Het was 1980. Ik kijk in een oude agenda van dat jaar. Mijn jaaragenda’s heb ik bewaard vanaf 1973. Hoe zat het met mijn Balkanreizen in die jaren? De aanleiding is de vraag van Hans of ik een nieuw album van muziekgroep Çalgija wil recenseren. Rond het jaar ’80 van de vorige eeuw kwam ik weer meer in aanraking met de Balkanmuziek. Met mijn overstap dat jaar naar de Paloina- demogroep trad ik indertijd veel op met Balkandansen overal in Nederland. In de jaren daarna reisde ik met mijn motor regelmatig richting het Joegoslavië van verlicht despoot President Tito.
In die tijd was er in dat land een soort revival van hun oude cultuur gaande en klonk de muziek nog erg folkloristisch, zoals het al eeuwen lang klonk. Ergens in ’84 had Paloina een nieuwe danschoreografie geleerd van de belangrijke muzikant/choreograaf Pece Atanasovski. De man had een indrukwekkende carrière opgebouwd in zijn land Joegoslavië. Als muzikant op jonge leeftijd van 5 tot 6 jaar bespeelde hij al een veelheid aan volksmuziekinstrumenten, zoals veel mannen in zijn familie. Via het dansleiderschap in zijn dorp en als fantastisch gaida (doedelzak) speler groeide hij door met het maken van elpees en het creëren van volksdansen.
Later werd hij muzikant bij het staats- muziek- en dansensemble Tanec, en directeur van diverse muziekensembles. Nog wat later sloeg hij zijn vleugels uit naar Amerika en Canada als docent van zijn ‘recreatieve dansen‘, die veel gedanst werden (en worden) op de bruiloften in zijn vaderland, maar ook in het buitenland.
Ons Internationaal Folkloristisch Danstheater haalde Pece naar Nederland voor het maken van een choreografie en onze dansgroep liftte mee met onze beroepsbroeder. Tegen een flink geldbedrag leerde hij ons ook een dansserie van zijn land. Je kocht ook zijn ‘naam’ in je dansrepertoire als demonstratiegroep.
Skopje per motor
Toen ik op een van mijn reizen Skopje binnenreed met mijn CX 500 motor, zocht ik de kleine camping op, zette mijn kleine tentje op en wandelde de stad – nu hoofdstad van Noord-Macedonië – in. De binnenstad was mooi gerestaureerd na de aardbeving in 1963. Ergens in het centrum zag ik een rommelig winkeltje vol ouwe meuk, maar de etalage verried ook veel mooie oude spulletjes voor verzamelaars. Niet om iets te scoren, want er was weinig ruimte op mijn motor, maar gewoon uit nieuwsgierigheid stapte ik het zaakje binnen. Het zat berstensvol met spullen die nergens bij elkaar hoorden, behalve als aanblik en doorkijkje naar een eeuwenoude wereld van lang vervlogen tijden die toen ook allang weggevaagd was door de nieuwe wereld anno medio jaren tachtig.
Er was geen mens in die slecht verlichte hoge ruimte. Ik nam alles in verwondering in mij op door de sfeer die het geheel aan meuk uitstraalde. Ik wilde weer weggaan, toen ik boven in een door de zon beschenen hoekje op een hoge plank een stapel elpees zag staan, waarvan enkele met de zeer bekende kop van Pece. Toen hij in Nederland was, had hij zijn mooie muziek op een cassettebandje en was niet commercieel bezig op gebied van platenverkoop. Alle leden van mijn dansgroep hadden wel een exemplaar willen afnemen, want bij ons was deze exotische muziek maar moeilijk te vinden. Dus hier dan maar een snelle beslissing om toch enkele elpees te kopen en er voorzichtig een plekje voor te zoeken op mijn motor, om te proberen de exemplaren heelhuids thuis te krijgen. Ik besloot te gaan roepen: “Hallo, dobar dan, dobro jutro”. Ergens klonk wat gestommel en kraakte een trap.
Kromgetrokken
Een zeer oud kromgetrokken besje kwam van achteren tevoorschijn uit deze andere wereld en keek mij donker aan. Ik sprak geen Servo-Kroatisch, dus dat werd voor mij gebarentaal beoefenen. Ik wees naar dat begeerlijke hoekje en mijn aanwijzing volgend pakte ze een aardewerk beertje van een veel lagere plank. Ik schudde het hoofd en trachtte aan te geven dat ze veel hoger moest tasten. Ze keek mij wat doofstom aan en ik dook in mijn geheugen naar de naam van die muzikant waarvan ik alleen zijn kop op de hoes, maar niet de cyrillische woorden herkende.
“Pece, ah Pece” riep het nu glimlachende hoofd terug. “Ja, ja, ljepci” en: “sjajan” en glunderde dat deze vreemdeling haar held en die van de hele provincie ook kende. Zo stonden we enige tijd besluiteloos en niet begrijpend tegenover elkaar te grijnzen. Dat schoot nog niet erg op en ik gebaarde dan maar wijzend naar de kostbaarheden, wijzend op mijn borst met twee handen en het internationaal bekende vingergebaar als het om de pegels ging. Het arme oudje was niet begiftigd met een snel begrip, dus deze handelingen mijnerzijds moesten nog een aantal keer herhaald worden, voordat haar gezicht liet zien dat er binnen in haar een lampje was aangestoken.
Ik begon ook te beseffen dat deze kromgetrokken oude vrouw onmogelijk bij de mooie langspeelplaten kon komen, dus vreesde ik voor een voortijdig einde van de aankoophandelingen. Het oudje dook onder haar stoffige toonbank en kwam ineens tevoorschijn met een lange bezem die, gezien de lagen stof, alleen voor een ánder doel werd gebruikt, namelijk het verlengen van het kromme lichaam. Met een zwaai probeerde ze haar producten te bereiken, maar daarmee maaide ze haar beertje in diggelen op de grond. Als een dwaze deed ze weer een poging en ik deed wanhopig mijn ogen dicht bij de voorspelbare sombere uitkomst, als was het een filmshot uit een Laurel & Hardy film, mocht ze slagen in haar poging. Deze keer raakte ze wél en de héle stapel vloog naar beneden op de scherven van het beertje. Ik deed mijn ogen weer open door het vernietigingslawaai, vermoedde een radeloze blik, maar het tegendeel bleek waar: haar gezicht stond op triomfantelijk. IJverig begon ze de – toch breekbare – waar van de grond te rapen als gevallen kolen uit een jute zak. Ze zette de hele handel tegen de kast, viste de twee door mij begeerde hoezen van de stapel en schopte de rest met haar slof tot een vierkant geheel. Zelden heb ik op déze wijze mijn muziekverzameling uitgebreid. Op de plakkers stonden zeer lage Dinarprijzen met een uiterst moeilijk geschreven handschrift geschreven. Ik betaalde zo gepast mogelijk, want veel geld zou hier in deze nering niet te vinden zijn. Ze pakte de twee elpees in een krant van een half jaar oud en deed er een stuk grof touw omheen.
Bruiloftsfeest
Op de camping terug gekomen hoorde ik live muziek; de muziek die vermoedelijk ook te horen was op mijn aanschaf.
Er was een bruiloft gaande op de camping en als enige buitenlander op die plek (het toerisme had nog niet zo’n vlucht genomen om massatoerisme te worden genoemd) werd ik uitgenodigd voor wat glaasjes Rakija en een bord ‘Cevapcici’ worstjes. Vreemdelingen uitnodigen op je bruiloft bracht geluk in die tijd. De muziek was van een tapan trommel, een zurna schalmei, een accordeon en soms een kaval fluit.
Dankzij de ‘broederlijke’ sfeer en mijn alweer jaren lange danservaring, kon ik zo inhaken en de andere gasten versteld doen staan en nog enthousiaster zien reageren, mede door de behoorlijke drankvoorraad voor het feest. Ik schat dat destijds dat bruiloften wel voor driekwart uit muziek, dansen en drank bestonden, en voor het overgebleven deel uit goedbedoelde rituelen rondom de trouw tussen geliefden en hun families. En wie weet is dat nóg wel zo.
Balkan muziek uit Nederland
Vanaf de vroege toeristenjaren op de Balkan, is de belangstelling vanuit het buitenland voor hun muziekcultuur gestaag gegroeid. Muziekgroepen hebben deze exotische stijl vaak gekopieerd, haast nog mooier dan het origineel. Çalgija is zo’n groep die, onder leiding van Wouter Swets, ethno-musicoloog en accordeonist, de Balkanstijl zo integer mogelijk benadert.
Ik leerde de groep Çalgija kennen als bestuurslid van folkclub De Draailier, waar de groep optrad. Later kwam het dichterbij via het pas overleden lid Roelof Rosendal, en nog beter via het nog immer actieve lid Crispijn Oomes. Ook goede vriendin-op-afstand Monique Landsdorp maakte met haar schitterende vioolspel deel uit van deze bijzondere groep.
De fijne Balkanmuziekgroep Çalgija heeft in de loop van haar bestaan diverse geluidsdragers uitgebracht in wisselende samenstellingen. Na de dood van Wouter Swets viel de groep uiteen. Een reünie van de leden, jaren later, bracht weer een Çalgija groep op de been: Çalgija-3 en vorig jaar werden er zelfs Ampex banden gevonden met nooit uitgebrachte muziek, zoals deze nog te horen was in het Macedonië en Anatolië van vóór de 2e wereld oorlog, maar dan gemaakt door fantastische muzikanten uit Nederland.
Leider Wouter Swets was een soort ‘Alan Lomax’ van de lage landen; een soort fieldworker, die ergens halverwege de vorige eeuw jarenlang op de Balkan zwierf en volksmelodieën verzamelde en vastlegde. Met zijn (eerste) groep Çalgija probeerde hij belangstelling te genereren in Nederland.
Oud-stedelijk traditioneel
Çalgija’ is de naam van een muziekgenre van de oud-stedelijke traditionele volksmuziek van Macedonië en Bulgarije en wordt doorgaans uitgevoerd met volksmuziekinstrumenten als tapan, taraboeka, gaida, ud, dajre, kanun en viool. En nu bestaat er dus Çalgija -3 met oud-leden van vorige formaties. En nu is er ook de cd Üçayak, met teruggevonden opnamen uit 1981. Crispijn Oomes vertelde mij wat details.
Hoe moeilijk de muziekopnames in de studio van Munich Records tot stand kwamen. Producer Job Zomer van het label is net als Swets, niet meer onder ons, maar heeft destijds vier jaar lang gezeurd bij Wouter Swets om de ‘liner notes’ bij de muziek, maar Swets was allang weer met iets anders bezig (een serie lezingen en een boek over Ottomaanse kunstmuziek). De professionele ‘12 sporen’ banden waren allang weer uit zijn innerlijke systeem. Volgens niet onderbouwde verhalen zijn er nog pogingen gedaan destijds, om de cd uit te brengen in de Verenigde Staten. Inmiddels bestaat Munich Records niet meer en zijn de banden verdwenen.
In 2016 overleed Wouter Swets en in zijn nalatenschap vond men een cassettebandje met ‘2 sporen’ opnamen van heel behoorlijke kwaliteit. Michiel van der Meulen, muzikant in de huidige formatie, heeft met behulp van de technicus uit 1981 Wil Hesen, deze opname gedigitaliseerd. De opnames zijn mooi uitgebracht, met kennis van zaken, met veel research en bronnenonderzoek en eigen liner notes om deze fantastische muziek te duiden. Deze negen opnamen, gevonden in 2020, zijn aangevuld met acht live tracks uit 1978. Drie opnamen zijn her-bewerkt en eerder uitgebracht op andere albums.
Exotische wereld
Zet je de cd op, dan waan je je in een exotische wereld van de lang vervlogen tijden, die ik destijds in het winkeltje in Skopje ervoer. Schitterend, tijdloos en puur. Eeuwenoude folklore van vér voor de wereldoorlogen. De zes muzikanten, waaronder Wouter Swets, bespelen al deze ‘Çalgija’ volksinstrumenten zoals gajda, baglama, cura, saz, laouto en def. De zang werd meestentijds gedaan door klarinettist en santurspeler Jan Hofmeijer en soms door de hele groep. De live-opnamen werden gemaakt in Theater aan de Haven in Den Haag. Sommige dansmelodieën herken ik als dans uit onze (volks)danswereld. Ze worden hier heel flitsend en virtuoos uitgevoerd. De cd Üçayak (wat 3-stapsdans betekent) is een geweldige verrijking van de multiculturele muziekcultuur die Nederland kent. Een mix van Macedonische en Bulgaarse volksmuziek en Ottomaanse cafémuziek, toen de Ottomanen tot 1912 in dit deel van de aardbol wereldheersers waren. Deze wereldmuziek was tot 1950 zeer populair en beleeft nu weer een revival.
De muziek brengt mij weer meer herinneringen, zoals het tweede stuk Trakijsko Pajdusko, een pittige dans uit Thracië, vol vuur gebracht. Het brengt mij terug naar een volksdansbal bij Danshuis Terpsichoré. Men had Çalgija uitgenodigd als balorkest en daar ging het mis, onder andere bij deze pajdusko dans. Zoals zoveel dansen op de Balkan worden er diverse melodietjes gebruikt voor een danssoort, maar in Nederland heerst de ‘cassettebandjescultuur’ en leerden cursisten de dansen maar op één melodietje die overal gebruikt werd en alleen op dát melodietje kunnen wij, Hollanders, de dans met elkaar dansen en dat gold voor alle cultuurdansen destijds. De meeste balorkesten in Nederland spelen dan ook de muziekjes van die bandjes exact na, met precies de juiste A en B melodietjes na elkaar en cursisten herkennen minder de ritmen, maar gaan af op de melodietjes.
Çalgija speelde diverse melodieën die niet op het bal werden herkend. Braaf en geduldig bleef men wachten tot het orkest hun set hadden gespeeld. Een enkeling probeerde wél en herkende de juiste dans maar tot een kringdans of lijn dans kwam het niet. Pas toen er weer een bandje werd opgezet, gingen de beentjes weer massaal van de vloer.
Een vreemde beleving van de échte levende traditionele muziek waar, op de Balkan, massaal wél op werd gedanst. De meeste stukken op dit album zijn dansen zoals kalamatiano, tsamiko, zeybekiko uit de Griekse Balkan of racenica, kopanica uit de Bulgaarse Balkan en dansmelodieën van Oost-Turkije en Albanië. En hier wordt de sound haast die van een groot orkest met tamelijk complexe ritmen, veelal syncopisch van aard en met soms haast onnavolgbare melodieën; soms gedragen of soms op highspeed, opwindend gebracht.
De afwisseling op deze cd is groot, onder andere doordat alle stukken niet op land zijn ingedeeld, maar door elkaar zijn geplaatst. Voor de wat minder ‘lekenluisteraar’ die ik ben, herken ik de Griekse interpretatie van dat van de Bulgaarse of de Macedonische die allemaal toch weer nét anders zijn dan de Albanese, die ergens bij mij meer overeenkomen met de Turkse, terwijl de twee laatste culturen ver uit elkaar hun ‘anker’ hebben. Bij een betere beluistering – met de liner notes erbij – werd de samenzang van Roel Sluis ondersteund door Jan Hofmeijer, die ook kanun en klarinet bespeelt. Zijn zang kleurt prachtig, onder andere bij het Albanese Në Shkodër. Het Turkse lied Esir-i zülfünüm ey yüzü mahim is mooi mysterieus, met grillige melodielijnen en een samengesteld syncopisch ritme.
Mooie melodie
De tsamiko dans Selim bey doet mij terug denken terug denken aan de pas overleden Roelof Rosendal met wie ik, tijdens een volksdansweekend in Lage Vuursche, een slaapkamertje deelde. Het was nog vroeg in de zondagochtend en ik was nog redelijk in sluimertoestand na een pittige late dansavond, toen ik zachtjes werd wakker geschud met de woorden: “moet je deze melodie eens horen; is zó mooi“ en keihard werd ik tot de werkelijkheid geroepen door een harde, schelle gaida Balkan doedelzak die Roelof op mij losliet. Zwaar verdoofd tussen hel en hemel zat ik rechtop in mijn bedje. Ik wilde hem van alles… maar wist nog nét beleefde vergeving op te brengen met de versufte woorden: ”ja, mooi”. Die dag was stevig begonnen, maar ik had het overleefd.
Overigens speelt hij op dit stuk een fraaie Ud (luit) partij, overgenomen van een ook fraaie vioolsolo van Crispijn Oomes. Mooi hoe elk nummer weer andere instrumenten sterker doet stralen en omdat de zeven spelers allen multi-instrumentalisten zijn, klinken alle stukken zeer rijk en afwisselend zonder de eenheid en gelijkvormigheid te verliezen. Al eerder heb ik genoemd dat de negen hervonden opnamen zijn aangevuld met acht live opnamen. Deze acht tracks zijn mono opgenomen, maar ik hoor amper verschil met de eerste negen; alles wordt even helder en levendig gebracht. Het is bijzonder hoe mooi modern deze opnamen uit 1981 klinken. Alle zeventien stukken benoemen is ondoenlijk, maar de nu wél aanwezige liner notes, gemaakt door Michiel van der Meulen, geven heel veel informatie over elk nummer.
Dit album Üçayak luistert als een prachtige historische roman over de Balkan met zeer informatieve inlay over de tracks en over het fraaie verleden van deze bijzondere groep.
Meer weten over deze mooie oude cultuur? Ga dan naar Folkdance Footnotes.
- Çalgija – Üçayak, music from the Balkans and Anatolia
- (TouMilou Records 2021, of via Xango Music Records)