen vier Turcken, en de groote Hongers-noot van achtien Maets, den 2. Augusty 1673. In 23 coupletten worden alle ontberingen uitvoerig beschreven, maar wel met een gelukkige afloop. Wat je zoal tegen komt bij de vis- en walvisvangst wordt beschreven in Op een Reyz na Groenlandt:

Men vind hier op Spits-bergen
Vossen en Beeren wreed
Bergen die d’Hemel tergen
Ys-schotsen dik en breed.
Walvissen groot en vet na wensch
Veel Land-en ook Zee-monsters
Dog niet een levend’ Mensch

.

Achtergebleven vrouwen

De vrouwen van de zeevaarders moesten hun geliefden voor lange tijd missen, en moesten maar afwachten of ze weer terug zouden komen. In Beklag van de Meysjes van onse Landen over het vertrecken van alle Soldaten en Matroosen wordt hen geadviseerd het in de tussentijd met een oudere man aan te leggen, omdat alle jonge mannen het land uit zijn. Dat de kans meer dan aanwezig was dat de geliefde niet terugkeerde, mag blijken uit de vele liederen die werden opgenomen over vergane schepen, soms met acht of elf tegelijk door storm, zeerovers of oorlogshandelingen. Zij die wel terugkeren hebben voldoende geld verdiend om dat feit flink te vieren, maar uiteindelijk komt de bodem van de geldbuidel weer in zicht, zoals is neergelegd in Het hedendaag vermaaklyk en vroolyk Leven der Matroozen, hoe gemakkelijk zy haar Geld verdienen en hoe plyzierig zy het weer verteeren:

Als wy weer thuis gekomen varen
Brengen dan ons geldje mee
Van de wilde woeste baren
Dat verdient is op de Zee;
Dat gaene wy dan mededeelen
Aen de Meisjes van ’t Vaderland
Zy weeten met ons lief te speelen;
En houden van een Varens kwand.

Als onze tijd dan is verlopen
En ons geld is aen een kant
De oude weg die is nog open;
Wy gaen varen weer konstant
Want ziet het eens of hondert maelen
Die gevaren heeft doet het weer
Daer is niet beter Geld te sparen
Als men voer al op de Zee.

Daniël François Scheurleer

Daniël François Scheurleer (1855 – 1927) was bankier en musicoloog. Het geslacht Scheurleer vestigde zich in de zeventiende eeuw in Den Haag. Kort na 1800 werd het bankiershuis Scheurleer en Zonen opgericht. Na een opleiding aan de handelsschool te Dresden kwam Daniël François hier te werken. Dat duurde voort tot 1920, op den duur was hij de enige firmant. Van grote betekenis was Scheurleer’s werk als musicoloog. Zijn interesse in oude muziek hing nauw samen met zijn activiteiten als verzamelaar. Een omvangrijke verzameling muziekinstrumenten vond onderdak in zijn deels als muziekmuseum ingerichte woning aan de Laan van Meerdervoort in Den Haag. Daar waren ook een muziekbibliotheek en een collectie prenten met muziekvoorstellingen gehuisvest. Na zijn dood werd in de muziekbibliotheek het aantal aanwezige (vaak kostbare) drukken en handschriften geschat op 13.000, waarbij de Nederlandse liedboeken ruim vertegenwoordigd waren. Tot driemaal toe werd het bibliotheekbezit in een catalogus vastgelegd. Herhaaldelijk publiceerde Scheurleer studies. In 1898 verscheen De Souterliedekens. Bijdrage tot de geschiedenis der oudste Nederlandsche Psalmberijming, in 1912 gevolgd door het repertorium Nederlandsche Liedboeken. In 1914 verscheen de driedelige verzameling Van varen en van vechten, met als ondertitel verzen van tijdgenooten op onze -zeehelden en zeeslagen, lof- en schimpdichten, matrozenliederen.

Bronnen:
D.F. Scheurleer – Van varen en van vechten, Martinus Nijhoff (1914)
C.A. Davids – Wat lijdt den zeeman al verdriet – Het Nederlandse zeemanslied in de zeiltijd(1600 – 1900), Martinus Nijhoff (1980)
Louis Peter Grijp – toelichting bij de cd Van varen en vechten van Camerata Trajectina (2002)

Geluidopnames van liederen uit Van varen en van vechten:

Volk voor de Mast – Opwekking ten strijde (7-cd box De geschiedenis van de West-Indische Compagnie, uitgezonden in het VPRO-radioprogramma Onvoltooid verleden tijd, VPRO Eigenwijs 1998), boek 1, blz. 134
Volk voor de Mast – Vaarwel vermaarde vloot, boek 1, blz. 144
Volk voor de Mast – Triumph-lied, boek 1, blz. 166
Volk voor de Mast – Een nieuw liedeken, ter eeren van den generael Pieter Pieterz. Hein, boek 1, blz. 167
Volk voor de Mast – Een nieuw liedeken, van het innemen van Farnambuco, boek 1, blz. 238
Dwarsgetuygt – Hoort toe matrosen al te saem (audiocasette Zingt VOC-liederen – bij de VPRO-radioserie De Loffelijcke Compagnie, VPRO 1994/1995), boek 1, blz. 319
Volk voor de Mast – Op de vreede, boek 1, blz. 340
Volk voor de mast – Lof der matroozen, boek 1, blz. 342
Kat yn ’t Seil – ’t Malle schip (cd ’t Malle schip, Syncoop 1993), boek 1, blz. 451
Kat yn ’t Seil – Zeemansreizertje, boek 1, blz. 452
Dwarsgetuygt – De Swarte Haen, boek 2, blz. 443
Dwarsgetuygt – Een Calis-liedt, boek 2, blz. 336
Proloog – Calislied (lp De klucht van Pierlala, Xilovox 1983) boek 2 blz. 336
Kat yn ’t Seil – ’t Zal er een scheepje (cd ’t Malle schip, Syncoop 1993), boek 3, blz. 215
Astrid Nijgh – De Batavia (lp De razende bol, WEA 1979) (variant op Op het vaaren van de Oost-Indievaarders), boek 3, blz. 349
Foo Foo Band – Anna Katryn (cd Heren van zes weken, PAN 2003), boek 3, blz. 351
Proloog – De scheepstimmerman (Het hedendaagze leven der scheepstimmerlieden) (lp De klucht van Pierlala, Xilovox 1983), boek 3, blz. 359
Amsterdams Havenkoor – Pauwel Jones (titelloze cd, Gemeentelijk Havenbedrijf Amsterdam 1999), boek 3, blz. 367
Fungus – Te Vlissingen (Oost-Indische Venus liedt) (lp Lief ende leid, Negram 1975), boek 3, blz. 266 én blz. 570
Wannes van de Velde – Te Vlissingen (cd Café met rooi’ gordijnen, Granota 1992), boek 3, blz. 266 en 570
Wannes van de Velde e.a. – Wat lijdt den zeeman al verdriet (lp Wat lijdt den zeeman verdriet, BRT 1987/cd Island, BRT 2000?), boek 3, blz. 577
Kat yn ’t Seil & Liereliet – Wat lijdt den zeeman al verdriet (cd Hand over hand, Universe 1994), boek 3, blz. 577
Ook een uitgebreide variant op Daar was laatst een meisje loos is onder de titel Een nieuw op een Vrouwe Matroos opgenomen in boek 3, blz. 572.

Camera Trajectina, de groep van Meertensinstituutmedewerker Louis Peter Grijp, heeft in 2002 bij Globe een cd -uitgebracht onder de titel Liederen van varen en vechten – Verenigde Oost-Indische Compagnie (1602 – 1795), waarop twintig liederen en instrumentale stukken werd vastgelegd met een klassieke muziek benadering. Het repertoire komt deels uit Scheurleer’s verzameling.

De website De Nederlandse Liederenbank geeft 260 hits als je Scheurleer intikt. Alle resultaten op één na hebben betrekking op Van varen en van vechten. Goed voor uren speurwerk.
Via internet is de driedelige boekserie van Scheurleer nu en dan nog wel te vinden bij een boekenantiquariaat. Reken qua prijs op een bedrag rond de €40,00.

Aanvullingen op Scheurleer

Van Peter Koene ontvingen we enkele aanvullingen op het artikel over Scheurleer’s Van varen en van vechten in New Folk Sounds 118. Peter geeft aan dat de hele collectie Scheurleer zich momenteel bevindt in het Nederlands Muziek Instituut. Verder heeft hij veel naspeuring gedaan naar de achtergrond van het lied De Swarte Haen, maar heeft in geen enkel archief, ook niet in Kinsale, iets gevonden. Het verhaal is waarschijnlijk verzonnen.

Bij de publicaties heeft Peter twee aan­vullingen: de betrekkelijk recente, prachtige (en dure) uitgaven van de Zilverdistel, onder de titel Het Nederlandse liedboek van shanties, zeemansliederen en andere liederen van de zee. Deel 1: Pikbroeken, Deel 2: Pieremachochels, Deel 3: Parlevinkers. Deel 4: Pekelharing moet medio 2009 verschijnen. De uitgeverij is ondertus­sen verhuisd van Purmerend naar lJzendijke. Een andere mooie en bruik­bare uitgave is Het nieuwste Medemblikker scharrezoodje, uitgege­ven in 1993 onder verantwoordelijkheid van de Compagniezangers uit Medemblik.

Andere artikelen in de serie Nederlandse liedcollecties:
Gruuthuse handschrift (NfS 117)
Onder de Groene Linde (NfS 120)

Scroll naar boven