Er hing een grote poster bij de ingang van ons volksdansgebouw. In dit gebouw konden we elke dag een danscursus doen en was er een maandelijkse soos, waar iedereen elkaar gezellig kon ontmoeten onder het genot van een drankje en een dansje. We waren nog maar nét verhuist naar dit pand op uitdrukkelijk verzoek van de gemeente Amsterdam. Op de poster werd opgeroepen tot bestuursleden. Het laatste bestuur was de strijd met de gemeente helemaal zat en trad geheel af op één persoon na voor de overdracht.
Geen bestuur betekende géén cursus en cursusleiding; géén organisatie voor de maandelijkse soosavondjes en géén club om naar toe te gaan om gelijkgestemde mensen te ontmoeten en vrienden te maken. De poster hing er al even en weinigen spraken er over. Ik nam er even de tijd voor, want die stap maken betekent verantwoordelijkheid krijgen en nemen. Misschien was ik er tóch niet geschikt voor, maar aan de andere kant: géén danshuis en weer op zoek gaan naar zo’n plek met zo’n sfeer. Dus uit eigen gewin zei ik dus ja tegen mijzelf en de club, zoals vaker (waardoor ik tenor was geworden in een Balkankoor, maar daar zit ook weer een verhaal voor later aan vast). Soms doe ik dingen zónder dat ik weet of dat goed uitpakt, maar wél om er lol aan te beleven en zéker om iets te leren in de praktijk (neem nu dit schrijfsel).
Aan de bestuurstafel met zo’n acht personen werden de taken verdeeld. En mijn taak was de bar ‘runnen’ met de twee door het gemeentebestuur aangestelde ‘barkeepers’, waar ik nog veel mee te stellen kreeg met betrekking tot hun territorium én hun territoriumgedrag. Op een aantal soosavonden hadden we dansorkestjes in huis, maar dat kostte een lieve duit. Ik kreeg ineens een idee: onze dirigent was ook violiste in een Balkanband en muzikant in de band van Boudewijn de Groot. Op een avond had ik met haar een afspraak in een dicht bijzijnde kroeg. Ik vroeg haar of zij mijn docent wilde zijn bij een nieuw op te richten activiteit. Ik wilde een ‘platform’ voor Balkanmuzikanten. Ik had het idee dat veel volksdansers stiekem op hun zolder fluit, accordeon of gitaar speelden. Breng ze bij elkaar met Balkan bladmuziek, leer ze samenspelen (gelijk beginnen, gelijk eindigen, wat is een solo etcetera) en laat deze muzikanten de geleerde dansen spelen ’s avonds op de soos voor hun dansvrienden en dan heb je op den duur een eigen ‘huisorkestje’. En veel mensen hebben die middag en avond een hoop lol voor wat geld voor mijn docenten. Ikzelf was (nog) geen muzikant, maar haalde het geld op. Een woordje vooraf, een woordje achteraf met een flesje wijn en een enveloppe voor de docenten. Dan was iedereen tevreden, inclusief ikzelf. Naast Monique had ik Frank, die ik ook inschatte als docent voor de noodgevallen (misschien had Boudewijn wel werk voor Monique of werd het te druk voor één docent). Elke maand vooraf aan de soosavond waren zo’n 25 á 30 muzikanten verdeeld over twee ‘orkesten’ in de weer met drie dansmuziekblaadjes om de volksdansjes te leren spelen en arrangeren. Mét een koffie- en theepauze tussendoor in de bar die ik bestierde. Aan het eind van de workshop van die dag kwam iedereen bij elkaar in de bar vanaf de oefenplek in het grote gebouw om aan elkaar, per orkestje, het resultaat te laten horen.
Klarinetten, violen, accordeons, darabuka’s, gitaren, fluiten en nog veel meer instrumenten: van alles was er op afgekomen en de bespelers hadden er een hoop lol in. Meestal was er wel genoeg animo voor twee of drie orkestsamenstellingen. Ruim een jaar lang lukte het om deze activiteit te laten bestaan, maar dansers zijn niet zomaar muzikant en wegens tijdgebrek liep de animo terug. Mijn plan was niet echt geslaagd want: geen balorkest. Maar wél het plezier voor die periode. Enkele muzikanten zijn bij elkaar gebleven en werden een orkestje, maar géén balorkestje.
Op een zomerdag, aan een pizza op een terras in Amsterdam vroeg mijn gitaarspelende broer of ik ook een bassist kende. Hij was in dat laatst overgebleven orkestje gaan spelen, maar de vier muzikanten voelden zich muzikaal niet compleet. “Koop een contrabas en ik ga er wel achter staan” was mijn antwoord. “Ik heb nog wel wat tijd naast mijn werk en onderweg leer ik wel hoe dat werkt”. De rest is geschiedenis. Een aantal bandjes, vele podia en enkele cd’s verder ben ik nog steeds actief met deze hobby.
Misschien was zo’n start ook het begin van een geweldige samenwerking bij het Charivari Trio. Aanvankelijk speelden ze allerlei soorten wereldmuziek, met als voorkeur Balkanmuziek. De groep vormde zich in 1986 en tien jaar verder verscheen hun eerste wereldplaat. Gaandeweg ontwikkelden ze een voorliefde voor Zuid-Amerikaanse tradities, naast de Balkanzigeuners. Op hun laatste album Melodias del silencio is het een prominent geluid. Toen ik het schijfje opzette bracht het eerste stuk mij een aangename ervaring. Ik kende dat stuk, maar kon het nog niet helemaal thuis brengen. Het duurde even voordat ik een Latijns-omgedoopte versie van één van mijn jeugdherinneringen herkende. Een milongaversie (denk ik) van Verdronken vlinder, met de naar het Spaans vertaalde tekst van de grote dichter Lennaert Nijgh en de melodie van Boudewijn. Het begin van een geweldige luistertocht door Argentinië, Cuba, Venezuela maar ook Roemenië, Bulgarije, Turkije en Hongarije. Een wereldplaat van een wereldgroep. Gastspeler Janos Koolen bracht naast zijn mandoline ook een compositie mee, die niet écht aansluit bij de andere stukken, maar wél spannend is en wat ‘filmisch’ overkomt.
Bart Lelievelt componeerde ook een stuk en dat past meer bij de ‘latin’ sfeer. Muzikaal klopt alles: Roemeens of andere Balkanmuziekstijlen klinken als zodanig. Ook de latin klopt, maar de stem van Lelievelt die wat getormenteerd klinkt is te ‘klassiekerig’ voor de ruige Balkan, maar past beter bij de Zuid-Amerikaanse klanken.
Misschien klinkt de hele cd wat te klassiek, toch klinkt er virtuositeit én folk in door. De cd is ook onderhoudend genoeg. Alleen de Nederlandse tekst doet wat af van het karakter van het Turkse stuk op het album, maar het totaalgeluid van deze Melodias del silencio van dit Charivari Trio heeft een geheel eigen gezicht en is de moeite van het ontdekken waard.
PS: Leuk hoesje trouwens.