Een van mijn laatste vakanties, voordat ik definitief stopte met vliegen vanwege toenemend milieu besef en het logische gevolg van vliegschaamte, was samen met vrienden die we in een reisgezelschap in Albanië hebben ontmoet. Zij zijn groot fan van mijn toenmalige Demo dansgroep Paloina en missen geen voorstelling zeggen ze.
Leuk hoe ik later positief wordt geconfronteerd met een facet van mijn actieve verleden. Ze wonen bij mij in de buurt en we trekken regelmatig samen op. Zo ook onze gezamenlijke reis naar Kroatië. En zij zijn het reizen nog steeds niet zat, dus zal ik ze mijn bezwaar niet aanpraten. Voor mij was deze reis een ’trip down Memory Lane’, want aan het begin van mijn amateur danscarrière ben ik wel zes jaar achtereen naar Tito’s Joegoslavië geweest. Dat jaar vond ik een reisbureautje dat in de rondreis ook de altijd gemiste brug in Mostar had ingepland. Samen met m’n vriendin en onze reislustige vrienden gauw geboekt. En ik bedacht mij meteen ook dat we dan kwamen in het land van het zangstuk Ladarke.
Ook in een achteruitkijkspiegel naar mijn verleden herinner ik mij nog mijn zangactiviteit als tenor bij Balkankoor Papucska. Bij optredens was dit zangstuk ons vaste slotnummer: een fenomenaal stuk van wel ruim zes minuten. Vierstemmig gezongen met in het stuk, op één moment, diverse ritmen door elkaar gezongen en twee solopartijen met veel afwisselingen tussen mannenzang en vrouwenzang, vraag- en antwoordmomenten. Kortom: een moeilijk stuk om in te studeren, en een genot om op te voeren en succes mee te hebben.
Het stuk hadden we ‘geleend’ van het Kroatische dans-, muziek- en zangensemble Lado. In hun eigen land (en ook wel daarbuiten) wereldberoemd.
Hun voornaamste traditionele ’uiting’ was de tamburica traditie; speciale string ensemble muziek met speciale instrumenten met de naam tambura. En in diverse vormen als: bas , alto, contra, bratch en prima tambura. De muziek van deze grote Lado groep is in Nederland haast niet te vinden en ik had alleen wat lp’s, maar niet één met dat favoriete stuk Ladarke. Dus onze reis had voor mij een ‘dubbele agenda’. Ik was in ‘Ladoland’ Kroatië, dus moest ik ook speuren naar de cd’s van mijn favoriete groep.
En ja hoor, aan het begin van mijn reis was het raak. Binnen het reisschema werden we enkele uren losgelaten in Zagreb, geboortegrond van de groep Lado. Mijn verzameldrift werd gelijk aan mijn speurneus gekoppeld en verdomd, in een redelijke winkelstraat was het raak. Ik zag al gauw het icoon van een lp-schijf en mijn vrienden waren mij kwijt. Ik moest nog kiezen uit een stapel cd’s waar ik verlekkerd naar zat te staren. Maar de prijs van de Kroatische dinar was aan het begin van de reis niet makkelijk te vertalen in euro’s, dus hield ik het maar bij drie cd’s.
Deze snaartraditie is in een ver verleden geboren ergens in Siberië en in de eeuwen daarna met volksverhuizingen uiteindelijk geaard in Noord-Joegoslavië – nu Kroatië en het grensgebied met Hongarije. In de loop der jaren zijn er ook plekken in Hongarije waar de Noord-Slaven terecht zijn gekomen, maar daarover later meer.
De vakantiereis liet ons nog sporen zien van de Balkanoorlog in ’91, want opknappen kost nu eenmaal geld. Mijn herinnering draaide op volle toeren. Plaatsen als Split, Dubrovnik en namen als Pag, Zadar gaven mij inderdaad de mooiste herinneringen. Maar bij Split ging het mis. De bus stopte aan de rand en wij werden weer losgelaten richting de stad, aan de hand genomen van een gids. Een massa aan toerisme kwam mij als een walm tegemoet, daar waar in de tachtiger jaren dit fenomeen nog niet zo sterk het mooie landschap had geteisterd.
Het karakteristieke marmeren stadje was vergeven van ‘onze soort’. Onze groep lieten we bij onze gids en op eigen onderzoek stuitten we op een koortje dat mooie a capella, traditionele, close harmony liet horen. Mijn jarenlange interesse in volksmuziektradities vertelde me dat dit clapa muziek was; alleen te beluisteren in Dalmatië, aan de kust van Kroatië. Niet zó bekend buiten de streek, maar wel erg mooi om aan te horen en meestal uitgevoerd door kleine mannengroepen. Over de liefde natuurlijk, maar ook over sociale zaken in de regio. Nét als de Corsicaanse paghiela’s, maar dan niet in grote koorgezelschappen zoals het op dat eiland de traditie is.
De reis was voor mij nostalgisch, maar het overaanwezige toerisme vormde een nieuwe gedachtestroom bij mij. Het ‘file’ lopen binnen de muren van Dubrovnik zorgde ervoor dat ik niet goed van de stad kon genieten, door al het geschreeuw van al te grote groepen achter de vele vlaggetjes van de gidsen, een spoor van papier op de grond achterlatend. En de massastroom over de brug van Mostar gaf mij duidelijk de conclusie: toerisme = milieuvervuiling. Dus dáár begon het voor mij te knagen. Mijn reis naar Georgië wat later, inclusief een landelijk Georgisch TV-optreden als onderdeel van een koor, zou mijn laatste vliegreis worden.
Terug naar de eerder genoemde tamburica traditie. In Hongarije zijn sommige muzikanten altijd geïnteresseerd geweest in deze Slavische muziekcultuur. Jaren geleden was er de groep Vujicsics, met medewerking van folk diva Martha Sebestyen. Zij maakten tamburica muziek, aangevuld met Macedonische traditionele muziek. En de voorlaatste cd van ‘onze’ Amsterdam Klezmer Band, het meesterwerk Szikra, is gemaakt in samenwerking met de Hongaarse tamburica groep Söndörgö. Anno nu is er de groep Babra, die ook z’n muzikaliteit leent aan deze levende en levendige traditie.
In coronatijd fietste ik op goed geluk langs mijn ‘dealer’, want er zijn momenten waarin (muzikale) afkickverschijnselen té hevig zijn. Het geluk lachte mij toe. De zaak had maar een kort schrikmomentje gehad en via een speciale looproute kwam ik bij mijn geliefde folk- en wereldmuziekafdeling. Ik liet mijzelf los in de afdeling als ware het een snoepwinkel. Zonder doel, maar met een niet te stillen honger op zoek naar nieuwe muziek.
Al gauw had ik alweer een stapeltje cd’s om ‘vóór te beluisteren’, maar corona verbood deze laatste handeling. Het ritueel voor de aanschaf van de nieuwe juwelen. Dan maar een gruwelijke beslissing van wat mee mocht, zonder langs de degelijke ballotagecommissie (mijn oren) te zijn geweest. De groep Babra had geluk. Mijn kennis van hun muziekinstrumenten op het hoesje verried hun muzikale richting naar de tamburica muziekcultuur, waarbij de nadruk ligt van hun stringgeluid altijd ligt bij de hoge, mandoline-achtige sound van de tambura. Soms krijgt het nog hogere geluid van de baglama (anders als de Turkse vorm) alle aandacht.
Babra is in 2014 samengesteld in Budapest in een tijd dat opkomend nationalisme in dat land alle andere culturele uitingen dan de Hongaarse de kop in werden gedrukt. Maar Babra is een veelgevraagd orkestje bij de vele danshuizen, typerend voor Hongarije, waar de Slavische minderheid wél welkom is. De groep haalt z’n muziekmateriaal uit de eigen omgeving rond Budapest, waar veel Noord-Slaven wonen. Dit is weer een zeer prettig plaatje vol zalige zigeunernoten en onregelmatige maatsoorten; mooi opgenomen, waarbij de meeste instrumenten duidelijk te horen zijn. Het laatste stuk, Lepi Ivo, verraadt de herkomst van hun achterland Roemenië, maar wordt fraai gekoppeld aan het vocale tamburica-deel. Waar het opvalt dat Veronica Varga, de enige vrouw in dit vijftal, een hele mooie, ietwat nasale sopraanstem heeft. Dit sneltreingeluid op deze cd verveelt mij niet gauw, temeer omdat er geen gekende Balkan standaards worden gespeeld.