Tidens ekko
(Go’Danish Folk Music, GO0218)
Met Tidens ekko (‘Echo van de tijd’, de mijmerende titelsong, geïnspireerd op een verblijf in een Zweedse blokhut) verbindt het duo Lene Høst (zang, piano, gitaar en percussie) en Miriam Ariana (zang, viool, altviool en percussie) het verleden met het heden, om grensoverstijgend kanttekeningen te maken bij een folkwereld die steeds in verandering blijft.
Ontegensprekelijk zijn ze gegrond in de Scandinavische aarde, maar ze hebben goeie redenen om zich daarnaast zowel over te geven aan Franse poëzie als aan Braziliaanse ritmes. Die maken evengoed deel uit van hun muzikaal proces, dat multicultureel ingekleurd werd, en zijn veel meer dan zomaar een samenraapsel.
Na de Danish National Academy of Music vaarwel gezegd te hebben trokken ze in 2013 samen naar Brazilië om er zich te buigen over de forró. Daar rees het idee om als duo aan de slag te gaan. Ook in het aanwenden van hun instrumenten laten ze zich niet aan banden leggen. Zo wordt een viool een gitaar, gaat de zang fungeren als een groovy basfiguur, of wordt hun lichaam een percussie-instrument. Dit laatste is duidelijk aan de ode in het ritmische sambalied Girando na renda. Met de opener Medmennesket gronden ze hun voeten stevig in de Scandinavische ‘Trall’-traditie, een vorm van zingen zonder woorden. Gastcelliste Maja Freese voegt aan dit tweestemmig a capellalied een fris baslijntje toe, en stapt vervolgens ook mee in Njia yangu (‘Mijn weg, mijn leven’). Dit nummer ontleenden ze aan hun Tanzaniaanse vriend Edwardi Ntemi, en koppelden het aan de eigen compositie Njia Jig.
Onder pianobegeleiding en tussen vioolintermezzo’s in zoekt Miriam in La valse sans fins haar Franse roots op (wat haar perfecte dictie verklaart) in een dans tussen leven en dood. Piano en viool bouwen een brug tussen de Deense trollenwereld en de wouden in de Haute Loire in het instrumentaal nummer Troldspring. Hun liefde voor de Forró weerklinkt onder meer in Waldeck Artur de Macedo’s Vendedor de Caranguejo, waaraan Lene haar pittige Reel of the crabs vastweefde.
De kers op de taart is er eentje om ‘u’ tegen te zeggen. Het sombere inzettende Gränslös, met een Arabisch getinte textuur, breekt, onder meer door het inzetten van een set blazers, dit album helemaal open. Het wordt een ode aan het wegwissen van opgelegde zichtbare uiterlijke, maar ook innerlijke grenzen, waarbij opnieuw blijkt dat de twee dames doorheen hun repertoire een duidelijke, geëngageerde boodschap brengen.