Karin
(Muziekpublique, Xango Music Distribution, MP10)
Dat muziekinstrumenten kunnen gelden als de vredes- en verzoeningswapens bij uitstek, blijkt andermaal uit het tweede album dat de Armeniër Vardan Hovanissian (duduk, tav shvi) en de Turk Emre Gültekin (zang, baglama, kopuz, cura, üçtelli, selpe, divan, ttz. zowat de hele langhalsfamilie) samen met een breed staal aan gastmuzikanten wisten te realiseren. Hierbij duiken bijvoorbeeld Tristan Driessens (ud), Brice Soniano en Joris Van Vinckenroye (contrabas) en Raphaël Feye (cello) regelmatig op.
De boodschap wordt al bij het eerste nummer, de Armeense traditional Houcher (‘Herinnering’) scherpgesteld, onder de ritmische pulsen van onder meer Levent Yildirim op bendir. De Iraanse Sepideh Raissadat werd aangezocht voor het inzingen, in duet met Emre, van de Armeense versie van Kamancha, een lied van Sayat Nova; de 18e eeuwse ‘Koning van het lied’ die een belangrijk symbool werd voor de broederschap tussen de Kaukasische volkeren).
Ongemeen beklijvend is Mawda, Gülçiçek Bakir’s laatste eerbetoon aan de gelijknamige tweejarige Koerdische kleuter die op 17 mei 2018 in België de dood vond door een politiekogel. Een weeklacht die in eerste instantie door de duduk uitgedragen wordt, en vervolgens doorgehaald met heftige striemen over de saz-snaren, om zo ruimte te bieden aan de intrieste, door Gülçiçek zelf ingezongen afscheidsverzen.
Melancholie vormt ook het waarmerk van het titelnummer, verwijzend naar de oude naam voor Erzurum, ooit knooppunt van handelsroutes en culturele uitwisselingen, maar een eeuw terug gedecimeerd tijdens de Turkse deportatie. Andermaal stelt Sepideh zich hier achter de klaagzang die respect opeist voor culturele diversiteit. Natuurlijk mag het ook er ook eens wat blijmoediger aan toe gaan, en dan vormt een 9/8 cirkeldans van de Hamshenis, in oorsprong een Armeense bevolkingsgroep uit het Noordoosten van Turkije, of hun Trapizoni par een welgekomen intermezzo.
Ook het klaaglied voor Sivas, op melodie van Lütfü Gültekin, de vader van Emre, mocht hier niet ontbreken. Dit instrumentaal nummer vormt andermaal een scherpe aanklacht tegen elke vorm van intolerantie en een eerbetoon aan 37 geestesgenoten die er in 1993 het leven lieten bij een aanslag op hun hotel. Voor een stapje in de Georgische traditie sluiten onze protagonisten aan bij het ensemble Ananuri. Qalma Damskevla leert ons dat ook daar op liefde wel eens een vervaldatum staat. In een combinatie van een Armeense en Turkse versie doen ze dit universele verhaal van de onmogelijke liefde nog eens over met Vard siretsi, ooit zo populair dat er ook Iraanse, Azerbeidzjaanse en Koerdische versies van bestaan (en men het niet eens raakt over de oorspronkelijke origine).
Heel intiem wordt het wanneer ze zuiver op baglama en duduk een ’tamzara’ aanheffen, een Anatoolse dans die zich zowel over Armenië, Turkije en Griekenland wist te verspreiden. Voor het afsluitende liefdeslied Medet Erenler van de hand van de bard Ozan Kizilgül zocht Emre het gezelschap van Sinan Çelik op kaval, wat andermaal een ingetogen pareltje oplevert.
Dit album vertaalt en rechtmatigt, getrouw aan de grondvisie van het productiehuis Muziekpublique, een wezenlijke maatschappelijke boodschap, in een pleidooi voor interculturele verdraagzaamheid en uitwisseling. Dit prachtig werkstuk leert ons andermaal hoe belangrijk het is om de geschiedenis (ook die van de muziek) te ‘lezen’, om het heden beter te vatten,… of hoe sterk poëzie kan zijn, zonder pamflettair te moeten worden. Een groots en vooral heel boeiend muzikaal statement is het geworden!