Wieringa Wikt en Weegt: Crosby en meer

Lees ik over de dood van David Crosby. Ik had zijn laatste album For free uit 2021 nog niet zo lang in huis. Vanuit mijn kleine hippie verleden volgde ik Crosby destijds bij Crosby, Stills & Nash (en soms Young). Ik vond zijn songs altijd erg interessant en ook op zijn solo albums vond ik hem sterk. Zo is ook zijn allerlaatste weer de moeite waard. Fijne samenzang, waar ik ergens die oude hippiesound terug hoor, maar dan als trio zonder Neil. Op dit album For free klinkt zijn stem nog steeds gaaf, alsof hij nooit een heftig rock ’n roll leven heeft gehad. Maar we weten wel beter en dat zal zijn einde met covid ook wel bespoedigd hebben.

Veel recensenten hebben al hun plasje over For free gedaan, dus ik houd het hier maar kort. In zijn eigen songs op dit album herken ik hem het sterkst en een nummer van Donald Fagen is in alles toch meer Steeley Dan dan David Crosby; een fijn nummer, maar geen ‘Crosby’ sound. Dan komt de titeltrack, geschreven door Joni Mitchell, dichter bij zijn eigen werk. Ook de stukken van zoon James Raymond gaan er weer in als heerlijke swingende stukjes snoepgoed, maar altijd met die spatzuivere, herkenbare stem van de meester zelf.

Crosby was ook in mijn late hippie tijd mede de oorzaak voor mijn Amerikaanse folk interesse met zijn Byrds. Via The Byrds kwam ik in aanraking met de folkrock en via die weg met bluegrass en oldtime. En over old time gesproken: ik lees over een optreden van J.P. Harris, in maart ’23 en ik heb toevallig z’n laatste album Don’t you mary no railroad man uit 2021. Een fantastische plaat met bekende en iets minder bekende traditionals en gebracht in de oldtime stijl op de clawhammer banjo. J.P. Harris is nu timmerman van historische huizen. Hij heeft een geschiedenis van heel veel soorten baantjes, maar is ook instrumentbouwer van open banjo’s.

Geboren in Montgomery voelde hij zich eerst aangetrokken tot de punkmuziek en verhuisde naar een gebied waar punk hoogtij vierde. Later ontdekte hij de muziek van The Carter familie, Jimmy Rogers , Doc Watson, Waylon Jennings en Merle Haggard. En daar is hij nu bekend mee en treedt hij vaak op met z’n begeleidingsgroep The Tough Choices, maar ook als duo met fiddler Chance McCoy, de voormalige fiddler bij Old Crow Medicine Show. Samen met McCoy maakte hij dit prachtige album. Hier noemt J.P. Harris zich verder voluit ‘Dreadfull Wind & Rain’ en bespeelt hij zijn zelfgemaakte clawhammer banjo’s met open klankkast. Het verschil tussen oldtime en bluegrass is de speeltechniek waarbij de bluegrass stijl heel anders is; eigenlijk veel melodischer.

Dit album is een geweldige verzameling folksongs, oorspronkelijk van de Britse eilanden en Europa en door de eerste ‘settlers’ meegebracht naar de Appalachian mountains waar deze ‘Hill Billies’ hun ‘oude tijds’ muziek speelden op hun ‘poarch’ in melancholische buien. De muziek van de – voor hen – oude wereld. Deze tien klassieke folksongs zijn ‘murder ballads’ en ‘bandit ballads’ vol  ‘despear and misery’ maar soms toch ook geschikt voor een square dance of bij een avondje ‘moonshine’.

De muziek die hij verzamelde voor dit album komen van oude meesters zoals Doc Watson, Dock Boggs, Jean Richie, Seeger Family, Norman Blake en van 78-toerenplaten en opnames van ‘fieldworker’ Alan Lomax . Het zijn mooie versies, gebracht met een doorleefde stem en zijn eigen banjo’s klinken mooi donker – of het is de opnametechniek waardoor het geluid zo vol en warm klinkt. Er staan klassiekers in old timey stijl op zoals House Carpenter en Barbry Allen, maar ook bekende nummers als Mole in the ground, Old Bangum en Little carpenter.

Otto Wood wordt hier gebracht als een square dance. In sommige stukken tokkelt hij alleen, of krijgt een lied ook een lange liggende fiddlenote  mee. Een heerlijk album waarvoor het duo afreisde naar West Virginia om te graven en te spitten naar die oeroude volksmuziek en te schaven en te kneden tot dít resultaat: een geweldig album, integer zoals de traditie is doorgegeven.

Al snuffelend zag ik ook weer wat nieuws van de Schot James Yorkston, geboren in Glasgow. Hij is een avontuurlijk mens  die begon zijn muzikale stappen als bassist in – alweer – een punkband, maar schrijft ook boeken. Zijn solocarrière startte nadat John Peel meespeelde op zijn demo. Via de bekende Schotse muzikant John Martyn werd zijn bekendheid snel groter. In de scene van mensen als Bert Jansch en Martin Carthy kreeg hij fans als Alastair Robberts, Kathryn Williams, Lisa Knapp of Lal Waterson. Zijn songs zijn gecoverd door bijvoorbeeld Nic Jones, Anne Briggs en Shirley Collins.

Naast deze muzikale richting maakt hij ook Indiaas-Britse folk samen met bassist Jon Thorne en Sarangi speler/zanger Suhal Yusuf Khan. Zij maakten ook drie spannende cd’s. Naast gitaar en piano speelt James ook banjo, bouzouki nyckelharpa en concertina. Zoals gezegd: een avontuurlijk mens. Vanaf z’n tweede album Just beyond the river volg ik zijn muzikale weg, ook met z’n trio Yorkston/Thorne/Khan, wat heel anders maar ook muzikaal boeiend is. Een weg die behoorlijk grillig is en het muzikale kwartje pas naar enkele draaibeurten laat vallen. Een aantal albums maakte hij met zijn groep The Athletes. Het zijn albums met een zachte uitstraling  met soms stevige jazzy momenten en melodieën die niet direct beklijven.

Dit laatste, elfde album The great white sea eagle uit 2022 maakte hij met een andere groep: The Second Hand Orchestra, met een belangrijke rol van zangeres Nina Persson. Ook in deze muziek weer die zachte uitstraling, maar nu met goed te volgen melodieën, soms intiem gebracht met violen, fluit, cello en piano. Soms met een wat groter geluid met gitaar, drums, saxen, french horn en trompet in een jazzy setting. Je moet er even voor gaan zitten en wat vaker naar luisteren, maar dan is het weer een prima plaatje. Het enige moment dat  ik even weg zou kunnen gaan, is bij het gesproken titelstuk, waarbij James een boekfragment voorleest, begeleid door wat geheimzinnige achtergrondgeluiden (verhaal over zijn zoon?). Voor de rest is het toch weer mooi wegdromen.

Wat ook een beetje geldt voor de Indie-folk muziek van Damien Jurado, maar zijn in 2022 uitgegeven cd  The monster who hated Pennsylvania is toch wat pittiger, ondanks ook zijn wat dromerige stem. Muziek tussen folk en softpop in, zo te horen geschreven vanuit de gitaar. Bij Song for Langton Birch moet ik aan de te hoog gegrepen stem van Neil Young denken. Ik heb eerder wat van de man beluisterd en was toen al overtuigd: de man kan aardige songs maken, die wel je aandacht vasthouden. Alleen bij Johnny Caravella wordt het dromerige met een geluidsexplosie weggeblazen, alsof déze ‘ome Neil’ even z’n eigen Crazy Horse van stal heeft gehaald.

De echte Neil Young maakte in 2022 ook weer een nieuw album, World record,  met zijn huidige Crazy Horse met het actuele thema over de teloorgang van het milieu en de biodiversiteit, waar hij al een tijdje mee bezig is. Ondanks het feit dat zijn muziekstijl niet echt meer vernieuwd is, is het muzikaal afwisselend genoeg met soms vrolijke country-achtige liedjes en soms zware, donkere grunge gitaren, inclusief overstuurde klanken  van onder andere Nils Lofgren. Toegevoegde nieuwe waarde in de zware sound is het geluid van harmonium, harmonica en accordeon (van Nils, die ook meerdere snaarinstrumenten bespeelt op dit album).

Net als bij Crosby heb ik ook altijd wel een zwak gehad voor Neil Young en ook dit nieuwe album is weer prima, met ook weer een gigalange, stevige track van ruim 15 minuten met de titel Chevrolet. En alles rammelt hier op een aangename manier. Ook tekstueel is er weer veel te melden, maar ook over dit album is al veel geschreven, dus blijf ik maar bij het eerder genoemde geluid van Damien Jurado die, bij nader vergelijk, toch een betere stem heeft dan de charmante maar onvaste falset van de echte Neil.

The monster who hated Pennsylvania van Damien is een stuk bedachtzamer en mooi allemaal. Nog even in rust, voordat we vrolijk (?) met ons allen de Derde Wereldoorlog in duiken. Ik schat volgend jaar, rond deze tijd, en dan maar kijken welke Europeaan het overleeft, want dit ‘oorlogsspel’ is al ouder dan de eerst besproken ‘oudtijdse’ muziek. En we leren nooit. Neil Young heeft hier ook al eens iets over verteld.


David Crosby – For free (BMG)

J.P.Harris Dreadful Wind & Rain  – Don’t you marry no railroad man (Free Dirt Records)

James Yorkton, Nina Persson & The Second Hand Orchestra – The great white sea eagle (Domino)

Damien Jurado –  The monster who hated Pennsylvania (Maraqopa Records)

Neil Young – World record (Reprise)

Scroll naar boven