Ik hoor een muziekje op mijn vriendelijke verslaving in de ether en de presentator informeert ons luisteraars dat dit een ‘gouwe ouwe’ is, die door een nieuwe artiest opnieuw is uitgebracht met een nieuw arrangement. Het muziekje klonk mij volkomen nieuw in de oren. Als ik denk aan het begrip ‘gouwe ouwe’, dan zijn dat liedjes die door heel veel mensen als vanzelfsprekend, meezingend worden herkend. Ne me quitte pas, Imagine, het onsterfelijke Queen nummer Bohemian rhapsody, zomaar een paar liedjes uit een lange lijst van gouwe ouwen, soms generatie-overstijgend.
Maar nu hoor ik een zogenaamde gouwe ouwe die in een nieuwe jas een hit dreigt te worden, maar die ik in de oorspronkelijke versie nog nooit had gehoord. Kan het zijn dat de DJ niet meer weet wat echte gouwe ouwen zijn? Begrijpt hij het woord niet of behoor ik nu ook tot de ‘ouwen’ die zijn blijven steken in een bepaalde tijd van hun leven en alle muziek uitsluitend uit die tijd als ‘onsterfelijke evergreens ‘ bestempelen? Ik vrees het laatste. Het komt regelmatig voordat ik een nummer op de radio hoor waarvan ik de oorspronkelijke versie herken, in mijn gedachte meezing in die voor mij bekende versie en het ook mooier vind in die oorspronkelijke oude vorm.
Bijvoorbeeld: Big yellow taxi van Joni Mitchell uit 1970, die alweer enige tijd geleden volkomen verbouwd en daardoor geheel vernieuwd een hit werd voor de Counting Crows. Mooi? Jawel, maar het origineel vind ik toch mooier. Natuurlijk is dit van alle tijden. De grote klassieke componisten zijn in míjn tijd van verbeelding heel fraai verbouwd door de pop-jazz groep Ekseption. En ook Focus fluitist Thijs van Leer maakte een aantal aardige albums met bewerkt klassiek. Ekseption wist Beethovens 5e symfonie als The 5th tot een hit te maken. En wat zouden de grote componisten vinden van André Rieu?
Dit soort weetjes zeggen de meeste jonge luisteraars van de radio helemaal niks en daarmee wordt het duidelijk dat ik muzikaal in een bepaalde tijd ben blijven steken, maar het is iets wat iedereen van alle tijden bewust of onbewust gaat meemaken. Ja, het is van alle tijden. En mijn tijdsbesef zorgt dat ik ook niet zoveel op heb met house, hiphop of rap. Ik ben een ouwe folkie die de meeste ‘indie folk’ ook niet zo heel spannend vindt. Ik wil nog wel eens vallen voor symfonische bewerkingen van de hits van Procol Harum (The long goodbye), Pink Floyd (Objects of fantasy) of Kashmir, symphonic (Led Zeppelin). De nieuw uitgebrachte folkmuziek vind ik vaak niet slecht, maar haalt het toch niet bij de opwindende muziek van The Bothy Band, Altan, Tannahill Weavers, Silly Wizard en meer spannende groepen, die ik nu bestempel als de ‘gouwe ouwen’ van de folk van mijn hoogtij luisterdagen, mij realiserend dat dit alles volstrekt subjectief en zeer persoonlijk is. Alles is een kwestie van smaak.
In de loop er jaren is mijn smaak veel breder dan Celtic, Anglo-Saxson en American folk, mede veroorzaakt door mijn volksdanserij en radiowerk. De wereld heeft méér moois te bieden en ook de wereldmuziek is veranderd zoals dit plaatje van Ladaniva, wél modern maar toch ook nog dicht bij de traditie. Ladaniva is een multiculti groep met Armeense en andere culturele invloeden, zoals Balkan beat, Arabische en Afrikaanse invloeden en de ‘far east‘. Centraal staan de Armeense zangeres Jacqueline Baghdarian en de Franse Louis Thomas. De jazz en de Reggae zijn niet ver weg. De stem van Jacqueline is een hoog kind stemmetje maar toch niet per se irritant.
De eerste vijf nummers van de elf worden modern ingevuld, maar wel in het idioom van (veelal) Balkan-achtige wereldmuziek met soms een zweem van Indiase Bollywood, maar dat komt dan door die hoge stem in bepaalde melodielijnen waardoor de Armeense taal wat Indiaas lijkt in mijn westerse oren. Modern en toch etnisch verantwoord. Het tekstboekje is viertalig: Frans, Engels, Armeens en Russisch. De teksten gaan, naast natuurlijk liefd,e over strijd en vrijheid, innerlijke drang en vluchten. In Jako, het zesde nummer hoor ik pas het typerende Armeense ritme met de darabukka en een fluitje. Nee geen dhol, duduk, ud, kanun of kemanche, maar toch soms vage Armeense klanken. De blazers: trompet, klarinet, sax en tuba voeren overal de boventoon.
Ne do sna krijgt een traag reggaeritme mee. Veel nummers die wat sneller gaan krijgen toch een wat Balkan brass karakter, maar het geheel is toch afwisselender. Taiga, in het Russisch gezongen met balalaika-achtige klanken en een mooie klarinet komt mij het meest Armeens over. Shaker, ook zo’n Balkan brass nummer, gaat over suiker, eten maken en flirtparteitjes. Het achtergrondkoortje van drie is op sommige momenten ook best belangrijk. Partner Louis is hier voornamelijk trompettist. Speciale vermelding voor producer/arrangeur Jasper Maekelberg, die hier vijf instrumenten speelt en ook meezingt in het koortje. Het laatste, wat bombastische La montagne, maakt op mij een wat filmmuziek achtige indruk.
Kortom: een leuk plaatje met een vrolijke uitstraling. Een leuke wereldschijf, die het ook best aardig zou kunnen doen op dansfeestjes. Sommige nummers weten zich al gauw tot ‘oorwurmpjes’ te ontpoppen. Alles is licht verteerbaar, met een fraaie ballad in de vorm van Yerku mas, een zoektocht naar huis (of thuis?). Als ik moet kiezen tussen ‘heel aardig’ of ’veelbelovend ‘ voor deze eerste schijf, dan kies ik voor het laatste.
Ladaniva – Ladaniva (Jiguli Records (?) – 2023)