Veertig jaar Dranouter. Dat is een feestje waard. En dat doen ze dan ook in het Heuvelland. In tegenstelling tot de huidige schaal van het festival in augustus was het 14 juni van bescheiden omvang op een -bijna- historische plek.
In een weiland achter de binnenplaats waar ooit het allereerste Folkfestival Dranouter plaatsvond was een kleine tent geplaatst waar alle voorstellingen plaatsvonden. Klein ja, zeker in vergelijking met de supergrote tent waar de hoofdconcerten van het reguliere festival in doorgaan. Slechts 500 bezoekers werden toegelaten op dit veertig jarig jubileum festival. Net zoveel als op het eerste festival aanwezig waren. Het kwam de sfeer ten goede. Heerlijk ontspannen, je kon echt de muzikanten nog eens recht in de ogen kijken op het podium, interacties daardoor. Het was vooral ook, zoals Jan de Smet in zijn optreden aanhaalde, ‘een soort van sociale vergadering bijeen’. Dat leverde uiteraard rumoer op. Daarvan had vooral het kwartet Jopie Jonkers, Koen de Cauter, Juan Massondo en Dirk van der Harst last van. Hun intieme liederen, fraai meerstemming gezongen en ingehouden gepassioneerd gespeeld, werden niet altijd op waarde beoordeeld. Anders lag dat bij Vlaamse held Klaas Delrue. Alleen bracht hij een selectie met grotendeels Franse songs uit zijn laatste (solo)cd. Of Klaas nu in het Frans of Vlaams zingt, zijn klasse druipt eraf. Toch werden slechts zijn bekendere Vlaamse Yevgueniliedjes uit volle borst meegezongen. Jong publiek, jawel. Toch was dit minifestival een keurige mix van oud(er) en ervaren tot jong(er) en enthousiast en alles wat daar tussen zit. Oudgedienden waren er volop. De organisatie had gekozen voor artiesten die al eerder op het grote festival geprogrammeerd stonden. De meeste dienstjaren gaan dan naar de Albion Morris Men. Zij stonden al op het eerste festival en waren vaste gast tot 2010, toen de groep er mee stopte. Speciaal voor Dranouter 40 jaar trokken ze eenmaal de kostuums en instrumenten aan. Nog een oudgediende is Jan de Smet, ook van de eerste editie en later met de Nieuwe Snaar veelvuldig terugkomend. De Smet bracht een soloset waarin hij een soort muzikale geschiedenis van het festival neerzette. Doorspekt met spitsvondigheden, droge humor speelde Jan losjes, ietwat nonchalant, maar dat had de juiste charme. Zelfs de geluidsproblemen overwon De Smet. De banjo kwam niet door en toen Jan de vlier opnam, suggereerde iemand uit het publiek om dan maar ‘zonder mikro’ te spelen. De zanger reageerde alert: ‘ik zou dat wel willen, maar durf dat niet aan. Als jullie nu allemaal stil zijn…’ Jan de Smet speelde mét mikro, maar wel voor een muisstille tent… Op de twee Nederlanders bij eerder genoemd kwartet en de Engelsen van de Morris men, wat het louter Vlaanderen wat de klok sloeg. Naast Delrue en De Smet zo ook lokale singer songwriter Marjan Debaene, zowat het kind van Dranouter. Kennelijk was een groot deel van de aanwezigen speciaal gekomen voor streekheld Flip Kowlier. Zijn -in het westhoeks onverstaanbare- liedjes gingen er in als koek. Ondanks dat Kowlier wel erg inspeelde op het publiek, hebben zijn liedjes wel degelijk zeggingskracht. Vlaanderens folkrocktrots Kadril bracht veel werk uit hun nieuwe cd. Het moet een gepriegel geweest zijn met acht muzikanten op het kleine podium en een hel voor de geluidstechnici, maar Kadril overtuigde wel met strakke songs, waarbij vooral de nieuwe zangeres Karla Verlie indruk maakte.
Met een spontane, losse presentatie is zij ook letterlijk de spreekbuis van de groep. Van iets verder weg kwam de Gentse groep Broes. En neemt u mij niet kwalijk dat ik de afterparty met DJ Bob gemist heb. Tijdens mijn festivalbezoeken betwijfelde ik al het nut van plaatjes draaien in de nachtelijke uren. Muziek hoort live te zijn op een festival. Veertig jaar Dranouter was een prima opmaat voor wat Jan de Wilde repeterend uit zijn megafoon liet knallen: ‘Dranouter festival: 1, 2 en 3 augustus’.