“Ik zal volgende week wel wat meenemen, een lijstje waar je langs móet fietsen; een soort muzikale kroegenlijst”.
Mijn ‘vaste waarde’ één keer per maand bij de radio, als mijn programma Avondland de muzikale blik alleen op de Kelten had gericht. Hans wist alles van de Ierse muziek. Waar de belangrijkste fiddlers zaten en in welke provincie de beste ‘box’-spelers of whistlers geboren waren. Elke county had zijn eigen ‘specials’. Jarenlang was hij daar en had hij er ook vrienden gemaakt, dus Ierland was zijn tweede thuis.
Hans had ik ontmoet als ‘wijkcentrumbaas’ bij De Laagte, toen ik hem vertelde dat ik als bestuurslid van Stichting Mokum Folk en daarbinnen als de organisator van de ‘folkcafé’-activiteit, in zijn wijkcentrum best iets dergelijks kon opzetten. De ervaring had mij geleerd om ook op een ándere manier naar zaaltjes en omgevingen te kijken. Zíjn ervaring was om niet iederéén, die langs kwam met een verhaal, zomaar te geloven. Folk was voor hem een zeer prettige luisterervaring, maar op zijn vorsende gezicht bij de eerste ontmoeting las ik zoiets als ‘wat weet jíj daar van’. Maar toen ik steekwoorden als: radio maken met muziek van Altan, The Bothy Band, De Dannan en Planxty op hem losliet, klaarde de zon op zijn gezicht met een voorzichtige glimlach op en met dat voorzichtige zonnetje zei hij: ”Ik ben nu druk, maar als je aan het eind van de dinsdagmiddag effe naar mijn kantoor kan komen, dan wil ik details horen….”.
…. “Okay, ik geef je een seizoen op mijn kosten, dus geen zaalhuur en dan kijken we wel wat het is geweest; het klinkt niet onaardig”.
De tweede folkplek – naast de Amsterdamse – was erg succesvol geworden. Voor Hans was het haast belangrijker dat de baromzet gigantisch was gestegen. Onze samenwerking ging dieper toen ik hem vroeg om eens over zijn Ierse muzikale kennis voor de radiomicrofoon te komen vertellen via mijn interviewvragenlijst. Dat vond hij zó leuk, dat hij één keer per maand een uur geheel zélf radio ging maken. Even een andere stem op de radio dan die van mij bij mijn programma.
En nu hadden mijn vriendin en ik het plan opgevat voor een fietsvakantie door Ierland. En als muzikant wilde ik ook wel eens een kroegsessie meemaken. Hans wist natuurlijk de weg.
Via Noord-Ierland kwamen we uiteindelijk in Letterkenny, Ierland waar we fietsen zouden kunnen huren volgens een krantenknipsel thuis. De fietsenwinkel was er wel, maar de oude baas was nét gestopt met fietsverhuur, want het loonde niet genoeg en hij wilde helemaal stoppen met zijn zaak. Met onze speciaal aangeschafte fietstassen onder de arm, en hevig teleurgesteld, ging de man toch overstag mede door onze eerlijke gezichten. De eerste slaapplaats was een goedkoop Hostel en vonden we een landkaart waar alle andere Hostels op ingekleurd waren; waarschijnlijk door iemand anders vergeten.
Omstreeks 5 uur in de namiddag, na een dag tegen de Ierse wind in ploeteren, kwamen we aan in het plaatsje Kilcar. Een hartelijke eigenaar nam onze fietsbagage aan en ik liet mij ontvallen dat hier fijne pub-sessies te horen waren volgens mijn ‘kenner’. “Dat komt dan slecht uit, want alle muzikanten van hier zitten op het Teacup Festival, 10 kilometer verderop. Wat een domper. De 10 kilometer kon er vandaag niet meer bij, ook al had het deze dag eens níet geregend. Dan maar morgen op stap naar de volgende Hostel. Onze billen voelden op deze fietszadels redelijk beurs na zo’n 60 kilometer op de trappers.
De plaats Dunkineely had een bijzonder mooi hostel recht tegenover een kroeg. Mijn vriendin krijgt al gauw de zenuwen van zoveel ‘jigs & reels’, dus gingen we eerst het dorp bekijken. Uitgebreid; zó uitgebreid dat mijn verlangen naar die fijne muziek haast sterker was dan de Guinness dorst. De kroeg aan de overkant was niet meer zo dichtbevolkt, want aan het eind van de dag was het festival afgelopen en gingen de bezoekers ondertussen al huiswaarts. De overgebleven spelers waren al in het ‘hijsstadium’ beland, dus van spelen kwam niet meer zoveel. Nel ging naar onze Hostel en enigszins teleurgesteld ging ik maar mee en zocht op mijn meegebrachte kleine radiootje of ik Nederland kon ontvangen; je bent ‘radiofiel’ of niet. Dat lukte zowaar ook nog, weliswaar vaag, maar toch. Na een stevige Stew in een andere bar waar geen muziek te horen was, zouden we de avond ingaan met een goed boek, maar ik wipte nog even naar de overkant waar nu wél een stevige sessie was ontstaan bij de plaatselijke bevolking nu al het ‘vreemde volk‘ was verdwenen. Tot laat in de avond kreeg ik toch mijn zin door zo’n tien tot vijftien muzikanten op fiddles, fluiten, concertina’s, harmonica’s, gitaren, een mandoline en een hele dikke jonge dame achter een 30 kilo zware accordeon. En ook nog twee oude baasjes met zelfgemaakte Bodhrans, die meer vierkant of zeskantig waren dan rond. In een intieme sfeer waar ik de enige buitenlander en buitenstaander was, ergens achteraf weggedoken achter een volgende grote pint ‘zwart nat’.
In de nacht met tuitende oren stak ik de weg weer over richting slaapzak. Om nog even mijn wakkere geest te laten kalmeren zocht ik mijn radiootje op. Het liep tegen twaalf uur en ‘Het Oog’ was nog niet afgelopen op de Hilversumse Radio.
Waar was jíj de dag dat Fortuyn werd doodgeschoten?
De volgende dag vertelde ik Nel het schokkende nieuws, maar zij begreep niets van mijn volle besef dat de wereld in Nederland voorgoed ánders was geworden.
Als Hans zijn uurtje vol Ieren liet spelen dan ‘deed’ ik Angelsaksische en Schotse Folk van bijvoorbeeld Tannahill Weavers, Silly wizzard of Ossian, en ook wel de muziek van de Hybriden eilanden met hun ‘waulking songs’ en hun springende zangstijl als tegenhanger voor het Ierse Lilting.
De ‘radiowerken’ liggen alweer enkele jaren achter mij, maar als ik in een haast uitgestorven cd-winkel een juweeltje scoor, denk ik onwillekeurig: “ook geschikt voor enkele actuele radiomomentjes”. Zo ook dit mooie exemplaar, enkele maanden geleden gevonden, is de moeite waard.
De vijf zeer jonge muzikanten noemen zich Eabhal en zijn samen gekomen in Uist op de Hybriden. Ze spelen die typische Hybride stijl en zingen in het niet te begrijpen Gaelic of beter: Schots Gaelic. Dit eerste album This is how the ladies dance kwam uit in 2019. Volgens de huidige muzikale ontwikkelingen in de Celtic Trad mag je deze stijl wel haast folklore noemen in plaats van folk.
Ze plaatsen zich met hun muziek prachtig naast de geweldige zangeres Julie Fowlis of de Hybride groep Dochas, waar Fowlis in het begin toe behoorde. Muziek die we vroeger folk noemden, maar een stijl die niet meer zoveel gespeeld wordt in de huidige roots muziek heb ik het idee. Zo’n groep die elkaars kunnen in zo’n sessie hebben ontdekt en op een moment tegen elkaar uitspreken “zullen we samen”… “en dan noemen we ons…” stel ik mij zo voor.
Deze jonge honden spelen fiddle, gitaar, highland pipes, wooden flute, whistles en zingen ook allemaal. De traditie van de Hybriden komt rijkelijk terug in hun muziek; de waulking songs, de Hybriden stijl van zingen die ook voorkomt in hun mouthmusic. Het album is gevuld met voor mij volledig onbekende songs en tunes, die zeer virtuoos gespeeld worden. In de tunes waarbij highland pipes wordt gespeeld, krijgt dit instrument een minder prominente rol als bij bijvoorbeeld de Schotse folk van Tannahill Weavers, waardoor het totaal geluid veel uitgebalanceerder klinkt dan bij voorgenoemde band; net zo swingend, maar beter verteerbaar voor ‘doedelhaters’. Enkele stukken zijn zélf gecomponeerd, maar sommige zijn geleend bij de Canadese band La Bottine Souriante.
De stem van Katlin Ross is een soort kind-stemmetje, maar wél zuiver en erg mooi én in het Gaelic. Het vijfde zangstuk heeft een langzaam gezongen melodie over een swingende begeleiding, wat een leuk effect oplevert. De titeltrack is een pipeset van tunes en in Cairiston Nighean Eóghainn horen we Katlin twee typische Hybride puirt-a-beul songs zingen, waar ook wel op gedanst kan worden. Alles is mooi en onbekend traditioneel, maar in de begeleiding wel weer op een of andere wijze modern.
Opnametechnisch is alles heel mooi geproduceerd. En ook het hoesje is artistiek verantwoord, met door de tekst of over de tekst staan heel mooi geschilderde dansfiguurtjes afgebeeld, waardoor het begeleidend schrijven wat wordt bemoeilijkt voor mijn oude ogen, maar het belemmert niet het genot van het geboden muziek en dus een mooie aanwinst.
“Geen zaalhuur, dat kostte ons de nek” vertelde Hans mij. “De werkgroep die boven mijn competentie onafhankelijk zit te wezen ontdekte ons geheim van de afgelopen seizoenen en nu moeten we stoppen. Het gemiddelde bezoek van zo’n 60 tot 80 muziekliefhebbers moeten nu elders hun maandelijkse zondagmiddag feestje doorbrengen. Dankzij die werkgroep keldert mijn baromzet gigantisch. Het is jammer maar wij spreken er verder aanstaande maandagavond over, want dan doe jij weer Schots en ik Iers bij Avondland….
Een maand later ging mijn telefoon. “Joop, doe jij nog wat in Amstelveen?” vroeg Ben van Wijkcentrum Alleman en wat later: “we maken er gewoon een wijkcentrumactiviteit van en dan hebben jullie geen huur.”
Wijkcentrum De Laagte is nu allang afgebroken en ook Ben is met pensioen. Maar De Laagte ís er nog zolang mijn herinnering blijft.